Geschiedenis van Korbeek-Dijle op basis van de gemeenteraadsverslagen vanaf 1836
Vervolg van 10. Emiel Cappuyns
Op 25.10.1925 beslist de raad Jozef De Greef, de gemeentesecretaris, te benoemen tot secretaris en ontvanger van de C.O.O..
In dezelfde zitting wordt Jozef Mommaerts (Zjef va Jan Cisses) met 6 stemmen op 6 benoemd tot schepen ter vervanging van Adolf Meulemans die overleden was op 8.10.1925. In tegenstelling tot wat gebeurde bij zijn verkiezing tot 2de schepen op 12.6.1921 weigert hij ditmaal zijn benoeming niet. Het lijkt er op dat Emiel Cappuyns nog maar eens een poging deed om Zjef va Jan Cisses los te weken uit het kamp van de tegenpartij.
Nog in dezelfde zitting wordt een vraag om toelage van de kerkfabriek behandeld: voor herstelling aan dakvensters in de kerktoren en voor het plaatsen van elektrische leidingen in de kerk. Beide vragen worden met 3 stemmen tegen 2 en 1 onthouding goedgekeurd.
Op 6.12.1925 voorziet de raad in de begroting van 1926 29.000 fr voor het inrichten van het elektrisch licht.
Ingevolge een brief van het stadsbestuur van Leuven wordt in dezelfde zitting Jan Baptist Vandezande aangesteld als afgevaardigde om de gemeente te vertegenwoordigen in de Commissie tot onderzoek der inrichting van een autobusdienst tussen Leuven en Overijse, en Louis De Van als bijgevoegd afgevaardigde.
Nog op 6.12.1925 gaat de raad akkoord met een voorstel van de Compagnie Auxiliaire d’Electricité: in plaats van voor de openbare verlichting 25 lampen te plaatsen naar goeddunken van de gemeente voor 5.000 fr, wil zij het gratis doen als ze een lamp mag plaatsen om de 100 m.
Op 4.10.1926 zal de raad niettemin een brief behandelen van negentien inwoners van de Veeweide die de inrichting van elektrisch licht vragen op de Veeweide. De raad gaat akkoord.
Dit lijkt mij een mooie gelegenheid om de volledige bevolking van de Veeweide uit die jaren eens onder de loep te nemen. De bestaande huizen met hun bewoners waren de volgende (de huisaanduiding en de ondertekenaars van de brief zijn vetjes gedrukt):
Huis met nr.1: Henri Lemmens (Tist va Lemmes) en Marie Deboet (Mie Tist), met hun 4 dochters.
Huis met nr.3: Joseph Massant en Joanna Maria Vanden Eynde (de oudste van de kinderen van Jan Latoer), met 6 zonen en 2 dochters. Zij verhuisden naar Leuven op 19.11.1926.
Huis met nr.5: Joanna Catharina Vandebeeck (Trien den Ruis), weduwe van Jan Baptist Creffier (een broer van Fin Kwint - zie huis nr.15 - en van Merie Koe - zie huis nr.2), met haar 3 kinderen.
Huis met nr.7: Theophiel Vanden Eynde (de Witte Virs, alias Bompa) en Maria Celina Vanderwegen (Lin van de Koe), met hun zoon. Bompa was de 2de oudste van de kinderen van Jan Latoer.
Huis met nr.9: Maria Pelgrims, ongehuwd. Bij haar woonde Virginie Debecker, een dochter van haar zus Maria Theresia (zie huis nr.11), en de man van Virginie, Louis Van Pee (Roëkke), met 4 dochters. Een ongehuwde broer van Maria Pelgrims, Felix Pelgrims, woonde voordien ook in hetzelfde huis maar was overleden in 1924. Het is vreemd dat het gemeenteraadsverslag Felix Pelgrims vermeldt als ondertekenaar van de brief aan de gemeente. Mogelijk heeft Maria de naam van haar broer neergeschreven als vroeger hoofd van het gezin.
Huis met nr.11: Maria Theresia Pelgrims, weduwe van Willem Debecker, met 3 zonen en 2 dochters. De jongste dochter was Emilie Debecker, die later trouwde met Alfons Coopmans. De oudste zoon was Leo Debecker, getrouwd met Maria Virginia Reniers en zij hadden 2 zoontjes, allen inwonend (tot in 1929). Van de jongste zoon, Lodewijk Xavier Debecker, woonde er ook een dochtertje bij Maria Theresia Pelgrims.
Maria Theresia, Maria en Felix Pelgrims waren zussen en broer van Augustinus Pelgrims (+1908) (den Baa, grootvader van o.a. de Frits) die op Ormendaal woonde waar de dancing ‘t Schuurke is geweest.
Huis met nr.13: Jan Baptist Vleminckx en Maria Theresia Berthels (Treis Bettel) met 5 zonen en 3 dochters en een zoontje Emiel (waarschijnlijk als kind overleden) van hun oudste zoon Jef Vleminckx (den Teppe van den Bettel).
Huis met nr.15: Victor Beersaerts (de Kwint) en Maria Jozefa Creffier (Fin Kwint) met 6 zonen en 4 dochters.
Huis met nr.17: Petrus Vranckx en zijn tweede vrouw Rozalie Vander Elst met hun ongehuwde dochter Maria Leonia Vranckx.
Huis met nr.19: Désiré Vranckx (een broer van Petrus - zie huis nr.17) en Maria Louisa Verheydt (Mie Vraëd). Bij hen woonde hun zoon Jozef Vranckx (Zjefke Vraëd) en zijn vrouw Euphrasie Hardy (Sie Vraëd) met 5 zonen en 3 dochters. Marguerite Catherine De Keyzer, de vrouw van een van die 5 zonen van Zjefke en Sie Vraëd, Theophiel Vranckx, woonde er eveneens.
Huis met nr.21: Jozef Vanderlinden (den Teppe va Rikske, alias de Stole) en Maria Octavia Vranckx (een dochter van Petrus Vranckx en Rozalie Vander Elst; zie huis nr.17) met een dochter en een zoon.
Huis met nr.23: Constant Vranckx (een zoon van Petrus Vranckx - zie huis nr.17 - met zijn eerste vrouw Catharina Luyten) en zijn vrouw Anna Maria Vranckx (een dochter van Désiré Vranckx en Maria Verheydt - zie huis nr.19) met 2 zonen en 2 dochters. De jongste van die twee dochters is Seraphine Vranckx die zal trouwen met Karel Kriegels. De jongste zoon is Jozef Vranckx die zal trouwen met Maria De Coster uit Bertem.
Huis met nr.25: Victor Vanderveken (Kevaune), pas weduwnaar geworden (in maart 1926) van Dorothea (Teike) Berthels, met 5 zonen en 2 dochters. De man van een van de twee dochters, Marie Vanderveken (Mie Tei), Felix Pelgrims (de Mens van den Baa), woonde er ook met 2 zoontjes.
Huis met nr.27: Jules Rentmeesters (de Gaat) en Marie Vleminckx (Mie Bettel) met 2 zonen. Een zus van Marie, Mathilde (Tille va Treis Bettel), woonde er ook met haar man, Franciscus Van Wesemael (Frans Sulker) met 3 zonen en een dochter.
Huis met nr.2: Jan Baptist Vanderwegen (de Koe, alias Wannes Koe) en Maria Mathildis Creffier (Merie Koe, een zus van Fin Kwint - zie huis nr.15) met 2 zonen (Frans en Jules) en 2 dochters (Philomène en Bertha). Bij hen woonde ook de man van Philomène (Mein van de Koe), Alfred Kriegels (Kezaën) met 2 kinderen: Karel (die later zal trouwen met Seraphine Vranckx - zie huis nr.23) en Maria.
Aan de rechter kant van de Veeweide stond toen maar één huis, dat de Koe er gebouwd heeft in 1906. Voordien was de hele rechter kant van de Veeweide, vanaf de Dam naar de Dijle toe, eigendom van de gemeente Korbeek-Dijle die de gronden als winning van canadabomen benutte.
De familiale verwevenheid van de bewoners van de Veeweide was zeer groot.
Op 21.2.1926 keurt de raad een ontwerp van bouwmeester Van Dormael uit Heverlee goed voor werken aan het gemeentehuis en de school geraamd op 34.938,61 fr, op voorwaarde dat Staat en Provincie elk voor 1/3 van de kostprijs tussenkomen.
Op 1.5.1926 keurt de raad een weddeverhoging goed voor secretaris, ontvanger en veldwachter: een tweejaarlijkse verhoging van 5 % op hun beginwedde. Voor ontvanger Jan Crabbé was dit reeds van toepassing vanaf 1.1.1920 (beslissing van 9.10.1921). Voor de veldwachter werd het reeds toegepast vanaf 1.5.1925 (beslissing van 12.4.1925). De wedde van de secretaris werd vastgesteld op 2.500 fr vanaf 1.1.1920 (beslissing van 1.11.1920) zonder latere verhoging.
Op 15.5.1926 wordt de borgtocht van de gemeenteontvanger (Jan Crabbé) opgetrokken van 3.500 fr naar 8.000 fr, zijnde 1/3 van de gemiddelde jaarlijkse ontvangsten.
In een brief van 4.5.1926 vraagt het onderwijzend personeel om de zomervakantie een week vroeger te mogen beginnen, hetzij op 15 juli (tot 15 september). In zitting van 15.5.1926 stelt het gemeentebestuur vast hierover geen officieel bericht te hebben ontvangen en vraagt het tegenwoordigheidsregister op om te zien hoeveel klasdagen er zullen gedaan zijn om dan met kennis van zaken te kunnen beslissen.
Na kennisname van de gedane klasdagen: -de onderwijzer: 401 halve dagen
-de hoofdonderwijzeres: 402 halve dagen
-de hulponderwijzeres: 406 halve dagen
besluit de raad op 16.6.1926 het begin van het zomerverlof niet te wijzigen.
Eveneens op 16.6.1926 stelt de burgemeester voor een taks te heffen voor onderhoud der straten ten einde toe te laten de straten in het centrum van het dorp wekelijks te doen kuisen en onderhouden gezien de aanpalende eigenaars nalaten het te doen. Het voorstel wordt verworpen.
Nog op 16.6.1926 verwerpt de raad met algemene stemmen een vraag van dhr D’Haes uit Leuven om een toelage van 100 fr per maand te bekomen om een regelmatige busdienst te kunnen behouden tussen Leuven en Overijse.
(wordt vervolgd)