Een OPKIKKERTJE van Hedwig Van Peteghem
Terwijl wij genieten van het mooie, maar ook van het minder mooie weer, maakt de natuur er grondig werk van om de vruchten te laten rijpen. De landbouwers zetten zich klaar om aan de oogst te beginnen. De verwachtingen zijn vanzelfsprekend groot want hoe meer hoe liever.
Toch leert de oogst mij ook om te relativeren. De inspanning van de landbouwer beperkt zich tot het zaaien en het bestrijden van onkruid. Meer kan hij niet doen, tenzij hopen en gespannen afwachten. Al de rest gebeurt buiten zijn toedoen.
Zou mijn eigen moeite, mijn inspanning en bezorgdheid niet volgens dezelfde wetmatigheid verlopen? Wat ik doe voor mijn kinderen, voor de mensen rondom mij, in mijn vrije tijd of op mijn werk is een kleine bijdrage in vergelijking met het resultaat dat ik verwacht of krijg. Al de rest gebeurt als vanzelf. Met andere woorden, ik ben niet in staat iets te doen groeien. Ik zaai wat en wied een beetje en geef wat voeding. Dat zou voldoende moeten zijn.
Zo neem ik deel aan het grote gebeuren van het Leven. Mijn aandeel is noodzakelijk, maar niet het grootste. Anders gezegd, in alles wat ik doe ben ik niet de schepper of de producent. Mijn klein deeltje maakt het geheel alleen maar mogelijk.
Zou dat niet de rustgevende kracht van het geloof zijn? We moeten niet veel doen. Tegen alle economische wetmatigheden in, zal mijn gave, mijn zorg, mijn luisteren en mijn gebed vruchtbaar zijn. Hoe klein mijn inspanningen ook zijn, de oogst is er omgekeerd evenredig mee. Het grootste wat een mens kan geven is zijn eigen leven. En zoals het verhaal van Jezus ons duidelijk maakt: daar kan je de wereld mee redden. De spreuk ‘Ik doe mijn best, en God de rest’ mag je dus ernstig nemen.
Tot zover Hedwig Van Peteghem.
C.L.