woensdag 15 februari 2012

’Ik ben een soort eigenaardige al dan niet katholiek’

(Gelezen In Tertio Van 1 Februari 2012)

Uit een vraaggesprek van Boudewijn Vanpeteghem met Kathleen Cools.

Voor Terzake-anker Kathleen Cools bestaat er geen god die van bovenaf alles regelt. Daarom vindt ze het religieuze gevoel des te belangrijker. Het katholieke ritueel is voor haar opnieuw belangrijk geworden.

Televisiemensen worden soms verafgood. Voor u zijn de mensen uit de zorgsector de helden. Ze worden voortdurend met leven en dood geconfronteerd.

“Ik vind dat elke keer ik in een zieken- of rusthuis kom. Respect voor de arts is er spontaan, maar zij die behoeftige mensen dagelijks verzorgen, verdienen evenveel eerbied. Er is veel te doen rond vergrijzing en pensioenen, maar de realiteit zit in een verdoken hoek. Je komt er alleen als een familielid daar zit. Zorgverstrekkers zijn bewonderenswaardig. Ik vraag me dikwijls af: ‘Wat moeten die mensen erover denken?’ wanneer het gaat over buitensporige salarispakketten met grote bonussen die nodig heten te zijn om de beste mensen aan te trekken. Ik wil daar niet populistisch over doen, maar ook zorgverstrekkers hebben een zware, verantwoordelijke en bovendien emotioneel belangrijke job.”

Leven en dood brengen ons bij euthanasie. U bent bang voor een langzame aftakeling; bang een plant te worden. Hoewel uw omgeving zegt, u tot de laatste seconde te zullen verzorgen.

“Laat me eerst vertellen dat de euthanasiewet er is en niet wordt teruggeschroefd. Ik vind dat heel oké. Ik wil geen last worden voor mijn omgeving. Maar ik wil ook niet zeggen: ‘Euthanasie lost het op en opgeruimd staat netjes.’ Ik denk daar veel over na en ben er zelf nog niet uit. Ik hoor veel mensen - zelfs dokters die zoiets heel rationeel bekijken - achteraf vertellen dat het helemaal niet zo evident was om het levenstestament van een naaste uit te voeren. Voor wie niet meer toerekeningsvatbaar is, beslist iemand anders - bijvoorbeeld de partner - over de uitvoering van de wilsbeschikking. Het is een ongelooflijke verantwoordelijkheid die je bij die partner legt.”

Vindt u, als weerbare vrouw, dat de mens absoluut soeverein moet zijn?

“De mens kan dat niet zijn. Een tragiek van deze tijd is dat mensen wordt wijsgemaakt over alles te kunnen beslissen en heel gelukkig te zullen zijn als ze de juiste boeken lezen, de aangepaste trucs gebruiken en levensstijl hanteren. We laten het uitschijnen alsof er voor alles een oplossing, een therapie bestaat. Dat is een illusie. Plots sta je voor de onvermijdelijke momenten die sinds altijd niet te regelen en perfect aan te pakken zijn. Ze brengen je fundamenteel uit je evenwicht; blazen je van je sokken. Je dacht voorbereid te zijn, maar je weet het niet meer.

Hoe ouder ik word, hoe minder ik geloof in de maakbaarheid van het leven. Je kan wel proberen er het beste van te maken. Terzelfdertijd ben je opgenomen in de dingen die je omringen. Je kan bijvoorbeeld na een echtscheiding niet zeggen: ‘Ik begin helemaal opnieuw.’ Dat kan niet, want je hebt een verleden. Je draagt bagage mee die nooit achter te laten is. We hebben ons veel te veel wijsgemaakt dat al die dingen wel te regelen waren.”

U zegt uit een warm nest te komen. Was dat een katholiek nest?

“We zijn gedoopt en deden onze communie. Mijn moeder ging lange tijd naar de kerk omdat ze dat belangrijk vond; mijn vader absoluut niet. We vormden een gezin met een soort katholicisme waar veel Vlamingen zich in zullen herkennen. Ik ging naar een lagere school van het gemeenschapsonderwijs dicht bij ons thuis in het groen. Nadien zat ik op een nonnenschool. Dat had allemaal niets krampachtigs of verschrikkelijk overtuigd. Maar ja, we waren van thuis uit katholiek.”

Bent u gelovig?

“Tot mijn tiende, twaalfde jaar was er zeker iets voor mij, maar ik geloof niet meer in een god die boven ons uit torent en alles van bovenaf bestiert. Wel heb ik nooit een aversie gehad voor het christendom, voor de kerk, voor de rituelen. Dat ik er in mijn jeugd weer over ben gaan nadenken, verliep parallel met mijn studie filosofie. Het klinkt oneerbiedig en ik bedoel dat niet zo, maar christelijk geloof is in de eerste plaats een soort cultureel erfgoed. Door ermee opgegroeid te zijn, heeft me dat gemaakt tot wie ik ben. Ik vind dit belangrijk, ook voor mijn kinderen. Het is goed en boeiend dat ze vroeg met de diverse vormen van religie in contact zijn gekomen. Ze moeten het christendom cultureel meekrijgen. Later kunnen ze nog zien wat ze ermee doen.

Ik geloof niet dat er een god bestaat, maar ben des te meer overtuigd van het belang van een religieus gevoel. Ik heb een periode gekend dat ik een aversie had voor kerkbezoek. Wanneer ik nu naar een religieuze viering ga - mijn jongste dochter zingt in een koor - merk ik bij mezelf dat ik de voorbije jaren enorm kan genieten van het katholieke ritueel. Ik kan niet goed verklaren waarom dat voor mij opnieuw belangrijk is geworden; iets fascinerend en troostend krijgt, en heel misschien soms zelfs wel iets meer.”