woensdag 20 januari 2016

De Sint-Hubertus-Vereering te Leefdaal–deel 7

door Paul Leynen
GENEZINGEN EN “MIRAKELEN”
Van in de eerste jaren der 17e eeuw was Leefdaal een druk bezocht bedevaartsoord geworden waar men Sint Hubertus met vertrouwen mocht aanroepen tegen razernij, vallende ziekte, tandpijn, kwalen van het vee, enz. Het register van de broederschap heeft zorgvuldig alle gevallen opgeteekend die onder aanroeping van den H.Hubertus werden behandeld en een gunstigen uitslag behaalden. Tusschen de jaren 1639 en 1679 staan aldus driehonderd en dertig bijzondere genezingen vermeld. Mannen, vrouwen en kinderen, ja zelfs beesten, die door een razenden hond waren gebeten werden naar Leefdaal gebracht. De gebeten personen gingen te biechten, ontvingen de H.Communie, hun wonde werd met den gloeienden Sint-Hubertus-sleutel uitgebrand en met de relikwies van den heiligen aangeraakt. Gewoonlijk deden zij zich inschrijven in de broederschap en offerden ter eere van den patroon. Vele pachters uit de naburige dorpen kwamen soms met hun veestapel naar Leefdaal en deden er hun dieren met den sleutel brandmerken.
Uit de aangehaalde gevallen willen wij er hier twee eigenaardige verhalen. De 13 April 1654 bracht men Hendrik Gootens, knecht in de herberg Van Espen te Voskapel, gebonden op een kar naar de kerk van Leefdaal, waar door tusschenkomst van den H.Hubertus hij van de vallende ziekte werd verlost. Uit dankbaarheid kwam de man zijn levenlang jaarlijks op bedevaart terug om, een brandende kaars in de hand, het beeld van den heiligen in de processie te vergezellen “tot verwekking van meerdere devotie van de pelgrims”; te dier gelegenheid werd hij telkens met zijn vrouw op den last van het Sint-Huibrechtsoffer in de herberg vrij ontvangen. Andermaal, in 1662, had Willem Keyaerts, drossaard van Leefdaal, een mis doen opdragen ter eere van Sint Hubertus om de genezing van zijn beste paard. En zie, zoodra was het misoffer volbracht, of daar stond het dier springlevend in den stal. De dankbare pachter schonk twaalf guldens tot het verrijken van het zilveren relikwieschrijntje van den heiligen.
(wordt vervolgd)