woensdag 4 november 2015

Phil Bosmans spreekt tot ons: Hij was vrijgelaten…

Hij was vrijgelaten

maar droeg de gevangenis

mee in zijn hart.

Er zijn mensen, die door hun eigen misdaad zelf zo diep

geraakt en geschonden worden, dat ze niet meer in

staat zijn tot een normaal menselijk leven. Iemand zei:

‘De dag dat ik die ander vermoordde, heb ik eigenlijk

mezelf vermoord.’

Ze krijgen 20 jaar dwangarbeid of levenslang. De

meesten komen op zekere dag wel vrij, maar dan zijn

er die deze vrijheid niet meer willen of niet meer

aankunnen. Ze slagen er niet in hun verleden op de

juiste manier te verwerken.

Ik zag hem zitten in zijn cel. Hij leek wel opgelucht.

Eindelijk terug binnen, terug veilig. In zijn hart had hij

de gevangenis nooit verlaten. Toen hij enkele jaren

geleden buiten kwam, had hij zich in een heel vreemde

wereld gevoeld. Mensen waren wel goed voor hem

geweest. Ze hadden het onmogelijke gedaan om hem

te helpen, hem uit zijn isolement te halen en van hem

weer een mens te maken. Hij had niet gewild. Hij had

al heel in het begin tegen iemand gezegd: ‘Bewust

blaas ik alle bruggen op naar de mensen toe. Ik wil met

niemand contact.’

En toen was er een diep zwijgen over hem gekomen –

was het omdat hij zich schaamde over zijn misdrijf of

zag hij in alle mensen zijn slachtoffer terug, hij weet

het niet – hij vroeg om terug naar de gevangenis te

gaan, maar men deed het onmogelijke om hem er

buiten te houden. Toen had hij twee kamers gehuurd

en een van de kamers ingericht als een cel, identiek aan

zijn gevangeniscel, als wilde hij zich straffen voor het

leven. Sommige dagen sloot hij zich op en liet zich op

bepaalde uren wat eten brengen, precies zoals in de

gevangenis. Hij droeg de gevangenis diep in zich. Hij

koesterde ze. Hij voelde zich afgeschreven, niet door de

mensen, maar door wat hij gedaan had.

Zelf schreef hij alle mensen af. De gevangenis deed

hem goed. Daar hoefde hij met niemand rekening te

houden. Alles elke dag hetzelfde. Dat had hij graag.

De bewakers waren vriendelijk, maar kregen met hem

geen contact. Uren zat hij wezenloos op een stoel naar

de bekraste muur te staren.

De gevangenis was zijn thuis. Toen zijn slachtoffer

begraven werd, die dag had hij besloten ook zichzelf

te begraven. De gevangenis was zijn graf… tot de

dag dat hij met de actie voor gevangenen van Bond

zonder Naam een pakje, een klein pakje ontving met

een heel fijn briefje van een klein kind, dat begon met

‘Lieve meneer’ en eindigde met een kus. Toen waren

er langzaam dikke tranen uit zijn ogen gerold en had

hij voor het eerst zelf de bewaker aangesproken en

gezegd: ‘Dit briefje, kijk, dit briefje moet ik tegen de

muur plakken. Ik moet het iedere dag lezen.’ Dit was de

dag dat hij langzaam begon te ontdooien.

Wat grote mensen en vele deskundigen niet konden,

heeft een kind klaargespeeld… een in zijn hart bevroren

mens ontdooid, een dode uit zijn graf gehaald.

Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos