Geschiedenis
Het begin van de geschiedenis van God valt samen met het begin van de beschaving zoals wij die kennen. De historici zijn het er over eens dat deze moet zijn begonnen in de periode dat de aarde na de laatste IJstijd opwarmde, zeg maar zo’n 10.000 jaar v.C.. Die temperatuursverhoging maakte het menselijk bestaan gemakkelijker in een veel groter gebied dan voordien het geval was. Dat betekende bijvoorbeeld dat de mensen die zich tot dan toe uitsluitend in leven hadden gehouden met de jacht en het verzamelen van vruchten en noten de landbouw begonnen te ontdekken. Daardoor konden de volgende generaties hun nomadische bestaan langzaamaan verruilen voor het leven op een vaste woonplaats. Zo ontstonden kleine gemeenschappen, versterkte plaatsen, die na lange tijd uitgroeiden tot kleinere en grotere steden.
Vruchtbaarheid was voor deze nomaden en landbouwers van levensbelang. Daarom waren godinnen aanvankelijk belangrijker dan goden. Maar geleidelijk aan veranderde dat en maakten de godinnen plaats voor goden. Deze ontwikkeling liep voor een deel parallel aan het ontstaan van steden en de ontwikkeling van een centraal gezag dat grote gebieden beheerste. Zij nam enkele duizenden jaren in beslag en speelde zich onder andere af in India, Egypte en het Midden-Oosten, met name Mesopotamië. Dat woord stamt af van het Grieks en betekent tussen de rivieren, de Eufraat en de Tigris, in het hedendaagse Irak. De meeste geleerden zijn het er over eens dat Ur de stad was waar Abraham vandaan kwam. Hij was het met wie God, Jahweh een verbond sloot.