woensdag 22 juli 2015

Gelezen In Tertio Van 24 Juni 2015

1.Op 16 juni meldde het Vaticaan dat de Antwerpse bisschop Johan Bonny de Belgische bisschoppenconferentie vertegenwoordigt op de gezinssynode van oktober. Gents bisschop Luc Van Looy is zijn vervanger. De Belgische bisschoppen maken van de gelegenheid gebruik om hun synthese van de antwoorden op de enquête in aanloop naar die synode te publiceren op Kerknet. (Emmanuel Van Lierde)

2.De Europese Unie rekent op de religies voor de versterking van het sociale weefsel en de integratie van vluchtelingen. Dat klonk op 16 juni tijdens de jaarlijkse ontmoeting van de Europese Commissie met religieuze leiders. Het motto was dit keer: “Samenleven en verschillen overwinnen”. (Emmanuel Van Lierde)

3.Paus Franciscus bezocht twee dagen Turijn waar de lijkwade van Christus in dit feestjaar voor de 200ste geboortedag van Don Bosco, uitzonderlijk te zien is. “De lijkwade leidt ons naar het gemartelde lichaam van Christus, maar tegelijk is het een beeld van elke mens die lijdt of wordt vervolgd”, zei Franciscus. (Emmanuel Van Lierde)

4.Uit een vraaggesprek van Joris Delporte met Els Van Hoof:

Donoren van zaad- en eicellen garanderen al decennialang het babygeluk van koppels met een onvervulde kinderwens. Maar (donor)kinderen worden groot en dan volgen onvermijdelijk identiteitsvragen over de onbekende biologische ouder. Een diepmenselijk verzoek dat ons land niet inwilligt. Sterker nog, sinds 2007 is dergelijke info achterhouden ronduit de wettelijke norm. Tot onvrede van politici, wetenschappers en donorkinderen die ons recht op roots verdedigen.

Els Van Hoof verdedigt prioritair de belangen van het (donor)kind:

“Oerkreet wensouders overstemt roep om afstammingsinfo”

Kamerlid Els Van Hoof (CD&V) rijmt in een recent wetsvoorstel donorschap met kinderrechten. “De oerkreet van wensouders overstemt momenteel nog een even primaire roep om afstammingsinformatie.”

“Mannelijke onvruchtbaarheid blijft een immens taboe. Door dat stigma verkiezen vooral intentionele vaders te verzwijgen hoe hun kroost niet met hen verwant is”, merkt Els Van Hoof. De Leuvense politica heeft van vele volwassen donorkinderen uit de eerste hand vernomen hoe zwaar dergelijke familiegeheimen wegen. “Gevoelsmatig valt snel op dat thuis iets wringt. Fysieke verschillen met de niet-biologische ouder zijn te opvallend. Bovendien weten doorgaans meerdere familieleden hoe de vork precies in de steel zit. Dan is het risico op versprekingen en pijnlijke onthullingen reëel, onder meer na een echtscheiding.”

Welke nadelige effecten heeft donoranonimiteit?

“Jonge burgers die dank zij deze vorm van conceptie geboren zijn, blijken voor een goed begrip zelden doodongelukkig. Wel leidt de onduidelijkheid over hun oorsprong tot ongerustheid en frustratie. Een essentieel puzzelstuk van de identiteit ontbreekt, waardoor ze zich permanent afvragen welke eigenschappen van hun onbekende biologische ouder zijn overgeërfd.”

Is het recht op privacy van wensouders hieraan ondergeschikt?

“Koppels valt onmogelijk te verwijten dat zij kinderen wensen. Toch stoort het mij hoe die natuurlijke oerkreet de even primaire roep om afstammingsinfo overstemt. Aanspraken van ouders krijgen duidelijk voorrang op de rechten van het kind.”

Verwacht u dat de anonimiteit dra tot het verleden behoort?

“Niet meteen. Recente parlementaire hoorzittingen hebben interessante inzichten opgeleverd maar bijkomende input over Nederlandse, Zweedse en Britse ondervindingen blijft welkom. Ten tweede zitten met uitzondering van N-VA meerdere partijen allerminst op onze lijn. Zo oppert Open VLD om wensouders de keuze te bieden tussen anonieme of identificeerbare donoren naast enkele tussenvormen. Een dergelijk opzet met meerdere loketten leidt tot de discriminatoire behandeling van uiteenlopende donorkinderen. Bovendien vergroot overdreven keuzevrijheid voor ouders de kansen op familieconflicten, wanneer nakomelingen hun keuzes betwisten.”

Tot zover Joris Delporte en Els Van Hoof.

Beelden vanuit de torenspits van de Korbeekse kerk - deel 4

Week 2015-29 - DSCN1446

Op het middenplan het huis van Gard Vermeulen; daarachter: pastoorsbos, de Dam, de Veeweide, de Putstraat, Ormendaal, en aan de horizon de skyline van Leuven.

Week 2015-29 - DSCN1467

Links onder de Korbeekse Kerkstraat (kant Beek); rechts midden de achterkant van het nieuwe huis op de plaats waar Bertha Fierens woonde; midden op het achterplan het uithangbord van El Patio en rechts ervan het huis van Dirk Van Neck; helemaal op het achterplan de heuvels van de Ruwaal.

Phil Bosmans spreekt tot ons: Ik voel me soms een kleine dwaze ezel!

Ik voel me soms een kleine dwaze ezel;

zoals zovelen onder ons, onopvallend.

Luister goed: kleine dwaze ezels.

Omdat ze in de ogen van de grote wereld

verliezers, naïevelingen, dromers zijn.

Omdat ze dingen doen die geen geld opbrengen.

Ze weten dat en het kan hen geen bal schelen,

want als er eenmaal kleine bloemen bloeien

in de grote woestijn,

zullen ze juichen en de woestijn vergeten.

Het is Jezus die alles op zijn kop gezet heeft.

Hij ontdeed zich van Gods majesteit

om zich te verbinden met de kleine, gekwetste mens.

Zo was Hij Gods grote kleine dwaze ezel onder ons.

In zijn dood op het kruis toonde Hij

de macht van de verliezer en de kwetsbaarheid van God.

Hij liet ons voelen hoe Gods liefde mensen herschept

tot goddelijke kleine dwaze ezels.

Zij geloven in de cultuur van het hart

en durven dwaas en klein genoeg zijn

om mensen van God te worden

en om mensen voor mensen te zijn.

Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos

woensdag 1 juli 2015

GELEZEN IN TERTIO van 17 juni 2015

1.Quote

Druk, druk, druk is behalve een jammerklacht ook een statussymbool.

Journalist Bart Eeckhout vindt dat we ons in werk- en vrije tijd onnodig veel (laten) opjutten (De Morgen, 10/6).

2.Het Priester Daensfonds reageert opgetogen over de lof die aartsbisschop André-Jozef Léonard uitsprak aan het adres van priester Adolf Daens tijdens de viering die hij op zondag 7 juni in Aalst voorging op de jaarlijkse Daensdag. Léonard had het over de goede strijd, zowel voor de arbeiders als voor de ontvoogding en erkenning van het Vlaamse volk met zijn taal en zijn cultuur, en betreurde dat de kerkelijke overheid Daens destijds niet had gesteund.(Geert De Kerpel)

Korbeekse Oud-Strijders van Wereldoorlog I – Deel 14

Vranckx Petrus Josephus

(Jefke Vraët)

° Korbeek-Dijle 7.12.1881 + Korbeek-Dijle 17.8.1936

Zoon van Désiré Vranckx en Maria Ludovica Verreydt (Mie Vraët).

Trouwde met Euphrasie Hardy uit Donk (Mol). Ook zij werd genoemd naar haar schoonmoeder: Sie Vraët.

Jefke en Sie hadden acht kinderen, waarvan de jongste twee (geboren na de oorlog): Irma (x Jules Vanderwegen) en Marcel (x Martha Trappeniers).

Jefke was een broer van Marie Vranckx (x Constant Vranckx) en een kozijn van Prosper, Constant, Octavie (x Jozef Vanderlinden) en Emiel Vranckx.

Jefke was soldaat bij het 13de Linieregiment 1ste Bataljon 1ste Kompanie

Wederopgeroepen eind juli 1914 werd zijn regiment ingeschakeld bij de verdediging van de vesting Namen. Hij werd krijgsgevangen genomen op 24.8.1914 in de omtrek van Ermeton (Floreffe). Hij verklaart hierover: “Door een zeer groote hoeveelheid Duitschers ingesloten, waren wij genoodzaakt tot overgaaf met de gansche kompanie, er was geen ander middel.”

Carolus Verbist van Bertem, van dezelfde eenheid als Vranckx, bevestigt dit getuigenis.

Weggevoerd naar Duitsland verbleef Jozef Vranckx tijdens zijn krijgsgevangenschap in het kamp van Hameln, ten zuiden van Hannover.

Vereerd met 1 frontstreep.

Vranckx Prosper

(Tiske va Koëpes)

° Korbeek-Dijle 25.4.1880 + Korbeek-Dijle 29.12.1966

Zoon van Jozef Vranckx en zijn eerste vrouw Catharina Luyten.
Trouwde in 1907 met Seraphine Ruelens uit Korbeek-Dijle, een dochter van Louis Ruelens (Piëke de Garde).

Tiske en Seraphine kregen vijf kinderen, alle vijf geboren vóór de oorlog. De oudste was Jules die als politiek gevangene omkwam in Essen in Duitsland in 1944. Hij was de vader van Mina Vranckx. De tweede jongste was Leonie die trouwde met Jef Verstraeten.

Prosper was een volle broer van Constant, een halfbroer van Octavie (x Jozef Vanderlinden) en Emiel, en een kozijn van Jefke en Marie Vranckx (x Constant Vranckx).

Prosper was soldaat bij het 13de Linieregiment.

Wederopgeroepen eind juli 1914 en met zijn regiment ingeschakeld bij de verdediging van Namen, werd hij op 24.8.1914 krijgsgevangen genomen.

Hij verklaart hierover: “Op 24 augustus 1914 rond Ermeton (Namen) gedurende eene verkenning in het dorp omsingeld door de vijandelijke overmacht, de majoor alleen kon vluchten omdat hij te paard was; wij werden met ongeveer 25 man omsingeld, de overgebleven onzer kompanie, en moesten ons na verdediging overgeven. Kommandant Drentels die vooruitgegaan was met eenige mannen zagen wij niet meer terug en wij waren door een grote overmacht omsingeld voor wij het zelven wisten. Eenige Duitschers werden nog afgeschoten, maar dit koste bijna ons aller leven bij de overgave (de witte vlag opgestoken).”

Prosper verklaart ook nog: “Ik ken niemand meer (als getuige). Ik ben ongeletterd en heb een slecht geheugen door den oorlog.”

Weggevoerd naar Duitsland verbleef Prosper Vranckx tijdens zijn krijgsgevangenschap in het kamp van Altengronau ten N.O. van Frankfurt.

Hij werd gerepatrieerd op 7.1.1919.

Vereerd met 1 frontstreep.

Vrijdags Guillaume Joseph

(Jom va Woikes)

° Oud-Heverlee 2.12.1893

Zoon van Joannes Franciscus Vrijdags (Woikes) en Florentine De Greef

Soldaat bij het 10de Linieregiment 1ste Bataljon 2de Compagnie

Werd krijgsgevangen genomen op 23.8.1914 te Boninne (sector Marchovelette) ten N. van Namen

Vrijgekomen op 2.1.1919

Met onbepaald verlof op 30.9.1919

Na de verklaringen van twee medestrijders: Jules Schoolmeesters uit Bertem en Louis Bruelemans uit Kortrijk-Dutsel in 1936: “Omsingeld door de vijand verplicht ons over te geven met de compagnie op 23.8.1914 rond 16 uur op het steunpunt van Neumoulin (Boninne)”, werd aan Guillaume Vrijdags 1 frontstreep toegekend op 23.7.1936

10 % invaliditeit wegens ziekte opgedaan ingevolge de oorlog

Vereerd met: 1 frontstreep

Overwinningsmedaille

Herinneringsmedaille

 

In een verhaal over soldaat René Bergmans in Vlaamse Stam, tijdschrift voor familiegeschiedenis, van jan-feb-mrt 2015 beschrijft Raoul Jans onder andere de levensomstandigheden in de kampen van Munster en

Soltau. Louis Berthels, Arthur Buekenhout en Constant Vranckx verbleven in Soltau, en Henri Letellier en Leon Van Geel in Munster. Ziehier een fragment uit dit verhaal:

Na de val van de stad Luik werden grote groepen soldaten gevangen genomen en naar Duitsland overgebracht. In veewagens werden de meesten van hen naar Hannover getransporteerd en verdeeld over Munster, Celle en Soltau. Het was een eindeloze reis waarvoor geen bevoorrading was voorzien.
René Bergmans kwam terecht in Munster. Munster was een Duits legerkamp dat er – gezien het vertrek van de Duitse troepen – nu verlaten bij lag. Sommigen werden ondergebracht in de lege barakken maar de meesten onder hen werden samen gedreven op een omheind terrein waar een tiental tenten inderhaast waren opgericht. In deze tenten waarin men na veel slagen en stompen vijfhonderd man kreeg werden achthonderd gevangenen samengeperst. Het kwam er die eerste maanden inderdaad op neer dat niets klaar was om zoveel krijgsgevangenen te ontvangen.

Hier bleef René Bergmans twee maanden lang om dan te worden overgeplaatst naar Soltau. Daar hadden de eerste krijgsgevangenen het zowaar nog slechter gehad. Zij werden samengedreven op een stuk vlakke heide waarop zij zelf nog de eerste barakken moesten oprichten. Zonder gebouw om in te schuilen, kroop men ’s nachts dicht bij elkaar om het toch een beetje warm te krijgen. In verslagen uit die periode leren we dat men ’s morgens een kom koffie kreeg en 300 gram brood, een rantsoen dat later naar 250 gram werd gebracht. ’s Middags een slappe soep van koedarmen of beetwortelsoep en ’s avonds nog eens koffie of een soort afkooksel van meel uit bonen. Twee maal per week kwamen schilwachten het kamp binnen gestormd om mensen op te halen voor allerlei werkcommando’s.

 

Tot hier mijn verhaal over de Korbeekse Oud-strijders van Wereldoorlog I.

Cyriel Letellier

Gard Vermeulen schrijft ons van uit Turkije – deel 2

De reis gaat verder, ze loopt ten einde. Ik heb het Koerdische gebied verlaten en ben nu in het centrale deel van Turkije. Dat is meer toeristisch, met de voor- en nadelen ervan. Een voordeel is dat men wat meer Engels kent, een nadeel dat men meer naar je geld lacht dan naar jezelf. De prijzen? Een ijsco Classic kost in het verre gebied drie Turkse Lira, hier vijf; een thee ginds één Lira, hier twee.

Mijn ervaringen in het Oost-Turkije zijn ronduit positief. Het land investeert er fortuinen in nieuwe autowegen, in het verbeteren en verbreden van bestaande, in elektriciteitscentrales, liefst uit watervallen (die zijn er meer dan genoeg in het berggebied), in nieuwe flatgebouwen, in industrie, in betere en snellere internetverbindingen. De bevolking groeit met drie procent per jaar, maar hun economie met bijna vijf procent. Zo blijft men de bevolkingsgroei voor en worden de Turken stilaan een beetje rijker. Het land moet voor die investeringen veel schulden maken en daardoor wordt de munt steeds minder waard. Buitenlandse goederen worden daarmee duurder, maar dan maakt men die dingen in Turkije zelf. Zo wordt het leven hier beter.

De autowegen zijn ginds zo goed als leeg, en toch rijden vele Turken met de eigen auto. De meeste gezinnen hebben een flat, die groter is dan een gelijkaardig appartement bij ons, want het gemiddelde gezin telt zes leden. Een woning kost gemiddeld honderdduizend euro.

Als ik door de straten loop in dat oostelijk deel van het land, roepen de meesten: “Hello.” Ik antwoord: “Salaam Aleikom.” Als de man enige woorden Engels kent, nodigt hij me uit voor een thee. Vrouwen zijn inderdaad minder vrijuit, zullen vrijwel nooit een vreemde man aanspreken. Cafés, terrasjes en zitbankjes voor het huis zijn alleen bevolkt met mannen. Vrouwen lopen ofwel gesluierd, met boerka of westers-modern rond. Onder elkaar kakelen en tetteren ze zonder ophouden. En toch! Ze laten zich graag fotograferen en lachen voluit.

