woensdag 1 december 2010

Meer Dan Katholieke Missiegeschiedenis

(Gelezen In Tertio Van 17 November 2010)
Uit een artikel van Jan De Volder
Dit artikel sluit aan op de reeds gepubliceerde fragmenten in Kerk & leven uit het boek van David Van Reybrouck: Congo. Een geschiedenis.
De religieuze geschiedenis van koloniaal Belgisch Congo leek lang alleen een zaak van voortschrijdende katholieke missionering. Recent onderzoek en nieuwe inzichten leggen evenwel een verrassende verscheidenheid bloot.

Spanningen achter de façade
Koloniale overheid en katholieke missies werden lang gezien als een blok. De zogenaamde ‘koloniale drievuldigheid’ - het verbond tussen staat, kerk en economie - vond elkaar in Congo in het beschavingswerk van de ‘mission civilisatrice’. De klassieke versie van drie handen op een buik, klopt maar ten dele. Want achter die façade gingen toch veel spanningen schuil. De kapitalistische economie die handel en politiek op het oog hadden, viel niet zomaar samen met de heilseconomie die de kerk en de missies voor ogen stonden. Er waren spanningen tussen overheid en missie, binnen de administratie tussen gelovigen en vrijzinnigen, tussen hervormers en conservatieven, binnen de missie tussen katholieken en protestanten, maar ook nogal wat rivaliteiten tussen de katholieke missiecongregaties onderling. En dat ondanks het territoriale principe waarbij het hele missiewerk in hele gebieden aan een congregatie was toegewezen.
Met de steun van het Vaticaan was er een project om van Congo een echte katholieke staat te maken waar de kerk een soort staatskerk zou zijn. Ook toen de Belgische Staat het beheer van Congo in 1908 overnam, bleef er een uiterst nauwe band bestaan tussen de politieke macht en de katholieke kerk. Een band die je in geen andere kolonie aantreft. Daardoor kreeg het christendom de overhand op de islam, die werd teruggedrongen, en kreeg het katholicisme de overhand op het protestantisme.

De missionarissen hebben nooit een radicaal racistisch denken voorgestaan, want hun einddoel was toch de creatie van autonome Afrikaanse kerken. Het idee was dat de Afrikanen met de tijd het niveau van de Westerse beschaving zouden bereiken. Maar dat had geen haast.
Dat verklaart meteen waarom de Belgische missionarissen die zoveel energie en tijd in onderwijs van de Congolezen hebben gestoken, amper werk maakten van de vorming van een elite. Zo was Congo toen het in 1960 onafhankelijk werd, een land met amper inlandse intellectuelen en gevormde kaders. Dat was in de Franse of Britse kolonies toch beter. Bestuur en missie in de Belgische kolonie waren uitgesproken paternalistisch, meer nog dan in andere landen. Zowel de hiërarchische overheid als de missionarissen op het veld hadden het idee dat ze alle tijd van de wereld hadden. Pas vanaf de jaren 1950, toen de onafhankelijkheidsgedachte overal ter wereld opgeld deed, maakte de katholieke kerk versneld werk van de vorming en de wijding van een inlandse clerus.

Tamtams in de kerk
Toch was het Congolese perspectief zeker niet eenduidig. We mogen niet vergeten dat vele Afrikaanse bekeerlingen die het christendom hadden omarmd, radicaal wilden breken met de Congolese-Afrikaanse cultuur. Alvast de eerste generatie bekeerlingen was daarin vaak veel radicaler dan de toenmalige missionarissen. Daardoor was de verzoening tussen het christendom en de Afrikaanse cultuur - zoals die vorm kreeg in de inculturatiegedachte die na het Tweede Vaticaans Concilie dominant werd - lang geen evidentie. Sommige missionarissen mochten dan aandringen dat de gelovigen hun tamtams zouden meebrengen naar de kerk, velen vonden dat geen gelukkige gedachte.
Toch waren er ongetwijfeld terreinen waar traditionele Afrikaanse cultuur en de christelijke boodschap elkaar vonden. Bijvoorbeeld de gezondheidszorg. De kolonisator introduceerde er de westerse geneeskunde die nog niet zo gek lang op wetenschappelijke leest was geschoeid. Die Europese bekommernis om de gezondheid spoorde goed met de traditionele Afrikaanse bekommernis om alles wat genezing en vruchtbaarheid aangaat. Daar zie je een zekere affiniteit tussen moderne en traditionele geneeskunde.
De Congolezen van vandaag associëren het katholicisme allang niet meer met de koloniale onderdrukking. Ook de intellectuelen zien wel in dat de katholieke kerk veel Congolezen een degelijke vorming heeft gegeven en dat nog doet. Toch leeft de overtuiging dat de wijze waarop de missionering verlopen is, waardevolle elementen van de traditionele Afrikaanse cultuur heeft vernietigd. De verdienste in onderwijs en gezondheidszorg is onmiskenbaar. Maar de naastenliefde die werd gepreekt, werd en wordt in de praktijk helaas niet altijd beleefd.

