woensdag 17 oktober 2012

Fundamentalisme

Cursiefje van Frans De Maeseneer

Het fundamentalisme is de grootste bedreiging voor onze samenleving. Dat hoor ik regelmatig zeggen. Er moet dus iets van aan zijn. Ik wil dat even onderzoeken omdat ik van mezelf mag veronderstellen dat ik geen fundamentalist ben. Een fundamentalist onderzoekt namelijk nooit iets. Hij is een mens die wéét. Zijn weten is zelfs onfeilbaar en laat geen millimeter ruimte voor twijfel. Deze nuance van de twijfel kan en mag hij zich niet permitteren. Het zou hem ontrouw maken en ongehoorzaam. Een fundamentalist schakelt dus altijd elke subjectiviteit uit. In de heilige zaak die hij dient, gaat het nooit om of over zijn persoon. In de heilige zaak die hij dient, gaat het altijd en onvoorwaardelijk en exclusief om de heilige zaak. En over niets anders. Wie dat anders zegt, is een gevaarlijke vijand. Die wordt ooit eens op non-actief geplaatst of verwijderd… of gedood.

Fundamentalisme is dus inderdaad erg. Het kijkt de mens niet in de ogen. Het luistert niet naar de hartslag van de levende mens. Het definieert de mens niet als een wezen dat tot vrijheid is geroepen. Het definieert de mens als een wezen dat een ideologie dient. De mens is een gehoorzamend en onderworpen wezen. Hij gehoorzaamt altijd aan wat ‘in de hemel’ geschreven staat. Vader weet het altijd best. Wat vader nu best weet, is tijdloos en ongeconditioneerd waar. Voorgoed. En wee de mens die daaraan één jota veranderen wil.

We hebben het al begrepen: de fundamentalist kan niet lachen. Hij is compleet humorloos. Hij relativeert niets. Hij relativeert alleen maar zichzelf. Hij bestaat eigenlijk niet. Het dogma bestaat boven hem en in zijn plaats. Zo bewijst de fundamentalist dat het leven op aarde moet gehoorzamen aan één grote ernst. Hij leeft vanuit een bestel dat over hem en over alles heerst. Hij leeft van pijlers die rechtop moeten blijven: zo recht als een (rechte) kaars en zo vast als beton.

Welnu, dat humorloze bestaan is gevaarlijk. Het is gestolde angst. Het verbiedt het leven geleefd te worden. De angst is met andere woorden zijn slechte raadgever. De fundamentalist vergeet zichzelf omdat hij geleerd heeft zichzelf fundamenteel te wantrouwen. Hij vergeet dus zichzelf. Dat oogt mooi maar hij vergeet niet zichzelf om de anderen te dienen. Hij vergeet zichzelf om een anoniem en onaantastbaar axioma te dienen. Dat leidt deze mens tot de heilige oorlog en zelfs tot de heilige zelfmoord.

Deze dogmatische definitie van de mens is mij een gruwel. De mens is niet allereerst en uitsluitend een onderworpen wezen. Hij is een ontwerper van vrijheid. Een subject dat denken en dromen en minnen mag. Hij mag leven! Niets is in de mens neergelegd om te worden verstikt of gedood. De mens mag zijn passie en zijn ontroering versieren. En daarin origineel zijn. Met moeite en zorgen natuurlijk. De mens is niet geboren om te zwijgen. Hij is geboren om te spreken. Om het leven te leren. Hij mag zich eventueel meer dan eens verbranden aan dit avontuur.

Een fundamentalist weet echter beter. Hij weet alles beter. Foei!