woensdag 15 november 2017

Gelezen In Tertio Van 2 November 2017

“We willen ten einde toe gezien en gehoord worden”

Uit een vraaggesprek van Frederique Vanneuville met hoogleraar medische ethiek Chris Gastmans (KU Leuven) over vijftien jaar euthanasiewet.

Euthanasiecijfers

“De cijfers tonen een gestage toename van het aantal euthanasiegevallen – bijna een vertienvoudiging in de jongste tien jaar – en die blijken nog niet te stagneren. De wet werd vijftien jaar geleden gelegitimeerd vanuit uitzonderingssituaties – zogenoemde hard cases. Zijn die nu feitelijk toegenomen tot zo’n 4.000 gevallen per jaar? Dat komt neer op 4,6 procent van alle overlijdens.”

Hoe duidt u die trend?

“Als euthanasie die uitsluitend bedoeld was voor hard cases geïntegreerd geraakt in levenseindezorg, wordt dat steeds meer een ‘normale’ praktijk. De volgende stap is dan dat die praktijk routine wordt. Ik ben niet juist geplaatst om te zeggen of we daar al zijn, maar die evolutie moet nauwkeurig in de gaten worden gehouden. Artsen voelen in de praktijk bijvoorbeeld al dat ze het niet verlenen van euthanasie sterker moeten legitimeren dan het uitvoeren ervan.

“Veel heeft ermee te maken dat euthanasie tegemoet komt aan het beeld van ‘het nieuwe sterven’: van korte duur, gestuurd door autonomie en zonder lijden. Dat beeld wordt een sociale constructie, een maatschappelijk denkbeeld dat neersijpelt in de hoofden van de mensen die ervan overtuigd geraken dat het de enig goede manier is om over het levenseinde te denken. De volgende stap is dan dat euthanasie die dit ‘nieuwe sterven’ mogelijk maakt, als een recht wordt gezien, al is dat wettelijk helemaal niet het geval.”

Is het niet begrijpelijk dat het ‘nieuwe sterven’ positief geduid wordt?

“Het probleem is dat het iets misleidends heeft en extra lijden kan teweegbrengen. Want elke rimpeling, elke ambiguïteit die inherent is aan het stervensproces, wordt daardoor gepercipieerd als lijden waarvoor euthanasie de oplossing is. Zo krijg je almaar grotere vraag naar euthanasie want elke oneffenheid wordt gezien als onaanvaardbaar en absoluut te vermijden. Een negatief neveneffect daarvan: indien een arts in zo’n geval niet op de euthanasievraag ingaat, verdwijnt de patiënt soms van de zorgradar en gaat hij elders te rade, soms met nare gevolgen voor de patiënt als euthanasie dan - zoals soms gebeurt – incompetent wordt uitgevoerd.”

“Kijk, het is alvast een van de ‘lessen uit België’ dat er een dynamiek is die we na vijftien jaar niet kunnen ontkennen: als je euthanasie wettelijk mogelijk maakt voor de hard cases – waarmee het debat in alle landen begint -, zullen de criteria van ondraaglijk en medisch uitzichtloos lijden almaar breder worden geïnterpreteerd. Dat brengt vroeg of laat sowieso een uitbreiding naar minder uitzonderlijke gevallen en andere patiëntengroepen teweeg – wilsonbekwamen, psychisch lijden, dementie en zelfs levensmoeheid. Mijn boek kan ertoe bijdragen dat andere landen daar niet naïef in zijn. Normalisatie is een onvermijdelijk proces, hoezeer men ook benadrukt dat de wet alleen voor uitzonderlijke gevallen is bedoeld.”

Levensmoeheid, hoe gaan we daarmee om?

“In ieder geval niet met een zorgtechnische oplossing. Bijvoorbeeld in een rusthuis meer in animatie voorzien zodat mensen zich minder eenzaam zouden voelen, werkt niet. Woonzorgcentra focussen sterk op meetbare kwaliteit van zorg en dat is op zich goed. Ouderen zijn evenwel geen behoefte-wezens, maar zin-wezens. Mensen willen ten einde toe echt gezien en gehoord worden. Als die ervaring er niet is, mogen we zoveel behoeften bevredigen als we willen, maar gelukkig worden we er niet van. Dat geldt voor elke levensfase en is een essentieel element in levensmoeheid. Zorgverleners moeten ervan overtuigd zijn dat het aangaan van een authentieke zorgrelatie cruciaal is voor het geluk en de levenskwaliteit van ouderen.”

Tor zover Frederique Vanneuville en Chris Gastmans.