Messianistische heilsbewegingen
De bekendste beweging in Congo is ongetwijfeld het kimbanguïsme, genoemd naar Simon Kimbangu. Hij werd geboren in 1889 in Nkamba, in de Bas-Congo, en stierf in een koloniale gevangenis in 1951. Zijn volgelingen werden, ondanks hun radicale geweldloosheid, genadeloos vervolgd en verbannen. Kimbangu had niet toevallig zijn vorming gekregen van baptistische missionarissen. Maar zijn denkbeelden sloten ook aan bij enkele prekoloniale bewegingen, zoals de zogenaamde ‘Antoniens’. De prediking van Kimbangu kreeg navolging. Zijn religieuze discours had ook een sterke politieke dimensie. Zo benadrukte hij de evangelische omkering van de laatsten die de eersten worden, en de eersten die de laatsten worden. Voor hem stond het vast dat de positie van de blanken op een dag die van de zwarten zou zijn en omgekeerd. De koloniale overheid verbood het kimbanguïstische liederen te zingen. Na de onafhankelijkheid promootte Mobutu het kimbanguïsme als een authentieke Congolese godsdienst. Nu nog zijn ze naar schatting goed voor 10 procent van de Congolese bevolking.

Een omgekeerde jihad
Dat er in de voormalige Belgische kolonie en mandaatgebieden ook een significante groep moslims leefde en leeft, is een van de blinde vlekken in het collectieve bewustzijn. De islamisering van Congo begon kort voor het Congres van Berlijn in 1884 en het kolonisatieproces door België. In het spoor van slavenhandelaars uit Zanzibar en Oost-Afrika zette de islam voet aan de grond in Congo. De Belgische verovering die ook een militaire campagne inhield tegen de slavenhandelaars, ging die evolutie tegen en duwde de islam terug naar het oosten. In zekere zin kun je het terugdrijven van de moslims beschouwen als een omgekeerde jihad.

Moslimstad Bujumbura
De slavenhandelaars werden verdreven, maar de achtergebleven slaven werden gehergroepeerd. Zo kreeg je grote kolonies moslims in de steden langs het Tanganyikameer. Zeker tot 1930 was de stad Bujumbura, de hoofdstad van het huidige Burundi, vrijwel 100 procent moslim. Die moslims die grotendeels uit Congo afkomstig waren, vonden aansluiting bij de Swahilicultuur van Oost-Congo. Toen België na de Eerste Wereldoorlog het ook in Burundi voor het zeggen kreeg, verminderde het aandeel van de moslimbevolking in het groeiende Bujumbura snel en werden ze geleidelijk een minderheid. Als Swahili vielen ze buiten de traditionele etnische opdeling tussen Hutu-, Tutsi- en Twa-bevolking.

Pestbelasting
‘Overtollige vrouwen’ die niet gehuwd waren, werden speciaal belast omdat ze als prostituees werden aangezien. Maar heel wat moslima’s leefden een perfect eerbaar leven in een polygaam huwelijk, maar konden daardoor niet worden geregistreerd als gehuwd. Het is merkwaardig dat net moslima’s die wij als een passieve groep beschouwen, als eersten in opstand kwamen.
De rol van de Burundese moslims raakt met de onafhankelijkheid van Burundi snel uitgespeeld. De autochtone Burundezen beschouwden de Swahilimoslims immers als een vreemde groep die destijds uit Congo was geïmmigreerd. Daardoor kregen ze niet dezelfde rechten en speelden ze geen rol van betekenis meer. Daarmee kent de moslimminderheid in Burundi een omgekeerde beweging van die in Oost-Congo. Die laatste kreeg pas na de dekolonisatie van 1960 weer enige ademruimte.

Politieke rol
In een stad als Bujumbura vormen de moslims tegenwoordig naar schatting nog een kwart van de bevolking, al zijn precieze cijfers sinds de burgeroorlog niet voorhanden. Ze zijn wel goed zichtbaar: met Libische steun werd nog een grote moskee gebouwd en de oproepen tot het gebed door de muezzin zijn in heel de stad hoorbaar. Vooral in de handel en het transportwezen spelen de moslims een vooraanstaande rol. Ze worden hoe langer hoe meer beschouwd als een aparte etnische identiteit, waardoor ze buiten de Hutu-Tutsi-verdeling vallen.
Ook in Rwanda kreeg de kleine Swahilische gemeenschap veel waardering omdat ze buiten de genocide van 1994 kon blijven.