woensdag 4 februari 2015

Gelezen in Tertio van 21 januari 2015

1.”Islamofobie gelijkt steeds meer op vroegere jodenhaat”

Uit een artikel van Jan De Volder

De Belgische antropoloog van Marokkaanse afkomst Farid El Asri kijkt met bezorgdheid naar de golf van reacties op de aanslagen in Parijs.

Karikaturen niet onschuldig

Een andere omgang met beeldcultuur in het Oosten dan in het Westen verklaart voor een deel de wijdverbreide spanning rond afbeeldingen van de profeet Mohammed. Maar het probleem gaat bij karikaturen dieper: ze zijn expliciet beledigend bedoeld voor wat voor moslims heilig is: de profeet en het islamgeloof. “Voor mij mogen karikaturisten tekenen wat ze willen”, zegt El Asri. “Zo denken overigens ook de jonge studenten hier in Marokko erover”, verzekert hij. “Maar je moet niet geloven dat die karikaturen zomaar onschuldig zijn. Eigenlijk borduren zij voort op een stereotypie die al eeuwenlang bestaat in het Westen over de islam: 90 procent van de karikaturen vereenzelvigt de islam met geweld en met losbandige seksualiteit. Al in een Latijnse vertaling van een islamitische tekst uit de twaalfde eeuw vind je een miniatuurtekening van een Mohammed in de hemel omringd door maagden.”

Maar de karikaturisten van Charlie Hebdo zegden herhaaldelijk dat ze het niet gemunt hadden op de profeet, of op de gewone moslims, maar alleen op de moslimradicalen. Toch? “Ze kunnen dat natuurlijk wel zeggen, maar ondertussen geven ze een strip uit die ze ‘Het leven van Mohammed’ noemen en waarin de profeet wordt neergezet als een pedofiel. Zo beledigen ze het geloof van honderden miljoenen moslims onder het mom van humor. De meeste moslims reageren daar schouderophalend op, maar sommigen willen reageren op wat ze de dictatuur van een bepaalde vorm van humor noemen.” Plichtsgetrouw haast El Asri zich eraan toe te voegen: “Wat natuurlijk geenszins een gewelddadige reactie rechtvaardigt.” Maar onschuldig is de voortdurende provocatie niet. Ze doet El Asri denken aan een vorm van spot met joden en jodendom ten tijde van het virulente antisemitisme in Europa. “De islamofobie in sommige kringen doet steeds meer denken aan de jodenhaat destijds en verloopt volgens gelijkaardige patronen.”

Vrijheid van meningsuiting

“Natuurlijk waren wij allemaal op het moment van de emotie een beetje ‘Charlie’. Maar wanneer de ratio de bovenhand haalt, zien we toch een probleem”, analyseert El Asri. “Jongeren stellen ons voortdurend vragen over het principe van de vrije meningsuiting die niet overal op dezelfde manier wordt toegepast: waarom worden miljoenen exemplaren van Charlie Hebdo onder politiebewaking aan de man gebracht terwijl anderen, die de frustratie van veel moslims als een bepaalde vorm van humor onder woorden brengen, worden gesanctioneerd? (El Asri verwijst naar de controversiële Franse komiek Dieudonné, die om zijn antisemitische uitlatingen werd gestraft, nvdr). Dat is aan jongeren allemaal moeilijk uit te leggen. Ze zien twee maten en twee gewichten.”

 

2.”Je suis Charlie en dan weer niet”

Uit een artikel van Réginald Moreels, chirurg en ex-minister van Ontwikkelingssamenwerking

”Als aanhanger van de democratie kan ik me vinden in het ‘je suis Charlie’, maar als gelovig christen ben ik Charlie niet en kan ik alleen meeleven met de families van de afgemaakte journalisten.”

 

3.Kerk bij de tijd brengen

Uit een tekst van Emmanuel Van Lierde

Paus Joannes XXIII riep het Tweede Vaticaans Concilie (1962-’65) samen om de kerk bij de tijd te brengen. De concilievaders beslisten onder andere het permanent diaconaat als een “eigen en blijvende hiërarchische rang” te herstellen. De vijftigste verjaardag van die beslissing is de aanleiding voor een rondetafelgesprek over diakens. Wat behelst hun roeping? Hoe evolueerde dat ambt? Hoe beleeft hun gezin die keuze? Met welke uitdagingen worden diakens en hun gezinnen geconfronteerd?

Aan het rondetafelgesprek namen deel: de echtgenote van een diaken: Ingrid Mallems, en drie diakens: Johan Van der Vloet, Bart Koet en Victor-Emmanuel Hofkens. Uit dat rondetafelgesprek pik ik de tussenkomsten van Johan Van der Vloet, ooit parochiemedewerker in Korbeek-Dijle. Hij is geboren in 1959, gehuwd en vader van vier, promoveerde in 1989 tot doctor in de Godgeleerdheid. Hij doceert aan het Leuven University College en is seminarieprofessor. In het bisdom Roermond is hij directeur van het Interdiocesaan Hoger Kerkelijk Instituut Kairos. In 1997 werd hij tot diaken gewijd voor het aartsbisdom Mechelen-Brussel en sindsdien helpt hij mee in de federatie Huldenberg. Hij modereert de Vlaamse interdiocesane commissie voor het permanent diaconaat. In die hoedanigheid redigeerde hij in 2006 het boek ‘Het permanent diaconaat op zoek naar zichzelf: 35 jaar diakens in Vlaanderen’ (Halewijn, Antwerpen, 152 blz.) en in 2008 het magazine ‘Gezonden om te dienen. Diakens in de kerk’.

Zingeving

“Die worsteling met de moderniteit is ook mijn ding”, reageert Johan Van der Vloet. “Al vroeg voelde ik een roeping in mij en studeerde theologie van uit een passie voor zingeving en het zoeken hoe hedendaagse mensen gelukkig kunnen worden. Wat zijn vandaag de existentiële vragen en heeft het christendom daar iets over te zeggen? In dat kader werkte ik aan de magazinereeks Leven, wat er écht toe doet. Diaken zijn sluit daar bij aan. Het is met de ander dienstbaar op zoek gaan waar we God kunnen vinden.”

Dienstbaarheid, verkondiging, gebed en gemeenschapsopbouw

“Als het over diakens gaat, klinkt het meestal dat dit het ambt van de dienstbaarheid is. Ze stellen Christus present als dienaar en heler, en symbolisch wordt het verhaal van de voetwassing (Johannes 13, 1-17) ermee verbonden. Ik merk dat mensen meer vrijuit spreken tegen diakens dan tegen priesters. Er is veel minder een gezagsrelatie. Naast het beluisteren van hun verhaal verwachten mensen een zinvol antwoord van ons omdat ze volgens mij ervaren dat diakens meer het gewone leven van werken en gezin delen.”

“Het is opmerkelijk hoe diverse landen vandaag een andere invulling geven aan het ambt. In Frankrijk ligt de klemtoon op het dienstwerk. In Nederland was dat aanvankelijk ook zo, maar dat verschuift nu naar de liturgie en de verkondiging. In het bestuur van de bisdommen en in de kerkelijke opleidingen duiken diakens op. In Oostenrijk zie je dan weer dat ze vervangers worden voor de pastoors en parochies leiden.”

“Je kunt de ambten niet zo zwart-wit tegenover elkaar stellen. Dat priesters eerst diaken worden, wijst al op een vermenging. Welke roeping hebben ze dan? Zijn ze tot beide ambten geroepen? Als het zo verschillend is dan krijg je toch beter niet beide wijdingen? Het diaconaat is een breed begrip en kan vele invullingen krijgen. We hoeven het niet te verengen tot het sociale. Integendeel, het potentieel van de diakens wordt volgens mij niet ten volle benut. Zo kunnen ze als verbindingsfiguren ook de hervormingen die we nu in het parochielandschap meemaken, begeleiden en sturen.”

Wat wenste het Tweede Vaticaans Concilie met de heroprichting van het zelfstandige diaconaat?

“Vanaf de vierde eeuw groeit de kerk vlug. Bisschoppen zenden priesters naar nieuwe christelijke gemeenschappen. Daarnaast zijn er de kloosters die steeds meer instaan voor de armenzorg. Beide evoluties gebeuren ten koste van de diakens en daardoor beperkt hun dienstwerk zich tot de liturgie. Dat is trouwens nog altijd zo in de orthodoxe kerken. Daar assisteert de diaken de bisschop en de priester in de eredienst. Het diaconaat werd als zelfstandig ambt in de Latijnse kerk steeds minder belangrijk en veeleer diende het als opstap naar het priesterschap.”

“In de twintigste eeuw zijn er de priester-arbeiders die zich onder de mensen begeven. Ze willen niet boven de mensen staan, maar naast hen. Er zijn echter te weinig priester-arbeiders en ze herinneren zich de oude praktijk van het diaconaat. Waarom niet arbeiders roepen en ze zenden als diaken in hun milieus? Daarnaast is er de Tweede Wereldoorlog en de ervaring van sommigen zonder priester te leven. Enkele christenen voorzien de secularisatie en het verminderen van het aantal priesters. Diakens zouden pastoraal werk van de schaarse priesters kunnen overnemen. Die twee bewegingen kwamen op het Concilie samen in het voorstel om het permanent diaconaat opnieuw in te voeren. Dat droeg de goedkeuring weg van de concilievaders en vond zijn neerslag in het nummer 29 van de dogmatische constitutie Lumen gentium, die op 21 november 1964 werd afgekondigd.”

Hoe beleven echtgenotes van diakens mee de keuze van hun man?

“Een echtgenote moet akkoord gaan met die roeping, maar ze moet er niet per se in delen. Velen doen dat en dat is prima, maar het moet niet. Het koppel wordt niet tot dat ambt gewijd. Denken dat het over een samen gedragen roeping gaat, houdt het risico in dat sommigen de wijding van vrouwen tot diaken dan overbodig vinden. Historisch waren er ooit diaconessen. Waarom zou dat niet opnieuw kunnen? De samenhang tussen de drie ambten is dan het argument, want als je vrouwen toelaat diaken te worden, moet je ook het priester- en bisschopsambt uiteindelijk voor hen openstellen, zoals dat bij de anglicanen gebeurde. Als we echter vinden dat het zelfstandige ambten zijn, koppel ze dan los van elkaar. En dan moet je ook priesters niet langer eerst tot diaken wijden.”

Welke vorming krijgen diakens?

“Elk bisdom heeft zijn aanpak en ook het aantal jaren opleiding verschilt, al zal het altijd een combinatie zijn van inhoudelijke studie en praktische vorming. Wie interesse heeft, wendt zich best tot de vormingsdienst in zijn bisdom.”

Tot zover Johan Van der Vloet.