woensdag 15 oktober 2008

Weerspreuk: Sint-Lucas

18 oktober: Wie met Lucas rogge zaait, ’t Jaar daarop met genoegen maait.
Over het oude Palestina is men goed geïnformeerd, maar buiten de evangeliën heeft men nooit iets over Jezus Christus aangetroffen. Dat wil niet zeggen dat hij een verzonnen personage is. De levens van bijvoorbeeld Petrus en Paulus zijn redelijk goed gedocumenteerd en de grote lijnen van de nieuwe religie stonden in de eerste eeuw al uitgetekend. Maar de witte plek wat Christus zelf betreft dwingt ertoe de evangeliën anders te bekijken dan vroeger, minder door een theologische bril en meer vanuit de betekenisleer. Ze blijken dan vier variaties op een thema te zijn, vier verhalen met afwijkend perspectief.
Van de schrijver van het derde evangelie en de Handelingen der apostelen, Lucas, valt wel iets met zekerheid te zeggen. Op grond van zijn taalgebruik en visie moet hij een Griek zijn geweest, geen jood en evenmin een directe getuige van Jezus’ optreden. Hij kan heel goed, zoals de traditie zegt, door Paulus zijn bekeerd en in elk geval heeft tussen hen een langdurige omgang bestaan. Alles wijst erop dat de geloofsverkondiger diverse missiereizen in het gezelschap van Lucas heeft gemaakt. Als diens beroep wordt geneesheer genoemd. Na de dood van de apostel moet de arts, uitgerust met meer intellectuele bagage dan de overige christenen, besloten hebben om in alle rust de geschiedenis van Jezus en de apostelen zo compleet en levendig mogelijk op schrift te stellen. De teksten van Mattheus en Marcus kende hij al. Hij had in de loop van de jaren veel bijzonderheden gehoord van ooggetuigen en het is zelfs denkbaar dat hij Maria, de moeder van Jezus, heeft ondervraagd, want zij treedt nergens zo sterk op de voorgrond als in het Lucasevangelie, dat rond het jaar 90 ontstaan is. De auteur ontpopt zich als een verteller met een voorkeur voor pittige verhalen en parabels. Zo komt het kerstverhaal met herders en engelen alleen bij Lucas voor, net als de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. En hij tekent Christus als iets zachter, iets lieflijker dan Mattheus en Marcus. Hij heeft duidelijk een ‘definitief’ evangelie voor een breed, niet-joods publiek willen schrijven.
Dat werd beloond: geen evangelie heeft zoveel schilders geïnspireerd als het zijne. Door zijn levendige stijl ging men Lucas zelfs voor een schilder houden en in combinatie met de plaats van Maria in zijn werk ontstond de legende dat hij haar nu en dan geportretteerd had. Zogeheten Lucasmadonna’s (oosterse iconen die men in Europa niet kon thuisbrengen) zijn nog in verschillende kerken te vinden. Hij werd de schutspatroon van kunstenaars, verenigd in Sint-Lucasgilden, waarvan het wapen altijd was bekroond met zijn symbool, een ossenkop.
(Uit Alle Heiligen van Wim Zaal)
C.L.