Als ik de weg naar het hotel vraag, lopen kinderen of pubers een eindje mee. Iedereen vraagt van waar ik kom en reageert steevast met bewondering voor ons land. Wellicht hebben ze er familie wonen sinds vele jaren. Vaak krijg ik gewoon een cadeautje. Zo maar.

De taal in dat verre deel van Turkije is een probleem. Dus gebruik ik vaak gebarentaal, terwijl ik verder Nederlands praat, waarvan ik bijna zeker weet dat zij het niet verstaan. De vriendelijke toon en de gestes moeten het dan maar doen.

Gastvrijheid is een gebod. Ik herinner me een student die ik uitnodigde voor een thee en later voor het middagmaal, telkens met de bedoeling dat ik zou betalen. Ik weet immers hoe studenten op hun kosten moeten beknibbelen. Tweemaal kreeg ik niet de kans om te betalen. “Jij bent mijn gast,” verklaarde hij. Zelf sloeg hij het middagmaal over, zogezegd omdat hij die morgen al gegeten had. Misschien omdat zijn geld op was. En zonet kreeg ik per e-mail een bedankje omdat ik hem zijn foto heb opgestuurd.

Die gastvrijheid kost de Staat op dit ogenblik handenvol geld, want zij vangen miljoenen vluchtelingen op uit buurland Syrië. Volgens de gids krijgen die elk driemaal per dag eten. Ik neem aan dat hij een tikkeltje overdrijft, maar hoe dan ook, ze doen veel meer voor die oorlogsslachtoffers dan het rijke Westen voor hen doet.

Vandaag is de Ramadan begonnen. De chauffeur heeft zijn vastenperiode voor enkele dagen uitgesteld. Hij eet ’s morgens en ’s middags een kleine vegetarische maaltijd. Drinken of roken is er niet bij, al is hij verslaafd aan de sigaret. De gids eet, drinkt of rookt helemaal niet tot na zonsondergang. Terwijl hij voor de toeristen het menu vertaalt, de bestelling opneemt, bijvraagt waar nodig en de betaling regelt. Hij blijft zitten aan een tafeltje wat verder af. Ik hoed mij ervoor te oordelen over de regels van de vasten (zo dadelijk, in de avond, barst de levensvreugde uit in een weelderig feest.) Maar ik bewonder hoe stipt en ernstig deze mensen dit voorschrift van hun geloof volgen.

De reis is bijna voorbij. Tot binnenkort.

Phil Bosmans spreekt tot ons: Een goede raad

Ik heb veel vrienden, die in de gevangenis gezeten

hebben. Enkelen waren er aalmoezenier – de meesten

waren er echter om andere redenen. Als ze eenmaal

buiten waren, kwamen ze dikwijls langs ons klein

kantoor in het centrum van de stad.

Op een zaterdagavond kwam Dolf ‘binnengevallen’. Hij

vloekte: ‘Ik ga de Willem vermoorden, maar ik kom het

u eerst zeggen.’ Ik merkte dat hij wat veel gedronken

had, en liet hem uitrazen.

Toen hij wat rustiger werd, ging ik naar hem toe en

klopte hem vriendschappelijk op de schouder met de

woorden:

‘Je hebt gelijk, Dolf, maar weet je waar ik nu bang voor

Ben…’ Hij keek mij verbaasd met grote ogen aan. ‘Ik ben

Bang’, vervolgde ik, ‘dat als je nu naar de Willem gaat,

er veel kans is, dat de Willem u van kant maakt.’ We

stonden even sprakeloos. Dolf waggelde naar de deur,

maar ik hield hem tegen en duwde hem op een stoel.

‘Weet je wat je moet doen, Dolf’, probeerde ik, ‘want je

bent slap en echt moe. Ga naar je kot (want hij had nog

geen kamer) en laat je in je zetel vallen. Ge zult vlug

slapen en morgen, ja morgen, het eerste wat je morgen

gaat doen, is de Willem van kant maken.’

‘Dat is ’n gedacht’, zei ie.

’s Anderendaags is Dolf de Willem gaan opzoeken, en

samen zijn ze een pint gaan drinken.

Uit het boek Kijk naar de zon! samengesteld door Peter Ausloos