woensdag 15 februari 2017

Phil Bosmans spreekt tot ons: Verhaal van een dodenrit

Toen ik insliep op de autoweg, ging de hemel open

en kwam een leger ‘bewaarengelen’ naar beneden om

me te beschermen. Ik had het kunnen weten, want

jarenlang bad ik in mijn brevier psalm 91 (vers 11):

‘Hij (God) heeft zijn engelen last gegeven u op al uw

wegen te bewaken’. En iets verder: ‘Zij zullen u op hun

handen dragen’. Dat hebben ze perfect gedaan, op een

onvoorstelbare wijze.

Het was zaterdag 18 december 1993. Een donkere,

regenachtige dag. Ik zat in de auto en viel rond

de middag in slaap op de autostrade, even voorbij

Beringen, richting Hasselt. Ik was, denk ik, wat al te

moe. De avond tevoren een vergadering voor de kerst-

boot met kansarmen. ’s Nachts werd ik geroepen door

onze oude zieke pater. Ik moest hem verzuiveren en

heel het bed aftrekken en proper leggen. Om 9 uur

’s morgens deed ik in Brasschaat de opening van de

10de kerstmarkt, waarvan de opbrengst geheel voor

Bond zonder Naam was. In de namiddag werd ik op de

kerstmarkt in Genk verwacht en ik had mijn zus, die er

woont, beloofd om 12.15 uur te komen eten.

Een eind op de E313 naar Hasselt voelde ik de slaap. Het

raam open en weer toe. Hoe lang ik gevochten heb,

weet ik niet. Even voorbij de afrit Beringen gebeurde

het. Een priester uit Lummen, Miel Verheyen, heeft het

zien gebeuren en zijn verhaal is beangstigend.

‘Je stak me voorbij’, zei hij, ‘en toen zag ik hoe je auto

begon te trillen, en ik dacht, daar is iets met die wagen.

Ik zette mijn vier pinkers aan en vertraagde, om de

achterliggers te waarschuwen. Toen schoot ineens je

wagen als een pijl uit een boog rechts over de weg naar

de vangrails. Daar ging je de lucht in en bleef een stuk

van je auto in de vangrails hangen. Je kwam neer en je

schuurde nog een 200 meter verder. Daar viel je stil.’

Toen ik stilstond, werd ik pas echt wakker. Ik zei

gewoon zo voor me uit: ‘Mijn Jezus barmhartigheid’,

een oud en mooi schietgebedje. En ik dacht

onmiddellijk aan Leontine, die ik voor haar dood acht

maanden nabij was gebleven. Het was alsof ze bij me in

de auto zat. Ik heb de gewoonte met mijn dierbaarste

overledenen in contact te blijven en in speciale

gevallen hun hulp te vragen.

Mensen stopten en niemand had enige verklaring

voor het feit dat ik er ongedeerd uitkwam. ‘Leef je

nog?’, vroegen ze stomverbaasd. Ik geloof in engelen

en bewaarengelen, maar het zijn voor mij geen

onnatuurlijke bovenaardse wezens met vleugels.

Engelen zijn voor mij die vele lieve en goede mensen,

die God op mijn levensweg stuurt, om me zijn liefde

voelbaar te maken en me een steun en een troost

te zijn in moeilijke momenten. Bewaarengelen zijn

diezelfde goede mensen, als ze in de hemel zijn.

Ze leven nog altijd met me mee en zijn om me

bekommerd.

Ik kan alleen maar danken, danken, danken!

Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos