Uit een standpunt van Frederique Vanneuville
De Vismooil’n kregen via sociale en andere media de volle laag met beschuldigingen van antisemitisme, vele vanuit joodse hoek, maar ook de Europese Commissie reageerde geschokt, evenals Unesco, die Aalst Carnaval in 2010 als immaterieel erfgoed erkende. Verontwaardiging alom, in beide richtingen, want er was ook onbegrip voor de commotie.
Burgemeester D’Haese bleef herhalen dat het geenszins de bedoeling was joden te schofferen. Maar dat goede bedoelingen niet volstaan, weet een klein kind. Waren de internationale reacties overtrokken? Ja, toch wel, maar in tijden van internet en sociale media is het moeilijk de specifieke context en modaliteiten van Aalst Carnaval over te brengen aan eenieder die van hier tot in Amerika de beelden van de bewuste praalwagen onder ogen krijgt.
Lange tenen? “Zere tenen”, corrigeerde Terry Davids, directeur van Joods Actueel in Van Gils & Gasten op één. Littekens van eeuwenlange vervolging. Christenen moeten daar een bijzondere gevoeligheid voor hebben. Enerzijds is het christelijke geloof geënt op het joodse geloof, anderzijds heeft de christelijke traditie onder meer met tal van jood-onvriendelijke evangeliepassages van in het begin munitie geleverd voor anti-joodse gevoelens, met Joannes 8,44 – “Jullie zijn kinderen van de duivel” – als ongemakkelijk hoogtepunt. Zelfs al had de evangelist “het niet zo bedoeld”, zijn straffe bewoordingen hebben eeuwenlang interpretaties gevoed die nefast waren voor het joodse volk.
Aalst Carnaval is allang geen kerkelijk feest meer, carnaval is allang niet meer de opmaat naar de beschuldiging van Godsmoord met Pasen en paus Franciscus benadrukte vorige week in een audiëntie met de American Jewish Committee nog maar eens het kerkelijke standpunt dat antisemitisme voor een christen een complete contradictie is.