woensdag 19 maart 2014

Burgemeesters Van Korbeek-Dijle Tussen 1800 En 1976 – deel 3

Vervolg van 10. Emiel Cappuyns

Op 11.3.1923 stelt de gemeenteraad voor een nieuwe steenweg van 5 meter breed te leggen ter vervanging van de bestaande tussen de kerk en het huis van Jozef De Coster (Jef va Driskes). “Dit zou toelaten tot de vernietiging ener verpeste riool langsheen deze steenweg, dewelke alzo zoude vervangen worden door buizen.”

De oude kasseistenen zou men herleggen, deels op de Veeweide en deels op de “Broekstraat” (Ormendaal).

In dezelfde zitting beslist de raad sierbomen te plaatsen op het kerkplein. Het gaat om twee vrijheidsbomen als herinnering aan de wereldoorlog 1914-1918.

Op 18.5.1923 keurt de raad de rekening 1922 van de kerkfabriek goed met een tekort gelijk aan 56 % van de ontvangsten: ontvangsten: 2.867,76 fr

uitgaven: 4.475,39

tekort: 1.607,63

Ik meen dat hierachter een miskenning van het gemeentebestuur door de pastoor schuilgaat, en bijna zeker een gebrek aan overleg.

Op 17.6.1923 beslist de raad een rechtsgeding aan te spannen tegen Theophiel Van Overstraeten van Heverlee wegens het beschadigen van de voorlopige Dijlebrug in hout door bomenvervoer. Bij de brug is “Max 500 kg” aangeplakt en een voorstel tot minnelijke schikking van 300 fr schadevergoeding bleef zonder gevolg.

Op 1.7.1923 worden door de raad ruimingswerken aan de Dijle toegewezen aan Karel Vandermueren voor 225 fr. Op de aanbesteding van ruimingswerken aan de Leibeek kwam er geen bod. De raad stelt voor de oeverbewoners zelf het werk te laten uitvoeren. In geval van nalatigheid zal de gemeente werklieden inzetten op hun kosten.

Dat de gemeente die dreiging ernstig neemt blijkt uit het verslag van de zitting van 22.7.1923 waarin een klacht werd behandeld van juffrouw Cathérine Jespers (dezelfde die in 1915 een grafconcessie had aangevraagd), nu wonende in Oud-Heverlee. De gemeente had zelf de Ruwaalbeek moeten ruimen omdat die onvoldoende geruimd was door de aanliggende eigenaars. De kosten hiervan beliepen 118,65 fr. Cathérine Jespers diende klacht in omdat zij hiervan 96,37 fr moest betalen (81,2 %). De gemeente rechtvaardigde haar beslissing omdat alle aanliggenden samen grensden aan de Ruwaalbeek met 9ha 05a 80ca waarvan Jespers met 7ha 36 a 10ca (81,2 %).

Nieuwe Dijlebrug en weg naar Oud-Heverlee

Op 22.7.1923 keurt de raad een kostenraming voor de aanleg van de nieuwe weg naar Oud-Heverlee goed voor een bedrag van 69.044,22 fr (grondinnemingen inbegrepen) op voorwaarde dat de versteviging van de Dijlebermen met vlechtwerk door een minder dure versteviging wordt vervangen. De lengte van de weg onder Korbeek-Dijle bedraagt 542 m. De gemeente heeft geldmiddelen verzameld ten belope van 12.505,22 fr en verwacht een subsidie van de Staat van 34.522 fr (1/2 van de totaalprijs) en een van de Provincie van 22.017 fr (het resterend saldo).

Op 21.8.1923 keurt de raad de inschrijving op de aanbesteding van de Dijlebrug van aannemer Louis Van Damme uit Fleurus goed ten bedrage van 78.244 fr.

Voor de bouw van de nieuwe brug moet grond onteigend worden. De kinderen van Theophiel Coeckelberghs vragen 20.000 fr per ha, wat in eerste instantie (op 3.10.1923) door de gemeenteraad niet wordt aangenomen. De raad wil 13.000 fr per ha geven. Maar op 22.10.1923 gaat de raad toch akkoord “om moeilijkheden te vermijden”.

Op 6.12.1923 beslist de raad de waarde van de te onteigenen gronden voor de nieuwe weg te schatten op 15.000 fr per ha. Indien niet akkoord zal overgegaan worden tot gedwongen onteigening.

Op 6.1.1924 gaat de raad akkoord met de afstand aan Theophiel Van Geel van een deel van de oude weg tussen de oude Dijlebrug en de Broekweg dat paalt aan het eigendom van Van Geel, aan de door hem geboden prijs van 15.000 fr per ha. De gemeente staat nog een ander deel af aan Theophiel Van Geel aan de door hem geboden prijs van 7.500 fr per ha.

Eveneens op 21.8.1923 gaat de raad akkoord met een vraag van de dokter-inenter Victor Cappuyns om zijn vergoeding aan te passen aan de richtlijnen van de Gouverneur: 6 fr per 100 inwoners i.p.v. 2 fr, en in geen geval lager dan 60 fr.

Onderwijzers

Op 3.10.1923 aanvaardt de raad het ontslag van meester Karel Mignon (55 jaar, 29 jaar onderwijzer in Korbeek-Dijle) met ingang van 1.11.1923.

Op 22.10.1923 wordt een nieuwe onderwijzer gekozen. Er zijn 20 kandidaten: 4 gediplomeerde onderwijzers en 16 gediplomeerde hulponderwijzers, allemaal reeds ergens aan de slag.

Gustaaf Hoebrechts, hulponderwijzer in Leefdaal, bekomt 6 stemmen op 7 en Marcel Gemoets, hulponderwijzer in Meerbeek, 1 stem. Hoebrechts wordt uitgeroepen als onderwijzer vanaf 1.11.1923.

Op 9.2.1924 beslist de raad een aanvullende wedde toe te kennen aan meester Hoebrechts, zoals dat gebeurde aan meester Mignon, voor het volgende:

1) 280 fr voor verwarming van de klas

2) 50 fr voor het dagelijks schoonmaken

3) 68 fr voor het klein onderhoud van ’t klaslokaal

4) 280 fr voor de leerlingen die recht hebben op kosteloze schoolbehoeften.

De raad gaat eveneens akkoord met de aankoop op vraag van meester Hoebrechts van volgende schoolbehoeften:

1) een landkaart van België volgens de nieuwe uitgave

2) een vierkante meter, een stokmeter, een plooimeter, een thermometer en een barometer

3) een landmetersketting

4) gewichten, uitgenomen de halve kilogram.

Een vraag om loonsverhoging van grafmaker Karel Vandermueren voor het maken van de grote graven: 7 fr i.p.v. 4 fr, wordt door de raad ingewilligd op 6.12.1923.

Op 9.2.1924 geeft de raad zijn akkoord op een aanvraag van een vergunning op het kerkhof “van den zeer Eerwaardige Heer Lievens, Pastoor dezer gemeente, tot het bekomen van een eeuwigdurende grondvergunning van 9 m2 in de driehoek langs de kant van ’t Evangelie, palende de Hooge Koor en die van het Heilig Sacrament voor te dienen als begraafplaats van Juffrouw Jeanne Catherine Jacquet, alhier overleden de 23.1.1924, en, zo ze het verlangen, tot begraafplaats van Juffr. Sidonie Van Goethem en Eerwaardige Heer Edouard Lievens, Pastoor, met een aanbod van te betalen ten voordele der gemeente een som van 180 fr en een gelijke som aan het Armbureel.”

Op 13.4.1924 wijst de raad herstellingswerk aan de straten toe aan Karel Vandermueren voor 990 fr.

In dezelfde zitting wordt een aanvraag van Camiel Coeckelberghs (Kamiel va Fille) om een kareeloven te mogen maken en een huis te mogen bouwen op de baan Leuven-St.Jansberg, onder voorbehoud van machtiging door de hogere overheid, goedgekeurd. Het betreft het huis waar later Charel en Merie Buuk woonden (het huidig nr.202).

Op 16.5.1924 wordt de jaarwedde van de veldwachter aangepast. Hij heeft tot dan 1.100 fr en krijgt 1.400 fr opslag met terugwerkende kracht vanaf 1.1.1923. Op zijn nieuwe wedde van 2.500 fr betaalt de gemeente een pensioenbijdrage van 150 fr en de veldwachter zelf 75 fr.

(wordt vervolgd)