woensdag 13 december 2017

Phil Bosmans spreekt tot ons: Wat ik nog zeggen wou (1)

Lieve mensen, ik ben niet dood. Ik leef en ben nu

helemaal opgenomen in het grote licht dat God

heeft aangestoken in de nacht van de dood: ‘De

verrijzenis van Jezus.’ Dit horen we duidelijk in het

Emmaüsevangelie.

God heeft verrijzenis geschreven in geest en hart van

ieder mens, zoals Hij die geschreven heeft in elk blad

van elke boom, die in de lente juichend weer tot leven

komt. Ik ben dankbaar. God was goed voor mij.

Ik werd geroepen en wist al vlug dat niet ik gekozen

had, maar dat het Gods keuze was. God had mij

gekozen in een dwaze liefde, die ikzelf niet versta en

die ik niet verklaren kan.

Ik ontving het geloof, niet van een bisschop of theoloog,

maar van twee lieve mensen, mijn vader en moeder. God

was vanzelfsprekend, want er was zoveel liefde, zoveel

diepe genegenheid en zorg. Ik geloofde in God zoals een

blinde gelooft in de zon, niet omdat hij ze ziet, maar

omdat hij ze voelt. Ik stelde me geen vragen.

Later werd alles anders. Ik ging studeren en de

vanzelfsprekende God werd een levensgrote vraag.

Ik studeerde filosofie en theologie en ik begon de

ongelovigen te begrijpen. Ik werd bang God te verliezen.

Langs de weg van de studie kwam Hij niet dichterbij.

Hij trok zich dikwijls terug in de mist. Maar ik bleef

geloven en ik bleef zoeken.

Toen ik op zekere dag armer werd, toen ik ziek werd,

zwakker en machtelozer, toen er plots geen toekomst

meer was, werd alles eenvoudiger. Ik zette mijn hart

vol vertwijfeling wijd open en ging vuriger dan ooit

verlangen naar God.

Toen gebeurde het wonder. Alles werd me gegeven.

Niet ik kende God, maar God liet zich kennen aan mij.

Hij openbaarde zich, niet als een God om over na te

denken, om bang voor te zijn, maar als een God om lief

te hebben, om gelukkig mee te zijn.

Een fantastische God.

Ik heb in mijn leven heel wat mensen ontmoet, heel

veel ongelukkige, ontwortelde en ontspoorde mensen,

waarin God een beroep op me deed en waarvoor God

me liet priester worden. Ik heb God gezien in het

gelaat van mensen. Ik moest voor hen Gods liefde

voelbaar maken. Om dat vol te houden maakte God

ook zijn liefde voor mij voelbaar en tastbaar in zovele

lieve, bijzonder fijne en fantastische mensen, die alles

voor me deden en zorg voor me droegen. Het waren

mensen als engelen. Engelen zijn mensen, die van

Godswege in je leven komen, zomaar, onverwacht

en onverdiend, om je zijn vriendschap, zijn tederheid

voelbaar te maken. Mensen zijn engelen, als ze je door

alles heen in Gods liefde willen bewaren. Velen zijn me

voorgegaan. Anderen leven nog en zijn misschien hier.

Ik dank hen, meer dan ik zeggen kan. Dank voor alles,

waar ik geen woorden voor vind.

Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos