woensdag 9 januari 2019

Gelezen in TERTIO van 5 december 2018: “Blijven dromen van het onmogelijke”

Uit een vraaggesprek van Emmanuel Van Lierde met Andrea Riccardi

Sant’Egidio ontstond in Rome vanuit de contestatiegolf in 1968. Studenten waren getroffen door het contrast tussen geëtaleerde rijkdom en weggestoken armenbuurten. Als weerwerk wilden ze hun tijd en vriendschap delen met wie in de periferie leeft. Vijftig jaar later is er meer dan ooit nood aan die concrete solidariteit, vindt stichter Andrea Riccardi.

Andrea Riccardi (1950) stichtte in 1968 met andere studenten in Rome de Sint-Egidiusbeweging, vernoemd naar het Sant’Egidiokerkje waar de groep onderdak vond. Beroepshalve was de historicus ruim dertig jaar hoogleraar Hedendaagse geschiedenis. Daarnaast schreef de Romein met Umbrische voorouders geregeld opinies in de Italiaanse kranten. Hij publiceerde over de pausen, het katholicisme en de martelaren van de twintigste eeuw. Tussen 2011 en 2013 was hij minister voor Internationale Samenwerking en Integratie in de regering Monti. Wereldwijd wordt hij gezien als een van de gezagvolste katholieke leken. Hij ontving diverse eredoctoraten en onderscheidingen waaronder de Internationale Karelsprijs voor zijn steun aan het Europese project en het internationale vredeswerk van zijn beweging.

De politieke situatie in Italië oogt niet rooskleurig en overal in Europa neemt “nieuw rechts” toe. Hoe dienen christenen zich op te stellen tegen tendensen van uitsluiting die vaak juist in naam van de christelijke wortels van Europa geschiedt?

“We verliezen in ons continent de herinnering aan de oorlogen en we horen geregeld harde taal tussen de staats- en regeringsleiders. Oude, afschuwelijke minachting voor de ander en het praten over eigen volk en natie nemen weer toe, terwijl we dachten dat zo’n eng nationalisme definitief begraven was. Er is te weinig gedaan om de verspreiding – vooral op het internet – van gewelddadige ideeën tegen te gaan, waardoor extreem rechtse bewegingen terug konden groeien in de Europese landen. Maar in een Europa dat zijn basisprincipe en fundament haalt uit de herinnering aan Auschwitz, is xenofobe propaganda onaanvaardbaar. Christelijke gemeenschappen kunnen plaatsen zijn waar we ons herinneren dat er een gemeenschappelijke lotsbestemming is, een eenheid in verscheidenheid, plekken ook waar de menselijkheid van elke ander wordt erkend.”

In de kerk zijn er eveneens “rechtse” krachten aan het werk die bijvoorbeeld de koers van paus Franciscus bekampen en al een volgend conclaaf willen voorbereiden. Baart u dat zorgen?

“Nooit eerder in de voorbije 100 jaar botste een paus op zoveel binnenkerkelijke weerstand als Franciscus, maar ik geloof dat dat verzet juist het teken is van de verandering die hij teweegbrengt. Het toont dat zijn aanpak iets in beweging zet binnen de kerk, wat vooral bij het volk Gods gehoor vindt. De enige andere paus die zo’n sterke oppositie kende, was Paulus VI. Maar toen leefden we in een tijd van algemene contestatie en protesten die de kerk overstegen, die tegelijkertijd de samenleving aangingen. En de oppositie tegen Benedictus XVI kwam veeleer van buiten de kerk en vanuit de internationale publieke opinie. Wat het verzet betreft vanuit behoudsgezinde hoek en van hen die beweren in de traditie te staan, wens ik alleen te herhalen dat katholiek zijn betekent loyaal zijn aan de paus. Anders is je verzet ideologisch.”

Waar klassieke wegen doodlopen, schuift paus Franciscus een “diplomatie van het onmogelijke” naar voren vanuit het gebed, met gebaren en omhelzingen. Hoe is zijn charisma verwant met de prioriteiten van Sant’Egidio?

“Franciscus heeft met overtuiging en met voorbeeldige gebaren de aandacht van de kerk opnieuw gevestigd op de armen en de periferie, maar ook op de vrede, de opvang van migranten en de zorg voor de schepping. Dat zijn thema’s die ook centraal staan bij Sant’Egidio en daarom zijn we blij dat de paus er voortdurend over praat. Toen hij ons voor het eerst bezocht in 2014, noemde hij ons ‘de drie p-gemeenschap’: preghiera, poveri, pace (gebed, armen, vrede, nvdr). Ik denk dat de kerk met deze paus een geweldige kans krijgt om de relatie tussen het evangelie en de armen te heroverwegen en te beleven, juist in een tijd waarin onrechtvaardigheid groeit en waarin – om Franciscus te citeren – in de rijke landen de ‘globalisering van de onverschilligheid’ toeneemt. Paulus VI zei bij de afsluiting van het Tweede Vaticaans Concilie dat de parabel van de barmhartige Samaritaan het spirituele paradigma van het Concilie was. Dat is jarenlang vergeten geweest, tot Franciscus dat hernam bij zijn bul ter aankondiging van het jaar van de barmhartigheid. Franciscus wijst ons terug op dat noodzakelijke medelijden en die sympathie met de wereld, waar Paulus VI eerder op had gewezen.”