woensdag 19 november 2014

De Tweede Wereldoorlog - deel 11

Vleesleveringen

Met een brief van 10.7.1941 werd de burgemeester, wegens een achterstand in de veeleveringen van 5 stuks vee, ter verantwoording geroepen op de Kreiskommandantur.

Met een brief van 23.9.1941 van de Kreiskommandantur wordt de burgemeester erover ingelicht dat Korbeek-Dijle na afsluiting van de leveringsweek van 14 tot 20.9.1941 2.485 kg vleeslevering in achterstand is. De burgemeester wordt verzocht tegen 30.9.1941 mede te delen welke boeren die tot levering waren opgevorderd, de vrijwillige levering geweigerd hebben en daardoor de oorzaak zijn van de gemelde achterstand.

De leveringsquota lagen zeer hoog en wie niet 100% aan zijn leveringsplicht voldeed werd gestraft. Zo werd Louis Mommaerts (de Pachter va Coeckelberghs) wegens een tekort aan vleesleveringen zelfs opgesloten in de gevangenis van Hoei. Na de oorlog, in de bevrijdingsstoet, was er een praalwagen met als opschrift: “Met de koei komt men in Hoei, zei de Pachter, en ze zetten hem erachter.”

Een leger van controleurs schuimden de boerderijen af op zoek naar clandestien vee, dat terecht zou komen op de zwarte markt. Toen er zo’n controleur bij ons thuis arriveerde had er juist een zeug biggen geworpen en de controleur telde nauwkeurig het aantal biggen, zelfs een klein gebrekkig biggetje, waarop de zeug had getrapt, telde hij mee. Op aandringen van mijn vader, dat het beestje niet levensvatbaar was, liet hij het dan toch maar ongemoeid. Maar het biggetje overleefde en werd clandestien vetgemest. Dat werd voor ons een extra huisslachting waarvoor we geen slachtvergunning moesten gaan vragen.

Hieronder transcriptie van een handgeschreven brief van burgemeester Cappuyns aan de provinciegouverneur.

 

PROVINCIE BRABAND Korbeek-Dijle, den 29 Juli 1941

Arrondissement LEUVEN

______

GEMEENTE

KORBEEK-DIJLE

Mijnheer de Gouverneur,

Voorwerp:

Bijlagen:

Nr. 269 Gevolg aan uw geëerd schrijven van 23 dezer Vec. N. C/17/2 betreffende de

wekelijksche veelevering, heb ik de eer u te melden dat inderdaad op 26.7.l.l. onze gemeente een deficitaire levering van 2 stuks tot last had.

Tot op dien datum echter voldeed onze gemeente aan al haar verplichtingen inzake veelevering (bewijs hierbij) en de waarheid verplicht mij te verklaren dat ik er voorzie dat voortaan ons op die baan allerhande moeilijkheden te wachten staan… Immers het dient geweten dat onze gemeente met een oppervlakte van 400 hectaren en 770 inwoners, wekelijks 3 stuks vee moet leveren, terwijl aanpalende gemeenten met driemaal zooveel oppervlakte en eenmaal zooveel inwoners slechts 2 stuks leveren.

Ten andere dient er nota van gehouden van het feit dat tijdens de gebeurtenissen van mei 1940 onze gemeente met bommen & obussen werd bestookt waarbij 70 stuks vee gedood werden. Vandaar een merkelijke vermindering van den veestapel: vermindering welke thans door jong vee moet worden aangevuld hetwelk niet kan geleverd worden bij gebrek aan voldoende gewicht (250 kgr.)

Dat belet echter niet dat wij besloten zijn tot opeisching over te gaan (deze week werden er reeds 3 opgeëischt) en zullen trachten onzen achterstel in te halen. Maar om dit hatelijk werk tot een goed einde te brengen ware het wenschelijk dat de lokale secretaris van Boerencorporatie ons de noodige elementen verschafte voor wat de samenstelling van den veestapel onzer inwoners aangaat. Dit werd ons tot heden stelselmatig geweigerd, ten einde bewuste opeisching op zoo’n rechtmatige wijze mogelijk te kunnen uitvoeren.

Voor zooveel noodig meld ik u dat ik besloten ben ten huize der veehouders een bezoek te brengen ten einde hun veestapel na te zien en een gedacht te vormen in hoeverre de opeisching kan doorgevoerd worden.

Aanvaard, mijnheer de Gouverneur de verzekering mijner hoogachting.

De Burgemeester

Get. Cappuyns

Aan den Heer Gouverneur

der Provincie Brabant

Brussel

 

Dat er niet gelachen werd met de verantwoordelijkheid van de burgemeester inzake veeleveringen blijkt uit onderstaande brief van 7.8.1941 van de arrondissementscommissaris.

Week 2014-49 - WO2

Eieren

Met een schrijven van 6.8.1941 kregen de gemeentebesturen het bevel: “Volgende hoeveelheden eieren zijn te leveren op 21.8.1941:

- Korbeek-Dijle: 200 stuks

- Neerijse: 250 stuks

- Loonbeek: 100 stuks

- Huldenberg: 250 stuks.

De eieren worden door een soldaat afgehaald en zijn vervoerbestendig te verpakken.”

Stro

Ook stro moest geleverd worden. Ik vond drie formulieren “STROO Persoonlijk leveringsbevel” respectievelijk op naam van August Van Kildonck, Frans Van Neck en Emiel Van Geel. Alhoewel ze alle drie opgemaakt waren op 25 oktober 1941 moesten Frans Van Neck en August Van Kildonck maar 600 kg stro leveren per hectare met graangewassen bebouwde oppervlakte, terwijl Emiel Van Geel 900 kg per ha moest leveren! Misschien afhankelijk van de aard van het verbouwde graan?

Wol

Wat de wol betreft gebeurden er voor het jaar 1944 volgende leveringen:

- Frans Jorge: 3,500 kg (van 1 schaap)

- Eugeen De Wit: 4,000 kg (van 1 schaap)

- Herman Van Geel: 2,000 kg (van 1 schaap)

- Wed. Engelbert Vanden Eynde: 5,000 kg (van 2 schapen)

- Theofiel Vanden Eynde: 6,000 kg (van 2 schapen)

De te leveren minimumhoeveelheid was 3 kg per schaap. De wol ging naar de wolwasserij La Vesdre in Verviers.