Duizend zevenhonderd jaar Edict van Milaan, 1.700 jaar godsdienstvrijheid
Uit een vraaggesprek van Jan De Volder met Pierre Trouillez
Weinigen in ons taalgebied zijn zo beslagen op het gebied van de geschiedenis van de kerk in de Oudheid als Pierre Trouillez (66). Bij 1.700 jaar Edict van Milaan gingen we hem opzoeken in Diest, waar hij meewerkend priester is in de Onze-Lieve-Vrouweparochie.
Het Edict van Milaan van 313 geldt als een mijlpaal in de kerkgeschiedenis. Terecht?
“Zeker. Maar meer nog dan de tekst zelf, was de manier waarop keizer Constantijn (280-337) ermee omging, bepalend. Het eigenlijke Edict, uitgevaardigd door de westerse keizer Constantijn en zijn oosterse ambtsgenoot Licinius, is neutraal van toon en geeft godsdienstvrijheid aan alle geloven. Ook het christendom wordt voor het eerst een ‘religio licita’, een toegestane godsdienst. Heel snel begon Constantijn de christelijke kerk evenwel te bevoordelen. Niet met één wet, maar met een soort salamipolitiek van geleidelijke maatregelen.”
Zoals?
“Hij ondersteunde de kerkenbouw in heel het Rijk. Overal werden prachtige basilieken opgetrokken, niet het minst in het door hem gestichte en naar hem genoemde Constantinopel. Onder impuls van zijn moeder, de heilige Helena, werd Jeruzalem een belangrijke bedevaartplaats. De zondag werd een officiële feestdag. Bisschoppen werden rijksdignitarissen en de clerus werd vrijgesteld van gemeenschapsdienst. Na een tijdje liet Constantijn ook het Christus-teken (de Griekse letters chi en ro, nvdr) op de munten slaan.”
Wat maakt dat Constantijn zo’n boon had voor het christendom dat hij zozeer begunstigde?
“Om politiekopportunistische redenen moest hij het alvast niet doen. In 313 waren de christenen nog maar een kleine minderheid, zo’n acht procent van de bevolking. Weliswaar waren er in het Oosten gebieden en steden die al sterk christelijk waren, maar in het Westen was dat helemaal niet het geval. In ieder geval vormden de christenen geen staat in de staat, die een gevaar zou vormen voor de gevestigde machten. Veel meer riskeerde hij met zijn begunstiging van de christenen, een opstand uit te lokken bij de heidense elite in leger en magistratuur. Het mag een wonder heten dat zoiets niet is gebeurd.”
Waarom doet hij het dan toch?
“Volgens de overlevering was dat te danken aan de overwinning op zijn rivaal Maxentius op 28 oktober 312 bij de Milvius-brug in Rome. Hij had een kruisteken laten aanbrengen op de wapenuitrusting van zijn soldaten nadat hij in een droom ‘in hoc signo vinces’ (in dit teken zal je overwinnen) had gezien. Het kan zijn dat hij daar een spirituele ervaring heeft gehad, maar dat valt voor een historicus niet exact te constateren. Wat vaststaat, was zijn grote bewondering voor de universaliteit van het christendom, dat in heel het Rijk aanwezig was, en voor de stevige hiërarchische kerkstructuur rond de bisschoppen. Bovendien maakte zijn religieuze opvoeding hem ontvankelijk voor het monotheïsme.”
Hoezo?
“De sfeer in het huisgezin waar hij opgroeide, bij zijn vader Constantius Chlorus en zijn moeder Helena, was al monotheïserend. Door de crisis van het Rijk, dat in zijn voegen kraakte, had het klassieke Romeinse veelgodendom bij de intelligentsia afgedaan. Die was op zoek naar één goddelijk beginsel. In die dagen deed de cultus van de ene Zonnegod veel opgeld. Van daaruit was een stap naar het christelijke godsgeloof minder groot dan vanuit het veelgodendom.
Tot zover Jan De Volder en Pierre Trouillez.
’Ik vrees voor breuk in katholieke kerk’
Uit een vraaggesprek van Frans Crols met Jan Wuyts
Jan Wuyts is een halve eeuw priester en pleit strijdvaardig voor de Jezuskerk. De machtskerk blijft in 2013 wettisch, massief en obsessioneel bezig met bijkomstigheden zoals het afwijzen van vrouwelijke priesters en de verdediging van het celbaat. Oud-deken van Leuven Wuyts vreest voor een breuk als de hiërarchie doof en star blijft.
Voor Wuyts is de katholieke kerk een sacraal instituut geworden met een sterk hiërarchische structuur en ze heeft alle kenmerken van de religie die door Jezus kritisch werden bekeken. In hoeverre kan deze kerk en vooral de feitelijke gang van zaken in deze kerk de toets doorstaan van het evangelie, vraagt hij zich af.
Staat de katholieke kerk voor een schisma?
“Daar ben ik bevreesd voor. Schisma is een groot woord, maar een breuk? Er groeit onmiskenbaar al polarisatie. Radio Maria bijvoorbeeld heeft een dankbaar publiek bij zieken en bejaarden. De zender levert prachtig werk, was daar niet de ondertoon en soms de boventoon van restauratie. Jonge priesters dragen graag de Romeinse boord als teken van hun bijzondere positie in de kerk. Ik hoop dat ze vooral te herkennen zijn aan hun levensstijl en hun boodschap; dat ze in overeenstemming met hun roeping getuigen van Jezus’ leven, lijden en sterven, en van de vreugde om zijn verrijzenis. De recente grote enquête onder de Vlaamse gelovigen toont aan dat een groot aantal mensen de officiële standpunten van de kerk niet volgt. Onze bisschoppen leggen in hun recente brief de nadruk op het navolgen van Jezus. Dat is prima. Onze kracht is onze eenheid en een grote vraag is: hoe ver kan verscheidenheid gaan zonder dat de eenheid wordt aangetast?”
Tot zover Frans Crols en Jan Wuyts.
De Stichting Boghossian
Uit een artikel van Frans Crols
De Boghossians zijn christenen en hebben de Armeense genocide, drie Arabisch-Israëlische oorlogen en 17 jaar burgeroorlog in Libanon overleefd. De Stichting Boghossian ijvert in Brussel voor de toenadering tussen Oost en West
Jean Boghossian: “We zijn met de huidige generatie Boghossians op zoek gegaan naar onze wortels in de Turkse stad Mardin bij de Syrische grens. Een prachtige streek met christelijke kloosters en een seminarie. In het zuidoosten van Turkije woonden Armeniërs, Maronieten, Suriani, allemaal oosters-christelijke godsdiensten die ter plaatse fel zijn uitgedund door vervolgingen. Armenië was het eerste land waar het christendom staatsgodsdienst werd (301), voor het Romeinse Rijk, onder keizer Constantijn (313).”
Tot zover Frans Crols en Jean Boghossian.