Telkens weer, God,
gaat bij een doopsel
de hemel open.
Een welbeminde zoon of dochter
sluit Gij in uw armen,
kind van God.
Die mens vertrouwt Gij toe
aan het leven
om zijn eigen weg te gaan.
Vrij.
Kwetsbaar.
Eigenzinnig.
Een leven lang
blijft Gij op zoek
naar een antwoord,
een teken van wederzijdse liefde.
Als een Vader
kijkt Gij uit
naar elk moment
waarop uw liefde zichtbaar wordt.
Keer op keer
mogen wij ons naar U keren.
En,
ondanks alles,
blijven wij uw kinderen.
Uit het boek Onderweg van Wies Merckx