Ik heb altijd de indruk gehad, dat het Iemand anders
was die mij bewoog. Ik was van goede wil en had
op zekere dag alles gegeven, zonder goed te weten,
wat het allemaal inhield. God heeft me toen ernstig
genomen en me dikwijls tegen mijn zin gevoerd langs
wegen vol risico, om dingen te doen en vol te houden,
die me te zwaar waren en die ik liever aan anderen
had gelaten. Ik werd geconfronteerd met mijn grote
zwakheid en diepe armoede en heel mijn priesterleven
lang voelde ik mijn fundamentele onmacht. Ik hoorde
altijd diep in mij die woorden van Jezus: ‘Zonder Mij
kunt ge niets.’ Dat was ook zo.
Ik weet nu dat wat ik in mijn leven ten goede gedaan
heb, God gedaan heeft in mij, ondanks mezelf. Hij gaf
me een moeder in de persoon van Maria, de moeder
van Jezus, die ik vooral vereerde als de ‘Maagd der
Armen’. Elk initiatief van BzN heb ik te Banneux in haar
handen gelegd. Hij gaf me een man uit de duizend,
Montfort, de stichter van onze congregatie, en dan
broeder Isidoor, de eenvoudigste van alle eenvoudige
broeders. Daarbij gaf God me in de loop der jaren
zoveel liefde, zoveel vrede en zoveel vreugde, dat ik
alleen maar dankbaar kan zijn. Nu weet ik zeker dat
God met kromme lijnen recht kan schrijven.
‘God, mijn oase’, schreef ik ooit. Maar hoe dikwijls en
hoe diep ik God ook ervaren heb als een oase, waar ik
thuis kon komen en echte geborgenheid vinden, toch
kwamen er ook vele woestijndagen. Echte oase-dagen
waren eerder zeldzaam. Eigenlijk leef je in deze wereld
als in een woestijn. De leegte, de dorheid, de droogte
in jezelf en om je heen. De verlatenheid. God laat
je soms een tijd lang los, overgeleverd aan je klein-
menselijkheid en grenzeloze onmacht. De schrale
woestijnwinden trekken dan over je heen. Je wil ergens
thuiskomen en geborgenheid vinden. Maar God is
nergens meer. Toch moet je dan blijven geloven en met
lege handen grijpen naar de ongrijpbare God. Je moet
blijven bidden om levend water en om de weg naar de
bron. Dat is tegen stroom in. Dan komt weer de dag
dat God je wegroept uit de woestijn en je laat genieten
van de wonderen in zijn tuin, de gaven van zijn hart,
de vruchten van zijn Geest. Hij vraagt alleen om kleine
waterdragers in deze grote wereldwoestijn.
Och, zo dikwijls, vooral in de mooie momenten van
mijn leven, heb ik God ervaren als een echte oase. Ik
vond levend water en diepe geborgenheid. Ik voelde
me dan veilig en heel gelukkig.
Priesters zijn geen buitenwereldse, onnatuurlijke
wezens, die gedesacraliseerd en ontmythologiseerd
moeten worden, alsof het heilige voorwerpen zijn.
Priesters zijn 100% mens met alle beperktheden,
zwakheden, fouten en zonden. De priester is een van
de vele doodgewone mensen, niet speciaal gebakken
met uitzonderlijke ingrediënten. Hij draagt geen
aureool en is niet de beste, niet de deugdzaamste en
de meest onkreukbare. Hij is geen held, geen heilige,
geen geleerde, geen machtige en geen rijke.
(vervolg volgende week)
Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos