woensdag 28 oktober 2015

Gard schrijft ons vanuit Iran – deel 2

Welkom in Iran

Toen ik gisteravond nog even een luchtje ging scheppen op het plein voor het hotel, sprak een man me aan met de gewone plichtplegingen. Al snel ging het over zijn werk. Met een hogeschooldiploma op zak werkt hij als gewone arbeider in een koekjesfabriek. Ander werk is er niet, vertelde hij, onder meer door de economische boycot. Die wordt wellicht binnenkort gemilderd nu er een akkoord is over het nucleaire programma van Iran.

- Wil je een ijsje, vraagt hij. Iraniërs zijn vaak heel goedgeefs. Ik laat me graag uitnodigen niet alleen om de chocolade-, saffraan- en granaatappellekkernij (25 eurocent per bol), maar vooral om het gesprek voort te zetten.

Ali is veertig jaar en niet getrouwd.

- Jij bent een mooie man, verklaart hij mij. De baas van de ijsco-tent is het met hem eens. Ik ben plots op mijn hoede en denk aan de soort relaties die hier zwaar gestraft wordt, tot de dood toe.

- Waarom niet, op jouw leeftijd?

- Ik heb wel een partner maar kan niet huwen, is zijn wederwoord. Weer licht het woord ‘homo’ op in mijn gedachten. Hij mompelt iets over seks hebben, maar ik versta het niet en vraag het ook niet na. We zitten immers op een openbaar plein en ik weet niet wie meeluistert.

- Waar woon je dan?

- Bij mijn ouders, tien kilometer hier vandaan. Als ik met mijn lief thuis kom, wordt mijn vader woest.

- Waarom trouw je dan niet?

- Ik verdien niet genoeg geld om een feest te betalen en een huis te huren.

Dus een normale hetero-relatie, gehinderd door onopgemerkte armoede, die vaker voorkomt in Iran. Denk aan het verhaal van Saman vorige week.

- Jij bent een mooie man, herhaalt hij terwijl hij mij op de foto zet. Iraanse mannen zijn meestal heel vriendelijk, joviaal en dankbaar om een gesprek.

Vanmorgen sta ik ergens in de stad Hamadan de kaart te bestuderen als een slungel mij wenkt om met hem mee te stappen. Ongeveer even groot als ikzelf en een twintig jaar, denk ik. Ik leg hem uit dat ik naar het centraal plein, het Imam-Khomeiniplein, wil. Hij luistert niet, kijkt even naar het punt dat ik op de kaart wijs en wenkt opnieuw. Ik kan met moeite zijn lange, snelle pas bijhouden.

- Hoe heet je, hijg ik. Ik hoor iets dat ik interpreteer als ‘Moamer.’ Jongen, haal toch het oortje van je iPod uit je oren, denk ik.

- Hoe oud ben je, probeer ik nog eens. Nu wijst hij op zijn oren en zijn mond. Ik merk nu dat het een hoorapparaat is, dat hij draagt. Deze jongeman is hoor- en spraakgestoord! Hier stopt ons gesprek, maar niet zijn hulpvaardigheid. Tweemaal loodst hij mij door de verkeersstroom rond de rotonde en elke keer zorgt hij ervoor dat hij het aankomend verkeer trotseert en dat ik netjes aan zijn lijzijde blijf.

- Waar is het Esther- en Mordechaimausoleum, vraag ik hem. Dat is teveel voor zijn armzalige oren midden het drukke verkeer. Hij brengt me naar de politie. Zij wijzen het aan, aan mij. Moamer neemt me weer op sleeptouw als mijn engelbewaarder door het verkeer. Dan neemt hij afscheid.

Tegelijk vraagt een ander man mij waar ik heen wil. Per toeval, zegt hij, moet ik ook die richting uit. Hij woont inderdaad in de buurt, brengt me tot bij de Joodse Rabbijn, blijft zelfs even bij mij in de tempel en verdwijnt dan. Alle mannen zijn hier zo behulpzaam en vriendelijk.

Ze spreken me aan, vragen waar ik vandaan kom, vinden het reuzefijn dat ik hun land bezoek en zijn dankbaar als ik onderscheid maak tussen het gewone volk en de politiek.

Ik schrijf hierboven over de mannen, maar van de reisgezellinnen hoor ik dat zij gelijkaardig meemaken met vrouwen. Daar knelt een schoentje. Een deftige vrouw spreekt geen vreemde man aan. Zij blijft ook wat afzijdig als ik met haar man spreek. Als ik uit nood een dame bevraag, is ze telkens even bereidwillig in de uitleg, maar ook niet verder. Zij trekt nooit met mij mee op om de weg te wijzen.

Ik zie ze soms de auto besturen en als vrouwen onder mekaar gaan winkelen. Zij gaan uit werken in hotels of restaurants, op de markt of bij de politie. Soms zie ik hen aan de bankautomaat geld ophalen, vaker hun GSM bovenhalen of even de lippen bijstiften, voor de kinderen zorgen, net zoals vrouwen bij ons doen. Als ik hun een foto vraag, mag het soms maar vaker niet, of ik mag de kleine op hun arm vereeuwigen terwijl zij het gezicht afwenden. In Iran leven moderne vrouwen die onder de chador gevangen gehouden worden, deels uit traditie maar dwingender door de wet. Ik hoor van vriendinnen hoe vrouwen in hun huizen, in het vrouwenkwartier, vrij en los met elkaar omgaan. De chador en de hoofddoek vliegen uit en zij paraderen dan in hippe kleren, zelfs vrij uitdagend met losse bloesjes of minirokjes. Ik kan alleen beamen dat ik op de markt nogal suggestieve beha’s en slipjes opmerk naast saai herenondergoed. De goudwinkeltjes puilen uit van armbanden, halssnoeren, parels en edelstenen in alle kleuren van de regenboog.

Ik sta verbluft bij dit dubbele beeld. Het trekt mij aan, dit land boeit me. Wat meer is: ik voel me hier absoluut veilig. Zelfs al kan ik geen letter lezen, geen woord verstaan, ik ben nooit hulpeloos verloren en heb nooit de indruk dat ik bedrogen word. Als ik moet betalen, houd ik hen gewoon een bundel bankbiljetten voor en zij halen er heel voorzichtig een paar uit, tonen ze me en tellen ze nogmaals voor mijn ogen.

- “Welkom in Iran,” zegt het volk mij honderd maal per dag. “Dank je dat je hier bent.”

De heerlijkheid Corbeek over Dijle - deel 4

Pastoor Bogaerts over Olivier van den Tympel:

“Begaafd met alle goede hoedanigheden, had hij zijn vaderland de grootste diensten kunnen bewijzen. Maar van jongs af was Olivier met den haat van den Spanjaard doordrongen en met den haat tegen de landbezitter ging ook welhaast de haat tegen den godsdienst (de katholieke godsdienst) gepaard.

De jaren 1570 tot 1585 (een episode uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), ook de Nederlandse Opstand genoemd, met een twaalfjarig bestand in de jaren 1609-1621) staan in bloedige letters in onze vaderlandsche geschiedenis ingeschreven en men moet niet aarzelen te zeggen dat de vernieling van ’s lands welvaart grootendeels zoo niet uitsluitelijk aan Olivier van den Tympel te wijten is. Hij had de schutsengel van zijn vaderland kunnen wezen, hij was de slechte geest van al de ondernemingen, die in die ongeluksjaren beraamd wierden.”

Op 22.11.1576 nam Olivier van den Tympel aan het hoofd van een bende Schotten zijn intrek in Brussel. Brussel had zich aan de zijde van de vijanden van koning Philips II van Spanje geschaard, en geen enkele toegeving van de koning aan de rebellen kon de oorlog nog voorkomen. Deze brak uit op 24.7.1577 met een verrassingsaanval op het kasteel van Namen door de Spanjaarden, gevolgd door de oorlogsverklaring op 14.12.1577 van de Staten-Generaal der Nederlanden aan Don Juan van Oostenrijk, Spaans gouverneur van 1576 tot 1578.

De rol van Olivier van den Tympel begon met zijn zending door de Staten-Generaal der Nederlanden, op 2.2.1578, om Leuven te bezetten met zijn Schotten. Maar hij moest vluchten uit Leuven wegens de vijandigheid van het Leuvense volk.

In Brussel echter kon Olivier de vrije teugel geven aan zijn haat tegen al wat Rooms was.

Pastoor Bogaerts:

“Op 6 Juni 1579 verspreidden zijne benden “De Broucquilles”, door het schuim van het volk geholpen, zich in de stad, alles moordende en plunderende dat van Roomsgezindheid verdacht was. Het was op dien gedenkwaardigen dag dat alles vernield werd in de kapel van Scheut, de St.Nicolaaskerk, St.Gudule, St.Elisabeth, St.Catharina, de Bogaardenkerk, de sacramenten onteerd en de geestelijke personen mishandeld en vermoord. Olivier had zorg gedragen zich te verwijderen en naar Antwerpen te vertrekken ten einde zijne horden den vrijen teugel te laten en slechts terug te komen als alles voltrokken was.”

Dezelfde feiten deden zich voor in Mechelen na inname van de stad door Olivier van den Tympel op 8.4.1580. Andere wapenfeiten van Olivier van den Tympel waren: de innames van Blaasveld, Ninove, Diest, Zichem, Aarschot, Gaasbeek, Braine-le-Château en Aalst.

Op 10.3.1585 gaf Brussel zich over aan de prins van Parma (Alexander Farnese van Parma, in oktober 1578 als gouverneur aangesteld). In het overgavedocument moesten Olivier van den Tympel en zijn collega’s officieren zich verbinden de wapens tegen de koning niet meer te gebruiken.

Vele jaren later waren de gevolgen van zijn opstand nog niet uitgewist. Persoonlijk had hij al zijn bezittingen in de Zuidelijke Nederlanden verloren. Het beslag op zijn goederen werd uitgevoerd op 21.7.1590.

Op de terugweg van een diner dat hij op 3.10.1603 was gaan bijwonen bij prins Maurits van Nassau werd hij dodelijk gewond door een schot dat op hem werd afgevuurd vanaf de stadswallen van ’s Hertogenbos. Hij stierf enkele dagen later. Zijn weduwe, Claude de Liedekerke, alias “Anna Hannaert”, bleef Holland bewonen.

Vervolg van III.Bezitters der tweede heerlijke rente (dorp en omgeving) met lage jurisdictie

9.De verbeurd verklaarde en aangeslagen heerlijke cijns van Corbeek werd op 22.10.1598 aangekocht door Peeter Poirtere. Het lijdt geen twijfel dat Peeter Poirtere slechts een zaakgelastigde was van Olivier van den Tympel en zijn vrouw, die als bezitster van deze cijns haar heerlijke rechten bleef uitoefenen.

10.Bij het overlijden van Oliviers weduwe, Claude de Liedekerke, op 6.4.1610, volgde Cyrille Paludanus, kanunnik te Mechelen, nr.9 op als zaakgelastigde van de familie van den Tympel-de Liedekerke, wat toelaat te veronderstellen dat Oliviers weduwe de haat van haar man tegen de katholieke godsdienst niet deelde.

11.Na de dood van 10. kocht jonkheer Philippus Happaert op 27.9.1628 de heerlijke cijns van de familie Van den Tympel-de Liedekerke af.

12.Bij de dood van Philippus Happaert op 24.4.1632 ging de tweede heerlijke rente naar zijn zoon Jeroen Charles Oudaert, genoemd Happaert. Deze erfde de eerste heerlijke rente van Corbeek van zijn moeder op 27.11.1632. Zo kwamen de twee heerlijke renten van Corbeek onder één hoofd, maar nog zonder hoog en middelrecht.

(wordt vervolgd)

Cyriel Letellier

Gelezen In Tertio Van 14 Oktober 2015

1.Quote

“Niet-gelovigen zijn voor het eerst nipt in de meerderheid.”

Uit een nieuw onderzoek van socioloog Mark Elchardus blijkt 41 procent van de Belgische volwassenen

tussen 25 en 35 jaar ongelovig, tegenover 37 procent gelovig, van wie een kwart moslim ((Knack,

7/10)

2.De Gentse bisschop, Luc Van Looy, vraagt de bisschoppensynode in Rome aandacht voor gezinnen in migratie en op de vlucht. De bisschop, door de paus uitgenodigd als voorzitter van Caritas Europa, wil tevens dat de kerk gescheiden gezinnen zou helpen, want “God heeft zijn Zoon gezonden naar alle mensen om hen te redden, niet om hen te oordelen”.

Op 5 oktober sprak op de synode de Antwerpse bisschop Johan Bonny namens zijn Belgische collega’s. Hij vroeg dat de kerk in deze tijd een overtuigend woord laat horen ten gunste van het huwelijk en kinderen, en van het groeipad in het maken van die keuze. Tegelijk wees hij erop dat ook onder gelovigen het sacramentele huwelijk de facto niet langer het enige model van huwelijk en gezinsleven is. Hij pleitte voor een kerk die met hen op weg gaat en alle uitsluitingen beëindigt en vroeg dat de bisschoppen de ruimte en de verantwoordelijkheid zouden krijgen gepaste antwoorden te formuleren op de pastorale vragen die leven in het deel van het Volk Gods dat aan hun herderlijke zorg is toevertrouwd.

(Geert De Kerpel)

3.Socioloog Kees de Groot, verbonden aan de Tilburg School of Catholic Theology, waarschuwt in het programma Wierook en Pepermunt ervoor overbodige kerkgebouwen helemaal te sluiten en kerkdiensten te centraliseren. “De gelovigen gaan niet ‘zomaar’ naar een eucharistieviering. Ze gaan naar ‘hun’ kerk”, zegt de Groot. “Wanneer een kerkgebouw wordt gesloten, zorgt dat altijd voor een teruggang in het aantal kerkgangers”.

(Geert De Kerpel)

Phil Bosmans spreekt tot ons: Een clown uit een gevangenis…

De clown waar ik het meest van hou, is deze uit een

gevangenis in Venezuela.

Op een bepaald ogenblik was ik in Caracas – dankzij

een goede vriend van de KLM, want zelf heb ik daar

geen geld voor – en bezocht daar een gevangenis.

Aanvankelijk zei iedereen dat dat onmogelijk zou zijn,

maar de laatste dag kreeg ik toch toelating.

Ik kwalm daar bij een gevangene die juist zijn

zelfportret had geschilderd. Hij had zijn eigen beeld

gelegd in een clown. Ik vond dat zo geweldig dat ik

vroeg of ik het kon kopen. Een begeleider heeft het dan

gekocht en ik heb het meegenomen, vochtig nog en

oningepakt.

Ik moest langs de directeur terug naar buiten en toen

die mij met dat schilderij zag, werd hij ineens heel koel

en terughoudend. Niet te verwonderen: in zijn bureau

hingen grote schilderijen van dezelfde schilder. Ik

dacht: dat is iets wat hem ontglipt. Ik heb mijn clown

niet gelost en ben er stilletjes onder begeleiding mee

naar buiten gegaan.

Ik vind dit een formidabel schilderij. Ik hou er zo enorm

veel van omdat heel de droefheid van Zuid-Amerika in

het gezicht van die clown ligt.

Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos

woensdag 21 oktober 2015

Gard schrijft ons vanuit Iran – deel 1

Al de tweede keer die dag dwaal ik rond in het heiligdom van Imam Reza in Mashad in het uiterste noord-oostelijke puntje van Iran. Op de binnenpleinen rond de fonteinen is er altijd wat te beleven. De verschillende gebouwen er om heen zijn bezet met kleurige mozaïeken: groen en blauw voor de oudste, geel voor de nieuwere.

Saman leidt me rond. Hij is vrijwilliger, negentwintig jaar en doet dit werk zes uur per week. “Voor een betere plaats in het hiernamaals,” zegt hij me.

Imam Reza, de man naar wie dit heiligdom genoemd worsdt, is in de negende eeuw vermoord omdat hij geen steun verleende aan een van de twee broers die vochten om de heerschappij. Hij ligt hier begraven naast de moordenaar van zijn vader. Zijn vader had immers gepredikt tegen die vorige heerser die de islam wilde hervormen, meer werelds en meer eigentijds maken.

In het hart van het heiligdom, de moskee met de graftombe, mag ik niet binnen omdat ik geen moslim ben. Zelfs hierbuiten mag geen fotoapparaat meegebracht worden uit vrees voor aanslagen. Alleen met smartphones mag men beelden maken. Ik heb een oud spul bij me en houd dus heel povere documenten over.

Ondertussen zitten er al honderden gelovigen op de matten in verschillende patio’s en luisteren naar de preek van een ayatollah (een belangrijke moslim-geestelijke) die op reuzengrote schermen vertoond wordt.

Later bij valavond komen er nog eens duizenden vromen toegestroomd voor het avondgebed. Het zijn vooral vrouwen in hun zwarte chadors. Het lijken wel raven die allen dezelfde richting uit trippelen. Mannen in donkere kledij vallen daar tussen veel minder op. Voor de dames is het hier verplicht over hun andere kledij een grote wijde doek te dragen die het hoofdhaar bedenkt, tot de grond reikt en hen helemaal omsluit. Buitenlandse vrouwen kunnen een chador lenen, maar dat zijn witte. Zo ziet men onmiddellijk aan wie de toegang tot de moskee moet geweigerd worden.

De massa kan natuurlijk niet binnen in het gebouw met de graftombe en doet het avondgebed in open lucht. Nu zijn mannen en vrouwen inderdaad gescheiden. Saman leidt me handig weg van de vrouwenkant. “Ik toon je het mooiste zicht op de gouden koepel”, is zijn uitleg.

Het wordt een indrukwekkend zicht als de horden mannen schouder aan schouder staan, samen buigen, knielen, met het voorhoofd de grond raken en weer samen recht komen.

Saman vertelt mij dat hij over zes maanden gaat trouwen. Hij is negenentwintig en moest zolang wachten omdat het zo moeilijk is werk te vinden. Zijn verloofde is redster, hij is microbioloog. In dit land kunnen ze vrij met elkaar omgaan. Alleen binnen hun ouderlijk huis worden zij gechaperonneerd, want seks voor het huwelijk is niet toegestaan. Maar ze kunnen samen wel op reis en een tijdelijk huwelijk aangaan. Ze moeten het alleen luidop aan elkaar beloven, zonder getuigen. Nou ja, zo is het gemakkelijk.

In de stad mogen vrouwen wat losser gekleed gaan. Een doek op het hoofd en een mantel over een broek volstaan. Velen verkiezen zwart, al gaan wat vrijere vrouwen in assorti-kleuren gekleed. De mantel moet volgens de wet tot aan de grond komen, maar de jongeren beperken hem tot ergens tussen de billen en de knieën of net er onder. De hoofddoek schuift nogal eens gewaagd ver op het achterhoofd.

Ik neem de trein naar de hoofdstad en rijd zeven uur op de rand tussen de woestijn en de bergen.

Teheran telde in 2011 twaalf miljoen inwoners op een oppervlakte van iets minder dan de helft van België. De mensen wonen er opeen getast en er wordt continu bijgebouwd.

Zowat honderd jaar geleden werd de stad als met een groot mes op tientallen plaatsen doorsneden, rechtdoor en dwars, om brede straten aan te leggen. Die zitten nu vol met auto’s zoals slangen met schubben. Daartussen slalommen moto’s, rijden in tegenrichting, rijden rechts en slaan plots linksaf en omgekeerd zonder te waarschuwen, ze rijden door rode lichten of op de stoepen. De auto’s moeten honderden keren stoppen en duizendmaal vertragen, dan weer vertrekken en optrekken. Ze rijden met drie of vier naast mekaar waar plaats is voor twee. De stad stikt in de stank en de rookgassen. Oversteken is levensgevaarlijk. De enige mogelijkheid is vooruit stappen als er in de dichtstbije rij een klein gaatje is en dan met de onmogelijke moed der wanhoop verder blijven stappen. In twee dagen heb ik dit meer dan vijftig keren gedaan en heb het overleefd!

Toen men de stad reorganiseerde voor het verkeer heeft men oude huizen en gezellige woonwijken niet ontzien. Nu telt de stad alleen flatgebouwen en woontorens van middelmatige architectuur. En … nog enkele paleizen die nu als musea ingericht zijn. De praal van de vroegere vorstenhuizen met onvoorstelbare kostbare juwelen, serviezen, tapijten, meubels en decoraties wekken verwondering en walging. Ik kijk mijn ogen uit op de glans en de schittering van diamanten en saffieren, van diademen en kronen. Tegelijk besef ik hoe kleine mensen uitgebuit en vernietigd zijn om deze ‘schatten’ bij elkaar te graaien.

Hierbij zit een foto van het heiligdom in Mashad en eentje van het verkeer in Teheran.

Later vertel ik u wat meer over de Iraniërs. Tot dan.

Week 2015-42 - Gard Iran 10001

Gelezen In Tertio Van 7 Oktober 2015

Door de vluchtelingencrisis hebben zich de voorbije maand september in Vlaanderen 1.800 nieuwe kandidaat-pleeggezinnen aangeboden. Pleegzorg Vlaanderen hoopt dat alle kinderen die zonder ouders zijn moeten vluchten, in een pleeggezin kunnen worden opgevangen. (Geert De Cubber)

Volgens de recentste cijfers stellen Vlamingen voor liefst 4.565 kinderen van andere ouders langdurig hun huizen en harten open. De instroom aan kandidaten voor die “perspectiefbiedende” pleegzorg stijgt overigens, zonder het tekort echt uit te vlakken. (Joris Delporte)

Phil Bosmans spreekt tot ons: De mens

Mensen kennen de binnenkant van gevangenissen

niet. Anders zouden ze beseffen dat daar veel mensen

zitten die er niet thuishoren. Gemakshalve laten ze die

zitten. Het gerecht is niet altijd rechtvaardig.

De mens staat altijd op uit zijn eigen puin. Ga de

geschiedenis na: altijd is de mens weer rechtgestaan,

wat hij zichzelf ook aandeed. Daarom blijven wij

geloven in de mens van vandaag.

Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos

De heerlijkheid Corbeek over Dijle - deel 3

III.Bezitters der tweede heerlijke rente (dorp en omgeving) met lage

jurisdictie

1. Jan Pynnock, afwisselend: senator en schepen van Leuven en lid der dekenij, tussen 1420 en 1425.

Bewoonde te Corbeek het hof “Cabaret” genaamd, naast de kerk.

2. Machtildis Pynnock, kleindochter van 1.; kwam in het bezit van de heerlijke rente van Corbeek in 1431; trouwde met Niklaas de Keersmaker, afwisselend senator, schepen, lid der dekenij en burgemeester van Leuven, tussen 1430 en 1467. Niklaas overleed op 6.9.1467. Machtildis overleed op 5.3.1483, waarop het leen overging naar 3.

3. Nicolaus de Keersmaker, zoon van 2., afwisselend senator en schepen van Leuven en lid der dekenij tussen 1461 en 1498. Woonde te Leuven in het huis dat later aangekocht werd door Adrianus van Utrecht, de latere paus Adrianus VI, nu het Pauscollege.

Nicolaus had ook de visserij op de Dijle in leen.

Overleden op 10.7.1499, waarop het leen overging naar 4.

4. Oudenaert de Keersmaker, zoon van 3.

Overleden op 18.12.1507, waarop het leen overging naar 5.

5. Andries de Keersmaker, zoon van 4.

Overleden op 19.12.1510, waarop het leen overging naar 6.

6. Wouter van den Tympel, kozijn van 5.; zoon van Wouter van den Tympel (+1471) en Catharina de Keersmaker.

Afwisselend schepen, lid der dekenij en burgemeester van Leuven tussen 1491 en 1532.

Overleden op 2.10.1535, waarop het leen overging naar 7.

7. Ridder Jan van den Tympel, zoon van 6.; afwisselend senator, lid der dekenij, schepen en burgemeester van Leuven tussen 1533 en 1567.

Hij kocht op 8.6.1559 de hoge en middelbare heerlijkheid van Corbeek en nam ze in bezit op 15.6.1562.

Overleden op 1.1.1567. Het leen gaat over naar 8. op 5.2.1567.

8. Olivier van den Tympel, zoon van 7.

Om de gedragingen van Olivier van den Tympel beter te begrijpen zal ik de tijd waarin hij leefde even oproepen met een aantal fragmenten uit de “SESAM Encyclopedie van de wereldgeschiedenis”:

In november 1565 ondertekenden honderden edelen (het eedgenootschap) een document dat in de geschiedenis onder de naam van het ‘Compromis’ bekend is geworden. Later, in 1566, werd er gesproken over een naam voor het eedgenootschap. Brederode kreeg een idee. ‘Men noemt ons bedelaars’, riep hij uit. ‘Laten we die naam aanvaarden! Wij willen de Inquisitie bestrijden, maar trouw aan de koning (Philips II van Spanje) blijven, al brengt men ons tot de bedelstaf. Vivent les gueux!’ – Zo ontstond de naam geuzen.

Wie de tekenen des tijds verstond, besefte dat stormwolken zich samenpakten boven de Nederlanden. Calvinistische predikanten trokken het land door en spoorden het volk aan tot verzet tegen de papisten. De graanprijzen waren al sedert lang aan het stijgen. In verscheidene gebieden heerste zware hongersnood en velen stierven van gebrek. Het gistte onder de massa. In de industriegebieden brak de storm los en vandaar verspreidde hij zich naar de overige delen van het land. De kerken werden bestormd door woedende menigten, die vensters en altaren stuk sloegen en de sinds eeuwen vereerde heiligenbeelden ruw vernielden. De verwoesting was verschrikkelijk, vooral in Antwerpen, waar zich de mooiste kerken van het land bevonden, o.a. de prachtige Lieve-Vrouwekerk; in een paar uur werd het interieur letterlijk in gruizels geslagen.

De volkswoede was even onbeheerst als redeloos en de hoge heren distantieerden zich nadrukkelijk. Maar Philips zwoer een bloedige wraak.

In de nazomer van 1567 hield de hertog van Alva zijn intocht in Brussel. Nauwelijks een maand na zijn aankomst werden de graven van Egmond en Hoorne gevangen genomen op een feest, dat de zoon van de hertog ter ere van hen gaf. Willem van Oranje had zich reeds eerder op de Dillenburg in veiligheid gebracht.

Willem van Oranje

Willem van Oranje werd geboren in 1533 op het slot Dillenburg nabij Wiesbaden uit protestantse ouders. In 1545 werd hij als knaap, voor zijn opvoeding, opgenomen aan het keizerlijke hof van Karel V in Brussel. Hij moest daarvoor wel overgaan naar het katholieke geloof.

In 1554 werd hij benoemd tot opperbevelhebber van de keizerlijke troepen.

Omstreeks 1560: het calvinisme drong binnen en zette de gemoederen in vuur en vlam.

April 1566: het “compromis” werd voorgelegd aan de landvoogdes Margaretha van Parma om de decreten van Segovia te verzachten. Volgens deze decreten zou de Inquisitie haar werk in volle omvang tot de Nederlanden gaan uitstrekken.

Margaretha van Parma werd opzij geschoven als landvoogdes. Zij werd opgevolgd door de hertog van Alva.

In het najaar van 1567 beval Alva de instelling van een speciale rechtbank, die alle oproerkraaiers zou moeten berechten. Dit was de zogenaamde Raad van Beroerte, die van de bevolking weldra de naam ‘Bloedraad’ kreeg. Onder de slachtoffers bevonden zich ook de graven van Egmond en Hoorne, die op 5 juni 1568 naar het schavot werden geleid.

Na de vlucht van Willem van Oranje naar de Dillenburg en in de tijd dat hij er verbleef ging hij over tot het protestantisme.

Toen Den Briel door de Watergeuzen was ingenomen, in de lente van 1572, kwamen een hele reeks steden langs de Nederlandse kust in opstand en verklaarden zich openlijk voor Willem van Oranje. In de zomer van 1572 besloot Willem in te grijpen. Alva deed energieke pogingen om de opstandige Nederlandse provincies weer in bedwang te krijgen. Maar bij Alkmaar werd zijn opgang gestuit.

In het najaar van 1573 trok Alva zich vrijwillig van het Nederlandse toneel terug. Onder een van zijn opvolgers, Alexander Farnese van Parma, kwam op 6 januari 1579 de Unie van Atrecht tot stand, waarbij de zuidelijke provincies zich volledig aan het gezag van Philips II onderwierpen. Ruim twee weken later, op 23 januari, antwoordde Willen van Oranje met de Unie van Utrecht. De provincies Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Overijssel en Friesland beloofden elkaar bij te staan in de gemeenschappelijke strijd tegen de vreemde indringers.

Op 15 maart 1580 verklaarde Philips II de prins van Oranje vogelvrij. Bij de akte van Afzwering verklaarden de Staten-Generaal in 1581 Philips II vervallen van zijn status als heer der Nederlanden. Drie jaar later, op 10 juli 1584, viel Willem van Oranje na herhaalde mislukte aanslagen ten offer aan de kogels van een sluipmoordenaar.

(wordt vervolgd)

woensdag 14 oktober 2015

De heerlijkheid Corbeek over Dijle - deel 2

II.Bezitters der eerste heerlijke rente (noordelijk deel) met lage

jurisdictie

1. Henricus Van Quaderebbe (Quaderebbe of Quarebbe = Kwerps)

2. Margaretha Van Quaderebbe, dochter van 1.

3. Jan Van Quaderebbe, zoon van 1.; in het bezit der heerlijke rente vanaf 1311

4. Jan Van Diedeghem x Margareta Van Wavre (Diedeghem = Diegem); verkocht zijn erfrente onder Corbeek omstreeks 1382 aan:

5. Bartholomeus ’T Serarnst (een adellijke familie der geslachten van Brussel); was o.a. schepen van Brussel; overleden ca 1406

6. Willem ’T Serarnst, zoon van 5., kwam in het bezit van de erfcijns in 1407 of 1408

7. Bartholomeus ’T Serarnst, ook een zoon van 5., kwam in het bezit van het leen in 1424

8. Willem ’T Serarnst, zoon van 7., kwam in het bezit van de erfcijns in 1440; hij overleed op 28.3.1451

9. Roland ’T Serarnst, zoon van 8., schepen van Brussel, volgde zijn vader op als bezitter der heerlijke rente na diens dood; getrouwd met Joanna Van Wesele, dochter van Jan Van Wesele, dokter in de medicijnen in de stad Brussel en natuurkundige; Joanna was ook groottante van Andreas Van Wesele (Vesalius), de wereldberoemde anatomist (ontleedkundige); Roland ’T Serarnst overleed op 21.8.1506

10. Catharina ’T Serarnst, dochter van 9., volgde haar vader op als bezitter der heerlijke rente na diens dood; trouwde met Hector Van der Noot, schepen en burgemeester van Brussel; Catharina overleed op 10.2.1525

11. Jan en Roland Van der Noot, zonen van 10., volgden hun moeder op als bezitters der heerlijke rente na haar dood; zij waren schepenen en burgemeesters van Brussel

12. Catharina Van der Noot, dochter van Roland Van der Noot, kwam in het bezit van het leen na de dood van haar vader op 25.5.1544; zij trouwde met jonkheer Karel van Brecht, heer van Dieghem; hij was voogd van Catharina en beheerde de erfrente; hij was ook schepen en burgemeester van Brussel; Karel van Brecht werd geboren ca 1518 en overleed op 1.6.1595, na zijn dochter Geertruyt

13. Geertruyt van Brecht, dochter van 12., erfde na 1.9.1586, bij de dood van haar moeder, het leen van Corbeek; trouwde met jonkheer Alexander Oudaert, raadsheer van de Raad van Brabant, senator van Leuven, schepen van Brussel; zij overleed op 6.10.1591.

14. Karel Oudaert, zoon van 13.; volgde zijn moeder op als genieter van de erfrente Corbeek. Hij overleed in Frankfurt am Main in 1610.

15. Catharina Oudaert, dochter van 13., zus van Karel die zij opvolgde, trouwde met jonkheer Philippus Happaert. Philippus kocht de tweede heerlijke rente van Corbeek, tot dan door de van den Tympel’s genoten (zie verder), op 27.9.1628.

16. Jeroen Happaert, zoon van 15.; genaamd Charles Oudaert; verwierf de tweede heerlijke rente van Corbeek bij de dood van zijn vader op 24.4.1632 en de eerste erfcijns van Corbeek van zijn moeder op 27.11.1632.

Zo kwamen de twee heerlijke renten van Corbeek onder één hoofd.

(wordt vervolgd)

Cyriel Letellier

Phil Bosmans spreekt tot ons: Uw rijk kome!

Uw nieuwe aarde, uw nieuwe hemel,

uw hemel op aarde,

waar ieder mens de moeite waard is

en de zwaksten op handen worden gedragen,

waar de zon opgaat over het lachend gelaat

van mensen die elkaar verstaan,

al spreken ze verschillende talen

en hebben zij een heel andere huidskleur.

Uw Rijk, waar ook andersdenkenden thuis zijn,

waar geen linksen en geen rechtsen meer zijn

en waar niemand meer gemarteld wordt en vermoord

om zijn politieke of godsdienstige opinie,

om zijn huidskleur

of om helemaal niets.

Uw Rijk kome!

Uw Rijk van liefde en rechtvaardigheid,

dat vrede laat stromen door alle straten,

en huizen vult met vreugde

en alle lijden troost laat vinden

in liefdevolle handen.

Uw Rijk kome!

En God antwoordt:

‘Mijn Rijk is in uw handen!

Bemin elkaar! Vergeef elkaar!

Heb elkaar lief!’

De schepping is nog lang niet af!

We zijn nog lang niet aan de zevende dag!

De wereld van morgen zal beantwoorden

aan de droom waarvoor wij

vandaag willen leven en werken!

Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos

C.L.

zondag 11 oktober 2015

Agenda bijgewerkt

Bekijk onze bijgewerkte agenda op de agenda-pagina.

woensdag 7 oktober 2015

De heerlijkheid Corbeek over Dijle - deel 1

De gegevens over het oude Korbeek-Dijle heb ik voor het grootste deel gedistilleerd uit de “Geschiedenis van Corbeek-Dyle” geschreven door pastoor Bogaerts rond 1900.

Een “heerlijkheid” was een territoriaal gebied dat na de Franse Revolutie de naam “gemeente” kreeg. In het Frans was een heerlijkheid: une seigneurie.

In de feodale tijd waren er drie niveaus in het gezag over de territoriale gebieden, respectievelijk bevoegd voor de hoge, de middelbare en de lage jurisdictie (=rechtspraak).

Voor de hoge en de middelbare jurisdictie was de heerlijkheid Corbeek over Dijle ondermeer onderhorig aan de meiers van Herent en Leuven en voor de lage jurisdictie stond ze onder het bestuur van de dorpsheer.

Onder de hoge jurisdictie vielen bijvoorbeeld: misdaden die konden leiden tot lijfelijke straffen.

Onder de middelbare bijvoorbeeld: misdrijven bestrafbaar met boetes.

Lage jurisdictie betrof de vervulling van de wettelijke voorschriften (cijnzen en lasten).

Van in de 14de eeuw was het Corbeekse heerlijk recht met lage jurisdictie verdeeld tussen de bezitters van twee erfrenten: de ene geheven op goederen in het noordelijk deel van Corbeek gelegen (Ormendaal en Veeweide), de andere op meer zuidwaarts gelegen goederen (in en rond het dorp). De toestand met twee dorpsheren duurde tot 1632. En vanaf 1660 had de enige dorpsheer naast de lage ook de middelbare en hoge jurisdictie.

I.Opeenvolgende bezitters van de hoge en middelbare jurisdictie

1. Philips I van Croÿ (1435-1511), heer van Chièvres, kocht de jurisdictie over Corbeek over Dijle op 26.9.1505 voor hemzelf en zijn nakomelingen. Hij trad in genot ervan op 1.7.1506.

2. Willem II van Croÿ (1458-1521), heer van Chièvres en adviseur van Karel V, zoon van 1., kreeg de rechten van zijn vader op 15.6.1507.

3. De rechten werden door het Beheer der Domeinen teruggekocht in mei 1550.

4. Corbeek met zijn hoog en middelrecht werd in juni 1559 verkocht aan de hoogste bieder: Jan van den Tympel, bezitter der tweede rente (zie verder).

5. In juni 1562 nam Maximiliaan Scheyfve de heerlijkheid (het hoog en middelrecht) in bezit. Hij was de neef van de schoonzuster van Claude de Liedekerke, de vrouw van Olivier van den Tympel, zoon van Jan van den Tympel.

Maximiliaan overleed in 1608.

6. Vrouwe Claude de Liedekerke, alias Anna Hannaert, kwam in het bezit van de heerlijkheid Corbeek (het hoog en middelrecht) in 1610.

7. Op 4.7.1614 werd het hoog en middelrecht recht van Corbeek over Dijle door het Beheer der Domeinen teruggekocht.

8. Bij de nieuwe verpanding op 29.8.1630 was Karel Fortunatus Van der Straeten de hoogste bieder.

9. Op 8.5.1638, waarschijnlijk na de dood van 8., had er een nieuwe verpanding plaats: de heer Taolly, in naam van de weduwe van Karel Van der Straeten, bekwam de heerlijkheid (hoog en middelrecht).

10. Op 5.2.1644 werd het heerlijk hoog en middelrecht verkocht. Koper was: jonkheer Jean Charles Streignaert, alias Jean Charles de Hemricourt, die behoorde tot de Brusselse adel.

11. In 1657 verkocht 10. de heerlijkheid (het hoog en middelrecht) aan Hendrik van Dongelberge, heer van Corbeek over Dijle, Steenbergen, enz… Deze kwam in 1660, zoals verder zal blijken, in het bezit van alle rechten (hoge, gemiddelde en lage rechtspraak) over het ééngemaakte leen Corbeek over Dijle.

Bij akte van 17.8.1661 werd de heerlijkheid van Corbeek over Dijle door koning Philips IV van Spanje tot baronie verheven. En Hendrik van Dongelberge werd baron van Corbeek over Dijle, heer van Steenbergen, enz…

(wordt vervolgd)

Cyriel Letellier

Phil Bosmans spreekt tot ons: Houden van mensen

Ik leg altijd zeer sterk de nadruk op deze stelregel: je

moet van mensen houden of anders moet je ze met

rust laten.

De mens heeft niks aan meneer de psychiater of

mevrouw de sociologe. Wat kan een psychiater doen

als hij mensen aan de lopende band ontvangt? Een

diagnose stellen, medicamenten voorschrijven, en de

rekening presenteren. Maar als die persoon iemand

nodig heeft die hem de moeite waard vindt, die bij

hem blijft, waar moet hij dan naartoe? Dan blijven er

alleen de idioten van het evangelie over die dag en

nacht beschikbaar zijn.

Ik heb niets tegen kennis van zaken. Kennis is van

groot belang, maar er moet meer zijn dan kennis.

Een garageman moet een motor goed kennen, maar

mensen kennen is heel wat anders. Goede mensen zijn

soms de beste psychiaters.

Als mensen in de buurt mensen voor elkaar waren,

zouden zoveel mensen niet zover afzakken.

Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos