Een priester kan echt leven en gelukkig zijn, want
in God worden hem alle mensen gegeven, om lief te
hebben en om bemind te worden. Hij is niet alleen
van en voor God, hij is ook wezenlijk van en voor de
mensen. Hij is bij de mensen die zichtbaar geworden
troost, de mildheid, de voelbaar geworden goedheid
van God. Hij is een soort sacrament. Hij is de vrije,
de beschikbare. Hij heeft een onmogelijke opdracht.
Maar God is machtig in de machtelozen en sterk in de
zwakken. Daarenboven is er een woord van God, dat
we zojuist in het evangelie hoorden. Een woord, dat als
een onsterfelijke troost de priester nooit verlaat, dat
éne woord, diep in zijn hart gesproken: ‘Niet gij hebt
Mij gekozen, maar Ik heb u gekozen.’
Nu word ik wel zeer persoonlijk, maar ik wil u bewijzen
dat God nooit iemand in de steek laat. Op zekere
dag zat ik in de Sint-Nicolaaskerk, achter de Beurs
in Brussel. Ik was moe, ik was het moe, ik was alles
moe. Ik kon die dag niet bidden. Ik zat maar te zitten.
Maar toen ik, moe gezeten, naar buiten ging, stonden
daar die woorden op de grote deur geplakt. ‘Niet gij
hebt mij gekozen, maar ik u.’ Ik was verbijsterd en
diep ontroerd. Ik kon mijn ogen niet geloven. Ik ging
terug de kerk binnen en viel wenend op een stoel. Die
woorden lieten mij niet meer los. Dit kwam op het
juiste moment en was ook het enige, dat ik nodig had.
Die woorden van God: ‘Ik heb u gekozen.’ Waarom
stonden die woorden daar ineens? Ik voelde ‘licht’,
‘troost’, ‘vrede’ en ‘vreugde’ als een zachte hand, die me
weer oprichtte.
Ik heb toen tegen God gezegd: ‘Lieve God, Gij hebt
mij gekozen en genomen, zoals ik ben. Gij hebt mij
eerst bemind en Gij hebt mij met een oneindig geduld
bewaard in uw dienst. Ik ben eigenlijk maar een klein
stukje glas, om uw liefde te weerkaatsen naar de
mensen toe. Een klein stukje glas, zo dikwijls door de
sleur van het leven met stof overdekt, en in storm en
wind door slijk besmeurd. Maar telkens opnieuw hebt
Gij het gewassen en weer opgenomen in uw zachte
zon, om stralender dan ooit terug te keren in dat
eeuwig liefdespel met U en de mensen.’
Lieve mensen, in die 50 jaar ‘priester-zijn’ heb ik
geleerd dat men nooit de moed mag verliezen. Want
wie in de woestijn de moed verliest, sterft ter plaatse.
God houdt van ons, meer dan we vermoeden, en van
scherven maakt Hij spiegels voor zijn liefde.
Ik kan alleen maar eindigen met de woorden: Lieve God
Gij hebt me alles gegeven.
Geef me nog één ding: een dankbaar hart.
Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos