De Maya-volkeren
Mijn reis loopt ten einde in het Maya-gebied van weleer, het huidige Guatemala en Yucatán in Mexico. In de titel heb je al bemerkt dat er meerdere Maya-volkeren leefden, waarvan gewoontes en culturen grotendeels samenvielen, maar ook verschillende talen spraken.
In de vijf eeuwen rond het begin van onze jaartelling, leefden er kleine gemeenschappen in het laagland van Yucatán en de hooglanden van Guatemala. Ze boerden waar grond vruchtbaar en water voorhanden was. Sommigen werden rijker, beschouwden zich als elite en gedroegen zich als edelen.
Vanaf de derde eeuw na Christus, bouwden de machtigen stenen paleizen voor zichzelf en dito piramides waarop ze tempels zetten om dichter bij de goden te komen. De twee belangrijkste er van waren de zonnegod en zeker Chac, de regengod. In deze stenen steden werden, buiten de dienaars en werklui, geen gewone mensen toegelaten. Geleerden berekenden het aantal ‘mensen’ die er leefden, maar dat sloeg alleen op de hogere kasten. De gewone mens werd letterlijk “niet geteld”. Toch schat men dat Tikal 120 000 mensen telde op het moment dat Londen of Parijs het deden met 30 000. De anderen waren wat kleiner.
Tegelijk was dat een oorzaak van hun ondergang. Want voedsel moest aangebracht worden vanuit de verre landbouwgebieden, vijf tot tien dagreizen ver. Maar de dragers moesten zelf ook eten, en reserves houden voor hun terugkeer huiswaarts. Zo konden ze per trip nauwelijks iets verkopen op de markt. Als er schaarste is, groeien er spanningen en burgeroorlogen. Om eten, maar nog meer om water. Want rond het jaar 900 kwamen er lange periodes van droogte. Chac werd meermaals en met aandrang gesmeekt om regen. Tevergeefs. Het aanzien en de macht van de priester-koning, machteloos bij de goden, verschrompelde ook snel bij de onderdanen. De kleine lieden kwamen in opstand en doodden hun leiders en geleerden. Het regeringssysteem stortte in elkaar en de bevolking verspreidde zich. De stenen gebouwen verdwenen onder het oerwoud.
De eerste stad die weer ontdekt en gedeeltelijk gerestaureerd werd, was Chitzén Itzá in Mexico. Haar bouwstijlen kwamen van verschillende plaatsen en tijden: van Teotihuacán, van Tula, van de Olmeken. Kende die stad verschillende heersers of onderhielden ze met deze volkeren goede relaties? De geleerden zijn het niet eens. Ik bewonder de meest volledige piramide van Midden-Amerika, wandel naar de heilige cenote (natuurlijke waterput), waarin overblijfselen van offergaven gevonden zijn: juwelen en jawel, mensenoffers. Vol afschuw kijk ik naar het platform waarvan alle zijkanten ‘versierd’ zijn met doodshoofden. Telkens na 52 jaar, als het burgerlijke en het religieuze nieuwjaar samenvielen, moest de wereld weer op gang gebracht worden. Dat vereiste krachtige offers. Hun legioenen trokken uit en brachten krijgsgevangenen mee. Hun hart werd aan de goden geofferd, hun hoofden tentoon gesteld. Toch kenden de geleerden de stand en beweging van de sterren en kruiden als geneesmiddelen.
Meer naar het zuiden steken de piramides van Tikal boven de boomkruinen uit. Tikal was machtig, zeer machtig en dreef handel met het noorden (Teotihuacán), het zuiden (Peru) en de beide oceanen. Ze hadden grote bondgenten en machtige vijanden. In hun geschiedenis ontbreken 160 jaren. Toen waren ze slaven van anderen, vernederd en verpletterd. Tot ze weer tot leven kwamen.
De stad Palenque doet denken aan Monte Alban, behalve dat de laatste boven op een dorre bergtop ligt en Palenque midden een groen bos. Het paleis is nog toegankelijk en ik hoor een andere oorzaak van verval. De stad had heel veel kalk nodig om al de gebouwen op te trekken en te bepleisteren. Die sierlaag, vijf centimeter dik, moest om de vijf jaren vervangen worden. Om de kalk te branden werden jaarlijks duizenden en duizenden bomen geveld, wat uitmondde in een gigantische milieuramp. Soms lijkt het erop dat wij vandaag niets geleerd hebben en precies dezelfde fatale fouten maken.
Palenque is nog voor iets anders bekend: Hier werd de eerste dode vorst onder een piramide ontdekt. Tot in de zestiger jaren van vorige eeuw dacht men dat de Indiaanse piramides alleen verhogen waren om de offerplaatsen dichter bij de goden te brengen. Maar koning Pakal was zelf tijdens zijn leven al begonnen om dit monument boven zijn sarcofaag te bouwen. En daarnaast richtte hij ook nog een kleinere piramide op voor zijn overleden moeder die gedurende vier jaren geregeerd had toen hij nog te jong was voor de kroon.
In Uxmal zijn de gebouwen intens versierd met afbeeldingen van de “gevederde slang”, van de regengod met de slurfneus en met kalenders. De monumenten staan op verschillende reusachtige opgehoogde platforms. Hiervoor alleen had men honderdduizenden tonnen rotsen nodig. Hoeveel mensen hebben hier gewerkt tientallen of honderden jaren lang?
Ik sta andermaal verbouwereerd in het besef van de gruwel en de uitbuiting, van de foute beslissingen en de slavernij, maar ook van de orde en de intelligentie, de levenskracht en de creatieve oplossingen, de beschaving en het geloof. Ik begrijp het niet maar het boeit me.
Misschien hebben de fragmenten en puzzeldeeltjes die ik je beschreef ook bij jou vraagtekens gezet en bewondering gewekt. Dat was ook mijn bedoeling.
Tot binnenkort.
Gard