woensdag 6 augustus 2008

Weerspreuk: Sint-Laurentius

10 augustus: Laurentius’ zonneschijn
Beduidt een jaar vol wijn.
Voor het bestuur van zijn christengemeente beschikte de bisschop van Rome over enkele diakens, en in de tijd van Sixtus II was Laurentius daar één van. Hij beheerde het geld. Veel kan dat in de derde eeuw niet zijn geweest, maar nu keizer Valerianus de Kerk vervolgde waren ook geringe bezittingen in gevaar, zodat Sixtus al besloten had alles aan de armen te geven. Dat maakt duidelijk wat er gebeurde toen hij in de catacomben werd overvallen. De diakens wilden met hun bisschop de marteldood sterven, wat hij toeliet op één uitzondering na: Laurentius moest vluchten om schikkingen voor een nieuwe pauskeuze te treffen en het laatste geld uit te delen. Amper had hij dat gedaan of de politie rekende hem in. Van de stadsprefect kreeg hij te horen dat de keizer alle rijkdommen van de Kerk opeiste. ‘Ik zal gehoorzamen’, zei Laurentius, ‘maar gun mij twee dagen de tijd’. Dat werd hem toegestaan, en na die termijn verscheen hij met alle armen en invaliden aan wie hij het geld had geschonken. ‘Zij zijn de rijkdom van de Kerk’, lichtte hij toe.
Woedend liet de prefect hem naakt op een rooster binden, waaronder de beulen een vuur stookten tot Laurentius huid verschroeide, opzwol en verbrandde. Maar zelfs toen hij al blind was door de vlammen, kwam geen kreet van pijn over zijn lippen. Volgens de overlevering zou hij zelfs gezegd hebben: ‘U kunt me omdraaien, deze kant is al gaar.’ Na een foltering van een uur overleed hij. Het was 10 augustus 258.
Het opzienbarende van Laurentius’ dood had een sensationeel gevolg: een explosieve, sprongsgewijze aanwas van de christengemeente.
Men moet de situatie kennen. Al was Rome het middelpunt van de wereld, toch leefden er honderdduizenden mensen – te beginnen bij de slaven – zonder rechten en zonder voldoende inkomen. Zij zagen hoe de rijken een decadent bestaan leidden, hoe liederlijke en onbekwame keizers door corruptie en moord de macht veroverden, het volk terroriseerden en dan in hun eigen bloed ten onder gingen. Zij zagen hoe eerlijkheid, deugd en mensenlevens niet meer telden, hoe de kasten van hovelingen, militairen en ambtenaren zich schaamteloos verrijkten van andermans arbeid. En in die constellatie wekte de zinloos wrede openbare executie van een milddadige man allerlei sluimerende emoties op. Bij de een slechts haat, bij de ander het verlangen naar verlossing, licht en zekerheid. Het bloed der martelaren is het zaad van het geloof, leert ons de overlevering. Bij het rooster van Laurentius kreeg het geloof in Rome vaste voet. Van 10 augustus 258 af werd het een massabeweging van armen, ‘de rijkdom van de Kerk’.
(Uit Alle Heiligen van Wim Zaal)
C.L.