13. Maurits Neckebrouck (°Woubrechtegem 1908/+Leuven 1997) Burgemeester 1941-1944
Voorgeschiedenis:
Op bevel van de hogere Engelse militaire overheid moest iedereen vertrekken uit Korbeek-Dijle op 12 mei 1940. Vanaf 19.10.1940 tot 13.12.1940 trad Maurits Neckebrouck op als dienstdoende secretaris omdat gemeentesecretaris Jozef De Greef nog niet was teruggekeerd na het ontruimingsbevel van 12.5.1940.
Op de gemeenteraad van 17.12.1940 werd Maurits Neckebrouck aangesteld als tijdelijke bediende bij de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie (N.L.V.C.) die moest instaan voor de organisatie van de voedselproductie en -distributie. Secretaris-generaal De Winter was bevoegd voor Landbouw en Ravitaillering.
Na het ontslag van Emiel Cappuyns op 11.9.1941 vermeldt het verslag van het eerstvolgende college, op 18.9.1941, Neckebrouck als burgemeester. Hij is waarschijnlijk benoemd op 13.9.1941.
Op het college van 9.10.1941 wordt een nieuwe tijdelijke bediende bij de N.L.V.C. aangesteld ter vervanging van Maurits Neckebrouck die tot het ambt van burgemeester was benoemd. Er waren twee kandidaten: Marcel Devijver en Frans Van Hemelrijck. Marcel Devijver haalde 3 stemmen op 3 en werd aangesteld. Voor elk gepresteerd uur zal hij 4 fr ontvangen, hetzij 700 fr per maand.
In het verslag van het college van 27.12.1941 worden Vandezande en Vandermueren nog als schepenen vermeld. Maar in het college van 24.1.1942 is alleen Vandermueren nog schepen en wordt Kamiel D’Hondt, gemeenteraadslid uit de oppositie, aangesteld en de eed afgenomen als nieuwe schepen in de plaats van Vandezande. Jan Baptist Vandezande was toen bijna 66 jaar en viel onder de ouderdomsverordening. Het collegeverslag van 24.1.1942 vermeldt het volgende:
Op heden vier & twintig Januari negentien honderd twee en veertig is voor ons Burgemeester van Korbeek-Dijle verschenen de Heer D’Hondt Camiel, dewelke bij Besluit van den Heer Secretaris Generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken & Volksgezondheid in datum van 10 Januari 1942 aangeduid werd tot Schepen & dewelke in uitvoering van de hem voorgelezen artikelen 1 en 2 der wet van 1 Juli 1860 in onze handen den eed heeft afgelegd.
De jaarwedde van schepen D’Hondt werd vastgesteld op 2.650 fr.
Bij Besluit van de Gouverneur der Provincie Brabant van 16.1.1942 wordt de wedde van burgemeester Neckebrouck vanaf 13.9.1941 voor de duur van de oorlog vastgesteld op 6.000 fr per begrotingsjaar. Deze meeruitgave zal gedekt worden door de Staat en gestort worden door het Departement van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid op de lopende rekening der gemeente bij het Gemeentekrediet.
Op 15.10.1942 keurt het college (Neckebrouck en D’Hondt) de aanstelling van een aannemer goed voor ruimingswerken aan de Dijlebrug die op 15.000 fr worden geraamd. De kosten zullen volledig door de Staat worden gedragen.
Op 9.3.1943 keurt het college de heropbouwingswerken goed van twee bruggen “die erg beschadigd werden tengevolge de oorlogsgebeurtenissen”. Het gaat om de brug over de Leibeek op de Veeweide (kosten: 225.887,26 fr) en de brug over de Vaart op de Kleinebroekstraat (kosten: 167.686,52 fr). De kosten zullen gedragen worden door het Commissariaat Generaal voor ’s Lands Wederopbouw.
Volgend belangrijk citaat komt uit het collegeverslag van 18.10.1943: het College neemt akte van de weghaling van de grote klok van de Parochiale Kerk, op bevel van de bezettende Overheid, den 30 September 1943.
Op 31.8.1944 heeft het laatste oorlogscollege plaats met burgemeester Neckebrouck en schepen D’Hondt.
Vanaf september 1944 is Jan Baptist Vandezande opnieuw schepen, afgevaardigd ambtenaar van de burgerlijke stand, naast 2e schepen Jan Vandermueren, die niet geschorst werd tijdens de oorlog.
De gemeenteraad komt na de bevrijding voor de eerste maal terug bijeen op 2.11.1944 onder voorzitterschap van burgemeester Emiel Cappuyns, en Vandezande wordt vermeld als schepen i.p.v. D’Hondt, naast Jan Vandermueren.
Het was in deze naoorlogse tijd onder burgemeester Cappuyns dat er een nieuwe veldwachter moest gekozen worden ter vervanging van de zieke Ferdinand Vandermueren. René Bruggemans (Renei Toïng) en Frans Vleminckx (de Jas van den Bettel) waren als geschikte kandidaten erkend. René Bruggemans behaalde 6 stemmen en Frans Vleminckx 1 stem. Volgens René was die ene stem die hij niet behaalde deze van Emiel Cappuyns. René Bruggemans werd veldwachter benoemd en oefende zijn beroep uit met groot gezag.
Maurits Neckebrouck, aan wie waarschijnlijk buiten het aanvaarden van het burgemeestersambt van de Duitse bezetter, niets ten laste kon worden gelegd, heeft een veroordeling opgelopen, maar werd later in ere hersteld. Oorlogsschepen Kamiel D’Hondt is helemaal vrijuit gegaan. Het bewijs van zijn onkreukbaarheid is wel dat hij bij de eerste naoorlogse verkiezingen tot burgemeester werd benoemd.
(wordt vervolgd)