24 februari: Sint Mathijs breekt het ijs.
Christus was als een planeet omgeven door een ring van twaalf apostelen met daaromheen een krans van 72 discipelen. Door het verraad en de zelfmoord van Judas Iskariot bleven maar elf apostelen over en, misschien geïnspireerd door de twaalf stammen van Israël, deed Petrus na de hemelvaart van Christus het voorstel om het oude aantal weer vol te maken met één van de discipelen. Het zou iemand moeten zijn die zoveel mogelijk wonderen en toespraken had bijgewoond, opdat hij uit eigen aanschouwing kon getuigen. Men vond twee goede kandidaten, Barnabas en Matthias. De apostelen baden en lieten toen het lot beslissen, dat Matthias als vervanger van Judas aanwees.
Als toegevoegde apostel deelt hij maar half in de glans en de legendenrijkdom van de anderen, zijn leven en dood spelen zich af in een schemergebied. Dat hij jarenlang in Judea heeft gemissioneerd, komt in alle bronnen voor, maar vervolgens signaleert de ene overlevering hem in Ethiopië, de andere in de Balkan, de derde bij de Kaspische Zee, en over zijn marteldood zijn de gegevens niet minder tegenstrijdig. Tenslotte heeft men er twee gecombineerd: een halve steniging gevolgd door een hele onthoofding, jaartal onbekend. Verder zijn de anekdoten over Matthias (een blindmakend brouwsel in naam van Christus drinken zonder blind te worden, dat soort verhalen) allemaal ook over andere heiligen bekend. Typerend voor zijn situatie is dat zelfs zijn feest kan veranderen, want in de schrikkeljaren schuift het een dag op. Vereerd wordt hij voornamelijk in Duitsland doordat keizerin Helena (18 augustus) zijn relieken van Jeruzalem naar Trier overbracht, in haar tijd een belangrijke stad, waar ze nog rusten in de Matthiasabdij.
(Uit Alle Heiligen van Wim Zaal)
C.L.