Als missionaris, priester en bisschop is hij zowel een voorloper als een kind van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Dat maakte hij mee vanaf de eerste rij als lid van de subcommissie liturgie. Ook later, onder meer als ondervoorzitter van Pax Christi, bleef hij de intuïties van het Concilie altijd trouw. Zo zette hij zich sterk in voor de oecumenische en interreligieuze dialoog. “In Congo dachten ze soms dat ik protestant was geworden.” Altijd is hij voorstander gebleven van het wijden van gehuwden, ook van vrouwen. “Het zou zo moeten gaan als voor de bisschoppen: dat je je priesters kiest uit de goed gevormde leken, die ervoor in aanmerking komen.” Volgens hem is er weinig heil te verwachten van het vasthouden aan het exclusieve mannelijke en celibataire priesterschap. Als een ontgoocheling zijn leven tekent, dan wel de “vele remmen die de uitvoering van het Concilie hebben belemmerd”. Toch is hij niet verbitterd: zijn oordeel is mild, zijn benadering spiritueel. “Samen vieren rond het altaar blijft mijn grootste vreugde.” (Jan De Volder in TERTIO)