zondag 30 november 2014

Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia 2014

Op zondag 9 november 2014 vierde de Koninklijke Harmonie van Korbeek-Dijle het feest van Sint-Cecilia met een zeer gesmaakte uitvoering van feestelijke muziek, in de kerk, tijdens de woord- en communiedienst van 10 u. Daarna was er een feestmaaltijd in Ter Dijle.

Week 2014-48 - DSC00300

Gebed van de week - Eén van hart en ziel

Breng ons samen, Heer,

zoals uw eerste leerlingen.

Scherp onze aandacht

voor al onze broeders en zusters

en steun onze zorg voor elkaar.

Leer ons

om onze bezittingen

geen eigendom te noemen.

Bemoedig ons

om ons hebben en houden

ter beschikking te stellen

van de hele gemeenschap,

dichtbij en veraf.

Door te geven,

ontvangen we.

Uw schepping,

uw gave,

een rijkdom,

niet te overzien.

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

De Tweede Wereldoorlog - deel 12

Bevoorrading en rantsoenering beheerd door het Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening

Traditioneel is België een graaninvoerend land om in zijn voedingsbehoeften te voorzien. Dat bracht onze gezagsdragers ertoe, met een oorlogsdreiging in het vooruitzicht, dus tijdens de mobilisatie, reeds schikkingen voor de bevoorrading te treffen en een rantsoenering met gebruik van zegeltjes op te starten.

Er kwam de besluitwet van 27.10.1939 betreffende de bevoorrading van het land, een besluitwet van 1.3.1940 waarbij bepaald wordt wanneer en hoe de niet uitgereikte zegelbladen en delen ervan moeten teruggestuurd worden naar het Centraal Bestuur en een besluit van 10.5.1940 betreffende de overdracht van bevoegdheid in oorlogstijd. De productie van en de handel in voedingswaren werden strikt gereglementeerd.

Brief van de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid van 30.7.1941 aan de provinciegouverneurs, doorgestuurd met begeleidende brief van 7.8.1941 aan de burgemeesters:

Na wat stroop te hebben gestreken aan de buik van de gouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de burgemeesters in het algemeen, inzake bevoorrading en rantsoenering, haalt Romsée uit in niet mis te verstane bewoordingen:

”De ondervinding van meer dan een jaar heeft inderdaad geleerd dat een gemeente waard is wat haar burgemeester waard is.”

“Het besluit ligt dan ook voor de hand: wanneer in een gemeente de ravitailleringsdiensten, de leveringen van graan, melk of vleesch te wenschen overlaten, wanneer de producenten aan hun plicht te kort komen, dan gebeurt zulks omdat de burgemeester zijn plicht niet begrijpt, of althans omdat hem krachtdadigheid ontbreekt en hij een onduldbare zorgeloosheid aan de dag legt.”

“Wanneer een maatregel getroffen wordt, moet de burgemeester hem doen uitvoeren. Hij beveelt. Stuit hij op verzet, dan moet hij dadelijk ingrijpen. Doet hij zulks niet dan verwaarloost hij zijn taak en moet hij vervangen worden. Hij liet immers blijken dat hij niet de vereischte hoedanigheden bezit om zijn ambt nog verder uit te oefenen.”

”Op het oogenblik waarop de rationeele benuttiging van den nieuwen oogst van allen een gezamenlijke krachtsinspanning eischt, aanzie ik het als een ambtsplicht U ervan te verwittigen dat mijn Departement voortaan de provinciale en gemeentelijke overheden verantwoordelijk zal stellen – behoudens tegenbewijs – voor de gebrekkige uitvoering van voorschriften die verband houden met de voedselvoorziening van het Land.”

“De aldus in gebreke bevonden overheidspersonen zullen onverwijld vervangen worden.”

Hieruit blijkt reeds de onderliggende politieke druk van het collaborerende VNV (Vlaams Nationaal Verbond) om hun mannetjes op belangrijke machtsposten te droppen.

Op 10.4.1943 stuurt de gouverneur een nota aan de burgemeester van Korbeek-Dijle:

Besluit van de secretarissen-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en van het Ministerie van Financiën d.d. 17.2.1943 waarbij het bedrag der toelage verleend aan uw gemeente ten titel van tussenkomst in de uitgaven veroorzaakt door de werkzaamheden van de ravitailleringsdiensten tijdens het eerste halfjaar 1942 op 5.565 fr vastgesteld werd.

Op 11.11.1943 stuurt het Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening een brief aan de Gemeentedienst voor Ravitaillering en Rantsoenering:

“Een verdeeling van bruto 1 kg groenteconserven (erwten, bonen, erwtjes en wortelen, selder, tomaten en soepen) zal in de loop van December a.s. ten voordele van al de verbruikers worden ingericht, door tussenkomst van de kleinhandelaars-verdelers van suiker overeenkomstig het getal der bij hem werkelijk ingeschreven verbruikers. De verkoop zal geschieden zonder aflevering van zegels.”

Graanleveringen

Op 14.8.1940 krijgt de burgemeester van de Rijkslandbouwkundige van het Ministerie van Landbouw mededeling van de voor 1940 aangenomen cijfers der forfaitaire opbrengst per hectare voor onze gemeente:

-tarwe: 1.800 kg

-rogge: 1.700 kg

-haver: 2.000 kg

-gerst: 1.800 kg

Dat waren toen zeker niet de maximaal haalbare opbrengsten. Nu, in de jaren 2010, liggen de opbrengsten voor tarwe en gerst tot 6 maal hoger.

Op 20.9.1940 krijgt de burgemeester een opeisingsbevel: Van de forfaitaire opbrengst o.m. van tarwe en rogge van de oogst van 1940 moet onmiddellijk en ten laatste vóór 1 oktober 1940 een derde van de tarwe- en roggeoogst uwer gemeente ter beschikking van de maalderij worden gesteld (via een erkende graanmakelaar).

Op 23.9.1940 ontvangt de burgemeester een schrijven zeggend: Van de oogst van 1940 mag 185 kg zaaizaad per ha bezaaide oppervlakte aangerekend worden voor de bezaaiing van de oogst 1940-41.

Op 2.10.1940 moet aan de arrondissementscommissaris de lijst overgemaakt worden van de landbouwers die aan hun verplichtingen te kort zijn gekomen. De burgemeester, de secretaris en de veldwachter moeten die lijst ondertekenen en worden solidair verantwoordelijk verklaard voor de goede uitvoering van onderhavig bevel.

Met het oog op graanleveringen moest er een schatting van de graanoogst van 1941 plaats hebben, en dat gebeurde perceel per perceel.

Vermoedelijk wegens een tekort aan graanleveringen werd ook Victor De Greef (Torre Paal) opgesloten. Op 30.1.1942 kreeg hij een individueel leveringsbevel: te leveren van de oogst van 1941: 1.363 kg tarwe en 1.163 kg rogge:

Week 2014-48 - WO2

In de bevrijdingsstoet na de oorlog was er een praal-gevangeniswagen met als opschrift: “Maak niet te veel kabaal, zei Torre Paal, want als dat nog lang blijft duren, dan zitten we hier allemaal.”

Waarschijnlijk heeft hij aan dat bevel niet kunnen voldoen.

Op 27.11.1940 krijgt de burgemeester volgend BEVEL TOT LEVERING:

1° Moeten geleverd, of verantwoord zijn door machtigingen tot malen, sedert begin september tot 31 december 1940: 82.115 kg tarwe

78.703 kg rogge

2° Moeten geleverd, of verantwoord zijn door machtigingen tot malen, sedert begin september 1940 tot 31 januari 1941: 123.212 kg tarwe

118.049 kg rogge.

Een brief van 19.2.1941 aan de burgemeester luidt als volgt:

“Bij het nazien van de uitslagen van de telling van 1 januari 1941 is gebleken dat de winterbezaaiingen van broodgraan over het algemeen ontoereikend zijn. De landbouwer die minder tarwe, rogge of spelt zou gezaaid hebben dan hij verplicht was te doen, overeenkomstig het door hem voorafgenomen zaaigraan (185 kg per ha in 1940-1941 te bezaaien hectaren), moet onmiddellijk aangemaand worden om de ontbrekende oppervlakte met zomertarwe te bezaaien.”

(wordt vervolgd)

Cyriel Letellier

woensdag 19 november 2014

De Tweede Wereldoorlog - deel 11

Vleesleveringen

Met een brief van 10.7.1941 werd de burgemeester, wegens een achterstand in de veeleveringen van 5 stuks vee, ter verantwoording geroepen op de Kreiskommandantur.

Met een brief van 23.9.1941 van de Kreiskommandantur wordt de burgemeester erover ingelicht dat Korbeek-Dijle na afsluiting van de leveringsweek van 14 tot 20.9.1941 2.485 kg vleeslevering in achterstand is. De burgemeester wordt verzocht tegen 30.9.1941 mede te delen welke boeren die tot levering waren opgevorderd, de vrijwillige levering geweigerd hebben en daardoor de oorzaak zijn van de gemelde achterstand.

De leveringsquota lagen zeer hoog en wie niet 100% aan zijn leveringsplicht voldeed werd gestraft. Zo werd Louis Mommaerts (de Pachter va Coeckelberghs) wegens een tekort aan vleesleveringen zelfs opgesloten in de gevangenis van Hoei. Na de oorlog, in de bevrijdingsstoet, was er een praalwagen met als opschrift: “Met de koei komt men in Hoei, zei de Pachter, en ze zetten hem erachter.”

Een leger van controleurs schuimden de boerderijen af op zoek naar clandestien vee, dat terecht zou komen op de zwarte markt. Toen er zo’n controleur bij ons thuis arriveerde had er juist een zeug biggen geworpen en de controleur telde nauwkeurig het aantal biggen, zelfs een klein gebrekkig biggetje, waarop de zeug had getrapt, telde hij mee. Op aandringen van mijn vader, dat het beestje niet levensvatbaar was, liet hij het dan toch maar ongemoeid. Maar het biggetje overleefde en werd clandestien vetgemest. Dat werd voor ons een extra huisslachting waarvoor we geen slachtvergunning moesten gaan vragen.

Hieronder transcriptie van een handgeschreven brief van burgemeester Cappuyns aan de provinciegouverneur.

 

PROVINCIE BRABAND Korbeek-Dijle, den 29 Juli 1941

Arrondissement LEUVEN

______

GEMEENTE

KORBEEK-DIJLE

Mijnheer de Gouverneur,

Voorwerp:

Bijlagen:

Nr. 269 Gevolg aan uw geëerd schrijven van 23 dezer Vec. N. C/17/2 betreffende de

wekelijksche veelevering, heb ik de eer u te melden dat inderdaad op 26.7.l.l. onze gemeente een deficitaire levering van 2 stuks tot last had.

Tot op dien datum echter voldeed onze gemeente aan al haar verplichtingen inzake veelevering (bewijs hierbij) en de waarheid verplicht mij te verklaren dat ik er voorzie dat voortaan ons op die baan allerhande moeilijkheden te wachten staan… Immers het dient geweten dat onze gemeente met een oppervlakte van 400 hectaren en 770 inwoners, wekelijks 3 stuks vee moet leveren, terwijl aanpalende gemeenten met driemaal zooveel oppervlakte en eenmaal zooveel inwoners slechts 2 stuks leveren.

Ten andere dient er nota van gehouden van het feit dat tijdens de gebeurtenissen van mei 1940 onze gemeente met bommen & obussen werd bestookt waarbij 70 stuks vee gedood werden. Vandaar een merkelijke vermindering van den veestapel: vermindering welke thans door jong vee moet worden aangevuld hetwelk niet kan geleverd worden bij gebrek aan voldoende gewicht (250 kgr.)

Dat belet echter niet dat wij besloten zijn tot opeisching over te gaan (deze week werden er reeds 3 opgeëischt) en zullen trachten onzen achterstel in te halen. Maar om dit hatelijk werk tot een goed einde te brengen ware het wenschelijk dat de lokale secretaris van Boerencorporatie ons de noodige elementen verschafte voor wat de samenstelling van den veestapel onzer inwoners aangaat. Dit werd ons tot heden stelselmatig geweigerd, ten einde bewuste opeisching op zoo’n rechtmatige wijze mogelijk te kunnen uitvoeren.

Voor zooveel noodig meld ik u dat ik besloten ben ten huize der veehouders een bezoek te brengen ten einde hun veestapel na te zien en een gedacht te vormen in hoeverre de opeisching kan doorgevoerd worden.

Aanvaard, mijnheer de Gouverneur de verzekering mijner hoogachting.

De Burgemeester

Get. Cappuyns

Aan den Heer Gouverneur

der Provincie Brabant

Brussel

 

Dat er niet gelachen werd met de verantwoordelijkheid van de burgemeester inzake veeleveringen blijkt uit onderstaande brief van 7.8.1941 van de arrondissementscommissaris.

Week 2014-49 - WO2

Eieren

Met een schrijven van 6.8.1941 kregen de gemeentebesturen het bevel: “Volgende hoeveelheden eieren zijn te leveren op 21.8.1941:

- Korbeek-Dijle: 200 stuks

- Neerijse: 250 stuks

- Loonbeek: 100 stuks

- Huldenberg: 250 stuks.

De eieren worden door een soldaat afgehaald en zijn vervoerbestendig te verpakken.”

Stro

Ook stro moest geleverd worden. Ik vond drie formulieren “STROO Persoonlijk leveringsbevel” respectievelijk op naam van August Van Kildonck, Frans Van Neck en Emiel Van Geel. Alhoewel ze alle drie opgemaakt waren op 25 oktober 1941 moesten Frans Van Neck en August Van Kildonck maar 600 kg stro leveren per hectare met graangewassen bebouwde oppervlakte, terwijl Emiel Van Geel 900 kg per ha moest leveren! Misschien afhankelijk van de aard van het verbouwde graan?

Wol

Wat de wol betreft gebeurden er voor het jaar 1944 volgende leveringen:

- Frans Jorge: 3,500 kg (van 1 schaap)

- Eugeen De Wit: 4,000 kg (van 1 schaap)

- Herman Van Geel: 2,000 kg (van 1 schaap)

- Wed. Engelbert Vanden Eynde: 5,000 kg (van 2 schapen)

- Theofiel Vanden Eynde: 6,000 kg (van 2 schapen)

De te leveren minimumhoeveelheid was 3 kg per schaap. De wol ging naar de wolwasserij La Vesdre in Verviers.

Gelezen In Tertio Van 5 November 2014

Kardinaal Reinhard Marx laakt plannen om eicellen in te vriezen met het oog op carrièrekansen. De voorzitter van de Duitse bisschoppenconferentie neemt concreet initiatieven van Facebook en Apple in het vizier. Beide technologiegiganten hopen zo meer vrouwelijk talent aan zich te binden. “Dat is evenwel geen blijk van individuele vrijheid, maar onderwerpt het moederschap aan een kille economische logica”, stelt Marx.

 

Kardinaal Mercier verzet zich tegen Duitse bezetter

Uit een tekst van Jan De Volder

Met Kerstmis 1914 publiceerde kardinaal Désiré-Joseph Mercier, aartsbisschop van Mechelen, zijn beruchte herderlijke brief Vaderlandsliefde en standvastige lijdzaamheid, die vooral bekendheid kreeg, ook internationaal, onder de Franse titel Patriotisme et Endurance. Die tekst bracht hem in een rechtstreeks conflict met de Duitse bezetter en maakte van hem de patriotische verzetsheld van bezet België bij uitstek. Ook bij de geallieerden werd Mercier razend populair. Hij gold er als de alternatieve lijn voor de onpartijdigheid van paus Benedictus XV. Na de oorlog maakte Mercier een triomfreis door de Verenigde Staten die overal waar hij kwam tienduizenden op de been bracht. In eigen land verliep de relatie met de Vlaamse Beweging ronduit slecht. De kardinaal bestreed de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en verzette zich tegen de vernederlandsing van het onderwijs in Vlaanderen, in het bijzonder het universitair onderwijs. Hij was overtuigd van de intellectuele superioriteit van het Frans als cultuur- en wetenschapstaal.

De Belgen moesten ook onder de bezetting hun vaderlandsliefde geenszins opgeven, stelde de aartsbisschop. Hij hield de burgers voor hoe ze zich moesten verhouden tot de bezettingsmacht. De bekendste zin van de brief, die de Duitse bezetter wit deed uitslaan van woede: “Deze macht is geen wettig gezag. Bijgevolg zijt gij, in het innige van uw gemoed, noch achting, noch verkleefdheid, noch gehoorzaamheid verschuldigd. Het enige wettige gezag in België, is datgene dat aan onze Koning, aan zijn regering, aan de vertegenwoordigers van het volk toebehoort. Dit alleen is voor ons het gezag. Dit alleen mag aanspraak maken op de genegenheid van ons hart, op onze onderhorigheid.” Het waren scherpe zinnen, zeker wanneer je ze isoleert uit de context.

Luis in de pels

Generaalgouverneur Moritz von Bissing was woest en wilde maatregelen tegen de kardinaal. Hij wilde hem arresteren en eventueel naar Duitsland verbannen, maar Benedictus XV liet in niet mis te verstane termen aan Berlijn verstaan dat een ingrijpen tegen een prins van de kerk zijn prijs zou hebben. Mercier bleef de oorlog door de patriottische snaar bespelen, met de bedoeling de annexatie van België aan Duitsland te verhinderen. Zo bleef hij de luis in de pels van de Duitse bezetter en ook van het Duitse en Oostenrijkse episcopaat, want hij aarzelde niet ook hen aan te spreken over de Duitse wandaden in België. Mercier was ook een kwelduivel van paus Benedictus XV, die streefde naar pacificatie onder de katholieke bisschoppen en een compromisvrede tussen de oorlogvoerende blokken. Mercier daarentegen verwachtte alle heil van de overwinning van de geallieerden.

 

Benedictus XV wijst Mercier terecht

Paus Benedictus maande kardinaal Désiré-Joseph Mercier in januari 1916 tot kalmte en voorzichtigheid aan. Dat verhaalt het boek Kardinaal Verzet. Mercier, de kerk en de oorlog 14-18 van Tertio-redacteur Jan De Volder dat binnenkort verschijnt. Een voorpublicatie.

Op woensdag 26 januari 1916 werd Mercier ten tweede male in audiëntie door de paus ontvangen. Het werd een levendig en geanimeerd gesprek van anderhalf uur. Na enkele kwesties van minder belang, kwamen Benedictus en Mercier terzake: de verhouding met de Duitsers. Ja, beaamde de paus, hij had Merciers verslag van zijn discussie met Oscar von der Lancken, het hoofd van het politieke bestuur van de bezettingsmacht, inmiddels gelezen, “zelfs met een welwillende glimlach”. Weliswaar vond hij enkele uitspraken van Mercier aan de harde kant. Meer had die niet nodig: “Heilige Vader, dat is nodig als men wil begrepen en gerespecteerd worden,” antwoordde hij fel. “De Duitser is despotisch tegenover diegenen die voor hem buigen, maar hij deinst terug voor wie hem weerstand biedt. Ik heb als een gedragsregel aangenomen dat ik me nooit zal verdedigen zonder in de tegenaanval te gaan.” Nooit eerder had de kardinaal zo scherp zijn houding verwoord en verantwoord: de aanval was voor hem de beste verdediging.

Martelaarschap

In het open gesprek maakte de paus ook zijn punt. Hij vond weliswaar dat de Belgische bisschoppen terecht protesteerden wanneer aan hun godsdienst of vaderlandsliefde werd geraakt, maar waarschuwde ook: “Het is niet nodig om te pas en te onpas patriottische verklaringen af te leggen.” Dat was toch een niet mis te verstane terechtwijzing aan het adres van Mercier. De aanmaning tot kalmte en voorzichtigheid was niet alleen een tegemoetkoming aan de belofte aan de Duitsers gedaan, het was ook in het belang van de neutraliteit van de Heilige Stoel, die niet gediend was met een kardinaal die al te veel het conflict opzocht. Niet zonder ironie zei de paus dat de kardinaal ook de “palm van het martelaarschap” riskeerde, waarop Mercier moet hebben geantwoord: “Oh, ik zoek geen enkele palm, maar ik heb geen schrik voor alle kwalen die ik kan ondergaan. Dat is maar een klein persoonlijk ongemak, veel minder in vergelijking met het kwade dat een ontmoedigende stilte voor de katholieken zou betekenen.”

 

”Het mag weer iets meer zijn”

Uit een vraaggesprek van Emmanuel Van Lierde met André Oosterlinck en Didier Pollefeyt

Een nieuwe missietekst (zie verder) zet de katholieke identiteit van de Associatie KU Leuven sterker in de verf. Een werkgroep onder leiding van vice-rector onderwijs Didier Pollefeyt schreef er de voorbije maanden aan. “Hiermee trekken we het idee van de dialoogschool door naar het hoger onderwijs”, verduidelijkt hij. “Het is bovenal een uitnodiging om aan de slag te gaan met het katholieke”, stelt associatievoorzitter André Oosterlinck.

“Religie is en blijft belangrijk in onze wereld. Door het toenemende geweld in naam van God vind ik het zelfs nog crucialer dat onze studenten worden ingewijd in religie, zingeving en levensbeschouwing. Zoniet kunnen ze veel actualiteit niet plaatsen. Iemand die afstudeert en niet weet hoe belangrijk levensbeschouwingen in de wereld zijn, heeft een gemis in zijn leven”, steekt Oosterlinck van wal.

“Mede daarom gaven we, toen ik rector van de KU Leuven was, het plichtvak godsdienst een andere invulling onder de noemer RZL: religie, zingeving en levensbeschouwing. Om de grote lijnen voor dat vak uit te zetten, werd me toen een jonge theoloog aangeraden: Didier Pollefeyt. Toen ik associatievoorzitter werd, heb ik dat vak ook ingevoerd in onze hogescholen zodat ook zij ruimte maken voor de dialoog over de levensbeschouwingen. Nu onze raad van bestuur ervoor opteerde onze missietekst op het gebied van levensbeschouwing wervender en minder defensief te maken was het voor mij logisch opnieuw een beroep te doen op Didier Pollefeyt.”

De vorige missietekst van de Associatie KU Leuven verwees als volgt naar de levensbeschouwelijke identiteit:

“De associatie wil, als een op kwaliteit georiënteerde gemeenschap van onderwijs- en onderzoeksinstellingen en geïnspireerd door het waardenvolle en veelzijdige christelijke gedachtegoed, haar opdracht uitvoeren in dialoog met en in dienst van een open, pluralistische en interculturele samenleving.”

De nieuwe omschrijving van de levensbeschouwelijke identiteit, door een brede werkgroep afgerond op 17 september laatstleden, kreeg zopas de goedkeuring van de raad van bestuur, de algemene vergadering en de Belgische bisschoppen:

“De associatie KU Leuver erkent het christelijke verhaal als het bevoorrechte uitgangspunt en de toetssteen voor humaniteit en zinvolheid en nodigt op grond daarvan de verschillende religies en levensbeschouwingen uit om mee in dialoog te treden. In de dynamiek van de katholieke traditie is de Associatie KU Leuven een veelzijdige, gastvrije en open ruimte waarin recht wordt gedaan aan de waardigheid van elke mens in al zijn of haar dimensies. De Associatie KU Leuven creëert in die context mogelijkheden tot de vorming van personen die vandaag en in de toekomst een deskundige, zorgzame, duurzame en kritische bijdrage kunnen leveren aan het samenleven in verschil en verantwoordelijkheid, met een bijzondere aandacht voor het kwetsbare.”

Tot zover de tekst van Emmanuel Van Lierde.

Gebed van de week: Gebed voor alle mensen

Dank U, Vader,

voor alle mensen om ons heen,

voor zoveel verscheidenheid

en die waaier aan talenten

waarvan wij mogen genieten.

Voor allen bidden wij, Vader,

voor gelovigen en ongelovigen,

zoekers en doeners,

denkers en werkers,

zieken en werklozen,

leiders en volgers,

vervolgden en vervolgers,

vriend en vijand…

Wees hen allen nabij,

toon hen uw goedheid.

Samen bouwen wij aan uw Rijk

waar niemand mag ontbreken.

Dan zal er vrede zijn,

diep in elke mens.

De vrede van de Heer.

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

woensdag 12 november 2014

De Tweede Wereldoorlog - deel 10

Op 27.9.1938 krijgt de burgemeester van Korbeek-Dijle van eerste wachtmeester Marissens, bevelhebber van het kanton der Rijkswacht van Leefdaal, het bericht dat het stellen van het leger op versterkte vredesvoet bevolen is. Hij wordt verzocht onmiddellijk de personen bijeen te verzamelen die aangeduid zijn om de bevelen der soldaten om hun korps te vervoegen, en de opeisingsbevelen der paarden rond te dragen.

In het “Klasseerboek tot de inschrijving der paarden” van 1939 staat mijn vader met twee zware trekpaarden:

- een onechtzwarte inlandse ruin, Prins, 1,62 m groot, geboren in 1935 en in 1939 geschikt verklaard voor het leger

- een bruine inlandse ruin met ster op kop en witte vlek tussen de neusgaten, Duc, 1,63 m groot, geboren in 1935 en in 1939 geschikt verklaard voor het leger.

Mijn vader heeft ze allebei aan het Belgisch leger moeten afstaan.

*

Nog een anekdote in verband met “de zwarte”: Prins, de zwarte ruin, had de onhebbelijke gewoonte de gevoederde haver uit zijn kribbe op de grond te zwiepen. Daarom had mijn vader aan mijn grootvader gevraagd er een beetje op te letten en “de zwarte” tot de orde te roepen als hij weer aan zijn gezwiep zou beginnen. Mijn grootvader (toen ongeveer 87 jaar) zat achteraan in de stal met een stok in zijn hand, gereed om “de zwarte” tot andere gedachten te brengen bij onbetamelijk gedrag.

Het was zover! Mijn grootvader sprong roepend recht en gaf “de zwarte” een tik tegen zijn achterwerk. Maar “de zwarte” reageerde bliksemsnel en gaf mijn grootvader een keiharde trap. De man was volledig buiten strijd. Hij was een hele tijd bewusteloos, maar is gelukkig zonder blijvende schade volledig hersteld.

*

Om hem uit de nood te helpen mocht mijn vader, na het verlies van zijn twee paarden, een jong paard (een grijze ruin) gebruiken van zijn schoonbroer, Louis Mommaerts (de Pachter va Coeckelberghs). Dat paard heeft hij ook gekocht. Het was een prachtig en verstandig paard waaraan mijn vader haast menselijke eigenschappen toedichtte. Met dat paard in de wagen gespannen zijn wij (mijn ouders, mijn grootouders (langs vaders kant), mijn oudste twee zussen en ikzelf) op de vlucht gegaan in mei 1940. Ik was toen amper drie jaar en heb hiervan zo goed als geen herinneringen.

Normaal bewerkte mijn vader zijn land met een volwassen, opgeleid paard en daarbij een tweejarig veulen. Het veulen werd ook opgeleid, en na een paar jaren, zodra het veulen in staat was om zelfstandig te werken, verkocht mijn vader het oudere paard en kocht dan opnieuw een veulen van 18 maanden à 2 jaar om op te leiden. Mijn vader werkte liever met ruinen dan met merries. Maar zo’n veulen van 18 maanden à 2 jaar, als het een hengst was, was normaal nog niet gecastreerd. Veulens castreren was toen een stiel apart. Mijn vader deed beroep op Charel Voets van Rotselaar, een broer van Fikke Voets, de man van Treis va Lammekes. Hij schreef dan een postkaart naar:

Charel Voets

Veulensnijder

Rotselaar

en de kaart kwam perfect waar ze moest zijn. En een tijdje later stond Charel Voets bij ons op het erf om zijn werk te doen. Het veulen werd daarvoor buiten op wat stro neergelegd en met een viertal mannen vastgehouden.

Met hoe weinig gegevens de postbodes toentertijd de bestemmeling vonden is nu niet meer te geloven. Dat kwam doordat de postbodes hun uitreikingsgebied door en door kenden. Zij kenden iedereen, zelfs de kinderen. Zo gebeurde het in Korbeek-Dijle dat Warreke de facteur ’s middags nog op ronde was als de school uit was en wij naar huis stapten. Dan riepen wij naar de facteur: “Warreke, hedde niks voor mij?” En warempel, Warreke zocht dan in zijn brieventas en toverde nu en dan een brief te voorschijn voor de ouders van één van de vragende kinderen. En die mocht de brief dan meenemen naar huis. Wat een tijd! Nu toch wel een kleine 70 jaar geleden.

*

* *

Terug naar de paarden. Mijn vader moest met zijn oudste paard, zijn prachtpaard, naar de Duitse opeising van 15.3.1941 in Leuven. Het was daar uiteraard een grote drukte van boeren met hun paarden uit de grote omgeving van Leuven en ook van toeschouwers die kwamen voor het spektakel. Terwijl zij aanschoven voor de monstering deed als een lopend vuurtje het gerucht de ronde dat de Duitsers geen controlelijsten hadden en men dus de monstering kon omzeilen. Mijn vader en Victor Beersaerts (de Kwint) waagden hun kans. Zij gingen verder met hun paard maar weken dan onopvallend zijwaarts uit en mengden zich tussen het publiek en de begeleiders die met hun paarden af en aan liepen, achter de rug van de Duitse controleurs, en schoven dan weer aan bij degenen die hun paard wel hadden getoond.

Hun truc was gelukt. Mijn vader zijn prachtpaard was gered. Ook andere boeren die helemaal niet naar de monstering waren gegaan waren ontsnapt aan de opeising.

Maar op 1.4.1941 kregen de burgemeesters al het verwijt van de overheid dat zij de onderrichtingen niet nauwkeurig opgevolgd hadden zodat talrijke landbouwers verwaarloosd hadden hun paarden aan te bieden, (en inspelend op het schuldgevoel van de ontwijkers) waardoor andere landbouwers het enige paard dat zij hadden hebben moeten afstaan.

Bij een volgende opeising beschikten de Duitsers wel over controlelijsten en heeft mijn vader zijn geliefd paard wel moeten afgeven. Hij kreeg daarvoor een matige vergoeding maar moest toch op zoek naar een nieuw veulen. Daarvoor trok hij naar Limelette in Waals-Brabant, naar een gareelmaker afkomstig uit Neerijse, Lewie Poerre, die veel contact had met de Waalse boeren uit de omgeving en wist waar een veulen te koop stond. Hij begeleidde de kooplustige Vlaamse boeren naar die boerderijen en trad op als tolk bij de onderhandelingen over de verkoopsvoorwaarden van het veulen.

(wordt vervolgd)

Menselijk verhaal

(Gelezen In Tertio Van 29 Oktober 2014)

Salesiaan Piet Stienaers, directeur van Don Bosco Oud-Heverlee, bundelde veertig bezinningen op Bijbelteksten in een boek waarvan de titel als een zucht van dank en verlichting klinkt:

Godzijdank, een menselijk verhaal.

Woord en beeld gaan samen in dit boek, dat evengoed een visueel als een literair werkstuk is. Roel Verleyen tekende voor de foto’s bij de teksten.

Het boek kan besteld worden via www.tertio.be. Het telt 175 blz en kost 18 €.

Gebed van de week–Dienaar?

Heer,

geef ons de moed

om ons klein genoeg te wanen

voor het werk van de dienaar,

opdat Gij voor de mensen zichtbaar wordt,

groter dan ons hart!

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

woensdag 5 november 2014

De Tweede Wereldoorlog - deel 9

Duitse opeisingen

Met een brief van 9 bladzijden van 11.11.1940 meldt de secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën aan de burgemeester welke voorlopige regeling werd getroffen voor de betaling door de Belgische Schatkist, langs de gemeenten om, van de opeisingen van het Duitse leger.

Een greep uit het Tarief der Duitse opeisingen:

Logementen (per dag en per man, gas, water, verlichting, lijnwaad, ’t wassen en ’t bedienen inbegrepen):

- soldaten met bed: 3 fr

- onderofficieren: 4 fr

- adjudanten: 6 fr

- lagere officieren: 8 fr

- hogere officieren: 12 fr

plus 2 fr per plaats zo de verwarming mee opgeëist wordt.

Paarden, slachtvee, aardappelen, melk, eieren, graan, stro tot zelfs de wol van geschoren schapen moesten geleverd worden aan de bezettende overheid tegen de prijs van de reguliere markt, bepaald door de bezettende overheid uiteraard.

Opeising van paarden

Op 5.3.1941 stuurt de provinciegouverneur een brief aan de burgemeester:

“Op bevel van de Duitsche Militaire Overheid, heb ik de eer U te melden dat deze, op 15 Maart 1941 zal overgaan tot de opeisching van een zeker aantal paarden.
Het beloop van deze opeischingen zal door de Duitsche Overheid kontant en in belgische munt uitbetaald worden. (Nvdr: Alleen reeds door het al of niet gebruik van hoofdletters bewijst de Belgische administratie hoe laag haar zelfrespect op dat moment was gevallen.)

De paarden uwer gemeente, ’t zij 72 beesten ongeveer (van 3 jaar en ouder), dienen bijeengebracht den 15 Maart 1941 te 9 uur ’s morgens te LEUVEN, in de middendreef der Geldenaakse vest.

De op te eischen dieren moeten voorgesteld worden, voorzien van teugels en halster alsook van een snoer van ongeveer 2 m. lengte; zij dienen net gepoetst, geroskamd, gevoed en voorzien zijn geweest van drank.

De hoefijzers moeten in zeer goede staat zijn.

De drachtige merries welke binnen de acht dagen een veulen moeten werpen en de merries met een veulen van minder dan twee weken oud dienen nochtans aan de opeischingscommissie niet voorgesteld. De eigenaars moeten hieromtrent wel een getuigschrift van het gemeentebestuur voorleggen.

De paarden die den ouderdom van 3 jaar niet hebben bereikt alsook de hengsten en de paarden die van het gebruik der 2 oogen beroofd zijn, moeten niet voorgesteld worden, maar hun eigenaars zullen de stukken ter bewijsvoering der voormelde eigenschappen moeten voorleggen.

Insgelijks zullen de eigenaars die slechts één paard bezitten dit aan de Commissie voorstellen en het bewijs leveren dat zij geen ander paard hebben.”

*

* *

De interesse van de legers in paarden – ook het Belgische leger – blijkt uit de gemeentelijke vijfjaarlijkse registers “lijsten voor de telling der paarden en voertuigen” die jaarlijks moesten worden aangevuld of aangepast ten behoeve van de “Mobilisatie van het Leger”. Ik vond reeds een dergelijk register voor het jaar 1906. In het register van 1925-1929 bijvoorbeeld werden de eigenaars vermeld met een gedetailleerde beschrijving (in het Frans) van hun paard(en) (ouder dan 3 jaar) en gerangschikt per klasse van paarden. Samengevat vermeldt dit register:

-zadelpaarden: -5 ruinen (4 Belgische, 1 Ierlander)

-gewone trekpaarden die desnoods als zadelpaarden kunnen dienen:

-8 ruinen (4 Belgische, 4 Ierlanders)

-3 merries (2 Belgische, 1 Ierlander)

-gewone trekpaarden:

-8 ruinen (5 Belgische, 3 Ierlanders)

-8 merries (8 Belgische)

-zware trekpaarden:

-12 ruinen (10 Belgische, 1 Ierlander, 1 Engelse)

-20 merries (20 Belgische)

Totalen: -33 ruinen (23 Belgische, 9 Ierlanders, 1 Engelse)

-31 merries (30 Belgische, 1 Ierlander)

Van deze beschreven paarden waren er in 1929 nog 3 zadelpaarden en 54 trekpaarden aanwezig. De eigenaars van de zadelpaarden waren: Frans Vrijdags (Woikes), Frans Ruelens (de Nezze) en Adolf Berthels (Dolf van den Bettel). 36 boeren hadden 1 trekpaard, 9 boeren hadden 2 trekpaarden (de paarden minder dan 3 jaar niet meegerekend).

Mijn grootvader, Henri Cammaerts, staat in de lijst van eigenaars van zware trekpaarden met een ruin, Belgisch trekpaard, met de naam Duc, voskleurig (un alezan) met een witte vlek op het voorhoofd (une pelote en tête), 1,60 m groot en geboren in 1925, in goede conditie in 1929.

De grootvader van mijn vrouw, toenmalig burgemeester Louis De Bontridder, staat in twee lijsten met drie paarden:

-lijst van de gewone trekpaarden die desnoods als zadelpaarden kunnen dienen:

-1 merrie, Belgisch trekpaard, met naam Lisa, bruinkleurig (bai brun) met kleine witte sok aan linker achterbeen (une petite balzane postérieure gauche), 1,55 m, geboren in 1910, in goede conditie in 1925 en 1926, ongeschikt daarna

-lijst van de zware trekpaarden: -1 merrie, Belgisch trekpaard, met naam Pauline, zwart, 1,62 m, geboren in 1916, in goede conditie (van 1925 tot 1929)

-1 merrie, Belgisch trekpaard, met naam Lot, voskleurig met witte streep (une liste) vooraan op het hoofd, 1,59 m, geboren in 1918, in goede conditie in 1925 en 1926, verkocht op 22.10.1926 aan Louis Meulemans uit Bierbeek.

(wordt vervolgd)

Gelezen In Tertio Van 22 Oktober 2014

1.De databank parochiekerken is voortaan online doorzoekbaar via de website van het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC). Er zijn onder meer gegevens in te vinden over de identificatie, typering en stijl, geschiedenis, relaties met onder andere organisaties en personen en beschermingsstatus van de Vlaamse parochiekerken. Meer info: http://crkc.be/databank-parochiekerken.

2.De Ugandese aartsbisschop Cyprian Kizito Lwanga van Kampala vraagt gelovigen elkaar tijdens de vredeswens niet langer de hand te schudden. Bisschop Anthony Borwah van het Liberiaanse bisdom GBarnga onderstreept dat ebola helaas slechts een van de vreselijke plagen is die zijn volk momenteel treft naast onder meer polygamie, migratie, werkloosheid, gebrek aan vaderfiguren, huiselijk geweld, kindhandel en sekstoerisme.

3.In ons land werd vorig jaar 37.854 keer gehuwd, een daling met 10,3 procent tegenover 2012. De nuptialiteit – het aantal huwelijken in verhouding tot de gemiddelde bevolking – daalt zelfs tot het historisch laagste niveau sinds de Tweede Wereldoorlog. Het aantal verklaringen van wettelijk samenwonen stijgt tot 79.323. Wie huwt, doet dat steeds later. De gemiddelde leeftijd bij het eerste huwelijk bedraagt nu 32,2 jaar voor de man en 29,8 jaar voor de vrouw.

4.Het slotdocument van de buitengewone bisschoppensynode werd op 18 oktober goedgekeurd. De 183 aanwezige synodevaders stemden over alle 62 paragrafen afzonderlijk. Drie blijken geen tweederdemeerderheid te hebben gehaald: twee over het verbod op communie voor echtgescheidenen, een over de houding van de kerk tegenover homoseksuelen.

(Geert De Kerpel)

Gebed van de week: Storm

In tijden van wanhoop

mogen wij geloven

dat Gij bij ons zijt,

onzichtbaar aanwezig,

grenzeloos vertrouwend

dat iemand ons thuis brengt,

rust geeft en vrede.

Het oude is voorbij,

het nieuwe is er al.

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx