Mgr. Piero Marini, thans in het Vaticaan verantwoordelijk voor de eucharistische congressen, was in de jaren 1970 secretaris van aartsbisschop Bugnini, de eigenlijke architect van de liturgische vernieuwingsoperatie en de voorman van het orgaan dat vernieuwing moest uitvoeren. In 1975 viel de dynamiek die mgr. Bugnini op gang had gebracht, plotseling stil.
Volgens Marini is het proces nooit afgerond: “De Kerk blijft te hervormen. De inhoud van de liturgie is weliswaar overal dezelfde, maar de uitdrukking gebeurt in de taal en de cultuur van de gelovigen. Als pauselijk ceremoniarius kwam ik overal in de wereld en ik meen oprecht dat we er in zijn geslaagd de liturgie lokaal te verankeren en toch de eenheid met Rome te bewaren.”
Experimenteren was in de jaren 1970 noodzakelijk, zo stelt hij, al werd dat begrip onder Nederlandstalige katholieken ruim geïnterpreteerd. “Bij jullie groeide een veelheid aan teksten voor de eucharistie, een verkeerd begrepen verwijzing naar de tijd dat iedere priester zijn eigen gebed had. Dat was nooit de bedoeling.”
Tegelijk apprecieert mgr. Marini het enthousiasme van vlak na het concilie: “Dat ontbreekt vandaag. We zitten thans veeleer in een fase van meditatie en verstilling. Maar de weg die het concilie insloeg, is onomkeerbaar.” (Erik De Smet in KERK & leven AARTSBISDOM)