woensdag 27 september 2017

Phil Bosmans spreekt tot ons: God, mijn oase – deel 1

Ik heb altijd de indruk gehad, dat het Iemand anders

was die mij bewoog. Ik was van goede wil en had

op zekere dag alles gegeven, zonder goed te weten,

wat het allemaal inhield. God heeft me toen ernstig

genomen en me dikwijls tegen mijn zin gevoerd langs

wegen vol risico, om dingen te doen en vol te houden,

die me te zwaar waren en die ik liever aan anderen

had gelaten. Ik werd geconfronteerd met mijn grote

zwakheid en diepe armoede en heel mijn priesterleven

lang voelde ik mijn fundamentele onmacht. Ik hoorde

altijd diep in mij die woorden van Jezus: ‘Zonder Mij

kunt ge niets.’ Dat was ook zo.

Ik weet nu dat wat ik in mijn leven ten goede gedaan

heb, God gedaan heeft in mij, ondanks mezelf. Hij gaf

me een moeder in de persoon van Maria, de moeder

van Jezus, die ik vooral vereerde als de ‘Maagd der

Armen’. Elk initiatief van BzN heb ik te Banneux in haar

handen gelegd. Hij gaf me een man uit de duizend,

Montfort, de stichter van onze congregatie, en dan

broeder Isidoor, de eenvoudigste van alle eenvoudige

broeders. Daarbij gaf God me in de loop der jaren

zoveel liefde, zoveel vrede en zoveel vreugde, dat ik

alleen maar dankbaar kan zijn. Nu weet ik zeker dat

God met kromme lijnen recht kan schrijven.

‘God, mijn oase’, schreef ik ooit. Maar hoe dikwijls en

hoe diep ik God ook ervaren heb als een oase, waar ik

thuis kon komen en echte geborgenheid vinden, toch

kwamen er ook vele woestijndagen. Echte oase-dagen

waren eerder zeldzaam. Eigenlijk leef je in deze wereld

als in een woestijn. De leegte, de dorheid, de droogte

in jezelf en om je heen. De verlatenheid. God laat

je soms een tijd lang los, overgeleverd aan je klein-

menselijkheid en grenzeloze onmacht. De schrale

woestijnwinden trekken dan over je heen. Je wil ergens

thuiskomen en geborgenheid vinden. Maar God is

nergens meer. Toch moet je dan blijven geloven en met

lege handen grijpen naar de ongrijpbare God. Je moet

blijven bidden om levend water en om de weg naar de

bron. Dat is tegen stroom in. Dan komt weer de dag

dat God je wegroept uit de woestijn en je laat genieten

van de wonderen in zijn tuin, de gaven van zijn hart,

de vruchten van zijn Geest. Hij vraagt alleen om kleine

waterdragers in deze grote wereldwoestijn.

Och, zo dikwijls, vooral in de mooie momenten van

mijn leven, heb ik God ervaren als een echte oase. Ik

vond levend water en diepe geborgenheid. Ik voelde

me dan veilig en heel gelukkig.

Priesters zijn geen buitenwereldse, onnatuurlijke

wezens, die gedesacraliseerd en ontmythologiseerd

moeten worden, alsof het heilige voorwerpen zijn.

Priesters zijn 100% mens met alle beperktheden,

zwakheden, fouten en zonden. De priester is een van

de vele doodgewone mensen, niet speciaal gebakken

met uitzonderlijke ingrediënten. Hij draagt geen

aureool en is niet de beste, niet de deugdzaamste en

de meest onkreukbare. Hij is geen held, geen heilige,

geen geleerde, geen machtige en geen rijke.

(vervolg volgende week)

Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos