woensdag 29 oktober 2014

De Tweede Wereldoorlog - deel 8

Verplichte tewerkstelling in Duitsland

De Duitse verordening aangaande de verplichte tewerkstelling in Duitsland dateert van 6.10.1942. Daarbij aansluitend stuurt de secretaris-generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid een eerste omzendbrief op 27.11.1942 en een tweede op 28.1.1943 waarin hij zegt dat

“de plaatselijke overheden dit al te licht hebben toegepast (nl. al te gemakkelijk zijn ingegaan op opeisingen voor tewerkstelling in Duitsland) en nagelaten hebben het nodige onderscheid te maken tussen de verordening van 6 Maart 1942, voor zoover zij betrekking heeft op den verplichten arbeid in België, en deze van 6 October 1942 omtrent de tewerkstelling in het Duitsche Rijk. Ze hebben misschien uit het oog verloren dat een indirecte tussenkomst in het belang van onze arbeiders zelf en van hun familie geboden is. De Burgemeesters die dergelijke twijfelachtige gevallen op te lossen hebben behoren U (de provinciegouverneur) onmiddellijk om richtlijnen te verzoeken en zich daarnaar te gedragen.”

Een brief van 9.4.1943 van de Kreiskommandantur aan de burgemeesters betreffende de verplichte tewerkstelling, kondigt aan dat het Aanwervingsbureel voor arbeidskrachten de bevolkingslijsten zal komen nazien voor het bijeenbrengen van de gegevens en de telling van personen tussen 18 en 25 jaar.

Met zijn nota van 7.5.1943 herbevestigt de gouverneur het standpunt ingenomen door de Hoofden der Ministeriële Departementen met betrekking tot de Duitse verordening van 6.10.1942 op de verplichte arbeid in Duitsland met namelijk te herinneren dat de gemeentelijke politie op generlei wijze mag meewerken aan de uitvoering van gezegde verordening, hetzij door het uitdragen der opeisingsbevelen, hetzij door het opleiden naar de Duitse Werbestelle (aanwervingsbureau’s) van personen die geen gevolg geven aan de oproepingen dezer laatste. Wanneer de gemeentelijke politie door de Feldgendarmerie uitgenodigd wordt inlichtingen te verschaffen over of de weg te tonen naar de woonst van zekere inwoners met het ontegensprekelijk doel de uitvoering der verordening van 6.10.1942 te verzekeren, mag de politie de gevraagde inlichtingen niet verschaffen noch aan de uitnodiging gevolg geven. A fortiori, moet elke rechtstreekse of onrechtstreekse medewerking tot het aanhouden van personen weerspannig aan gezegde verordening geweigerd worden.

Maar op 13.7.1943 stuurt de gouverneur al een nieuwe nota aan de burgemeesters en schepenen:

“Ik heb de eer U te laten weten dat ingevolge een nieuw onderzoek der kwestie door de hoogere overheid, de burgemeester, wanneer hij uitdrukkelijk wordt opgeëischt door de bezettende overheid om huizen aan te wijzen van zekere personen of den weg te toonen, zich mag beschouwen als zijnde, in dit geval, opgevorderd door de bezettende overheid.”

Deze nota geeft de indruk dat het Belgisch bestuur gezwicht is voor de almacht van de Duitse bezetter en, zonder al te veel gezichtsverlies, toch het onderspit heeft moeten delven.

Maar op 24.9.1943 schrijft de gouverneur alweer, na overleg met hogere Belgische besturen:

“dat het niemand gerechtigd is aan de bezettende overheid inlichtingen te verschaffen die klaarblijkelijk moeten dienen voor de toepassing der verordeningen nopens den verplichten arbeid in het Reich. Als uit de formuleering zelf der te beantwoorden vragen blijkt dat de antwoorden moeten dienen tot voormeld doel, kunnen de Gemeentebesturen hierop geen antwoord geven.”

En het Belgisch bestuur houdt moedig vol: uit een brief aan de gemeenten van 15.2.1944 van de provinciegouverneur a.i. blijkt dat deze, na advies van de secretaris-generaal van het departement van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, de gemeenten aanspoort door de Duitsers gevraagde inlichtingen over personen niet te verstrekken als duidelijk blijkt dat het gaat om opsporingen in verband met de verplichte arbeid in Duitsland.

De gemeenteambtenaren, waarschijnlijk geholpen door het Verzet, hadden ondertussen ook een middel gevonden om in de onmogelijkheid te verkeren inlichtingen over personen te geven aan de Duitsers, door de bevolkingsregisters te laten verdwijnen, zogezegd “gestolen door onbekenden”.

Daarop stuurde de provinciegouverneur zijn brief van 6.3.1944 aan de burgemeesters zeggende dat de Duitse overheid in de toekomst de gemeenteambtenaren verantwoordelijk zal stellen voor de diefstallen van bevolkingsregisters door gemis aan zorgvuldige veiligheidsmaatregelen (te treffen door de burgemeester).

Hieruit blijkt dat in deze gevoelige materie de Belgische Administratie niet 100% naar de pijpen van de Duitsers danste – enkele kleine pro forma toegevingen niet te na gesproken (het schrijven van de provinciegouverneur van 13.7.1943 en zijn schrijven van 6.3.1944).

Bevoorrading in steenkool en hout

De steenkool voor huishoudelijk gebruik werd gerantsoeneerd vanaf 1941. Allerlei “speciale verbruikers”, zoals gemeentelijke en provinciale diensten, scholen, hospitalen, rusthuizen en dergelijke, kregen wel een voorkeurbehandeling.

Maar in Korbeek-Dijle liep er blijkbaar iets mis. Herhaaldelijk signaleerde meester Hoebrechts aan burgemeester Neckebrouck dat de kolen voor de jongensschool opgebruikt, of bijna opgebruikt, waren. De school moest zelfs gesloten worden voor 7 halve dagen van 7 tot 10 februari 1944.

In een brief van 12.2.1944 aan de schoolopziener schreef Neckebrouck:

“De zeven verloren gewone halve schooldagen zullen met het Paasverlof worden ingewonnen.” En verder:

“Het is eigenaardig dat de gemeentelijke jongensschool meer dan eens heeft moeten sluiten bij gebrek aan brandstof; terwijl de gemeentelijke meisjesschool, die toch maar dezelfde hoeveelheid brandstof krijgt toegediend, dat nog niet moest doen.”

Achter deze vaststelling van de burgemeester lijkt zijn vermoeden schuil te gaan dat er kolen verdwenen uit de voorraad van de jongensschool, wat niet zo verbazingwekkend was in die tijd van grote schaarste. Trouwens de burgers, die nog slechter aan kolen konden geraken dan de scholen, behielpen zich met hout te branden dat niet zelden “ontleend” werd aan de plaatselijke openbare bossen.

In verband met het hout was er een besluit van 21.2.1942 betreffende de bevoorrading in gazogeenhout (= hout waaraan door verhitting in een speciaal toestel het gas is onttrokken): het Bestuur van Waters en Bossen wordt gemachtigd de kappingen voor te schrijven die noodzakelijk geacht worden voor de bevoorrading van het land in gazogeenhout. De aangeduide kappingen moeten ter beschikking worden gehouden van de Houtcentrale die gelast is alle behoorlijke maatregelen te treffen met het oog op de exploitatie en de verdeling.

Gelezen In Tertio Van 15 Oktober 2014

1.Verpleger, filosoof en theoloog Luc Van Gorp wordt midden volgend jaar voorzitter van de Christelijke Mutualiteit (CM). De docent aan de katholieke hogeschool Limburg (KHLIM) en huidig voorzitter van het Wit-Gele Kruis volgt Marc Justaert op, die met pensioen gaat. (Joris Delporte)

2.“Buitenlandse priesters maskeren roepingentekort”

Uit een vraaggesprek van Benoit Lannoo met de Franse theoloog Arnaud Join-Lambert.

“We moeten dringend andere kerkmodellen uitproberen in plaats van onbesuisd priesters te importeren.” Dat vindt de Franse theoloog Arnaud Join-Lambert. Hij ziet voor die priesters wel een rol bij het uitwerken van de modellen. Hun aanwezigheid in Belgische parochies is veel groter in het zuiden van het land dan in Vlaanderen. Bijvoorbeeld: tegenover 56 buitenlandse priesters actief in de pastoraal in Vlaanderen en 80 in Brussel, zijn er reeds 127 in Waals-Brabant alleen.

Weten we hoeveel personeel van vreemde oorsprong in de Belgische kerk actief is?

“In Vlaanderen gaat het om enkelingen, maar in de Waalse bisdommen zijn er decanaten waar meer dan de helft van het presbyterium van Afrikaanse oorsprong is. Het gaat vaak om tijdelijke opdrachten, er is een komen en gaan, en de kerkelijke hiërarchie minimaliseert systematisch het fenomeen. Intussen is een grote meerderheid van de jongere priesters in Franstalig België van buitenlandse komaf. En dat is problematisch, want we rekruteren ze sneller dan we nadenken over het hoe en waarom van hun pastorale engagement. Bovendien maskeren we een fundamenteler probleem van onze kerk: hoe kan een kerkgemeenschap overleven als ze niet meer zelf weet te voorzien in haar sacramentele bedienaars? Dat we massaal priesters van elders importeren, illustreert ons roepingentekort en een falen van onze pastorale modellen. Ik juich daarom toe dat de Belgische bisschoppen hier eindelijk schoorvoetend over nadenken.”

“Geen katholieke gemeenschap zonder sacramenten en zonder priester. Maar onze lokale kerk rekruteert geen priesters meer, wat haar verzwakt. We moeten daarom dringend andere kerkmodellen uitproberen in plaats van onbesuisd priesters te importeren. Sommigen noemen die import een ‘palliatieve’ oplossing (leedverzachtende noodoplossing). Ik ben minder pessimistisch en spreek liever van een transitie (overgang): de pastorale inbreng van vreemde oorsprong kan ons helpen bij het uitwerken en toepassen van nieuwe kerkmodellen.”

Tot zover Benoit Lannoo en Arnaud Join-Lambert.

Gebed van de week: Er even onderdoor

Soms is de rek er uit…

Dat is niet zo erg,

als alle vezels tijd krijgen

om tot rust te komen en te herstellen.

Misschien blijft er een klein littekentje over

dat in de toekomst zal herinneren

aan de grens.

Dat is hoopvol en geruststellend!

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

zondag 26 oktober 2014

Agenda bijgewerkt

Bekijk de bijgewerkte agenda
Toevoegingen/Veranderingen:
- Misvieringen volgende weken bijgewerkt
- activiteiten parochie
- vergaderingen parochiale ploeg en kerkfabriek

woensdag 22 oktober 2014

Gard Schrijft Ons Vanuit Bhutan

Een week in Bhutan

Zoals verleden week, ben ik ook nu niet zeker wanneer je dit zal lezen. Ik schrijf op donderdagavond 9 okt.

Precies een week geleden kwamen we toe in dit land. De grensovergang is een ervaring op zichzelf. Eerst wandelden we van het hotel naar de Indiase grenspolitie om uit te schrijven. Daar werd een foto van onze ogen genomen. Na het ontbijt gingen we de andere richting uit om ons in Bhutan in te schrijven, een pasfoto te laten maken en vingerafdrukken te geven. Drie uur duurde de operatie.

Hier zijn de wegen net iets beter dan in India en de gemiddelde snelheid ligt bijna bij 30 km. per uur. We rijden nu met een “grote” bus voor negentien personen en een minibus voor zeven personen. In die laatste neem ik een vaste plaats waar ik de benen kan strekken. De andere zitplaatsen zijn immers op de maat van Japanners en andere Aziaten.

Deze reis is gepland om de festivals mee te maken. Zulke feesten zijn wat verspreid over het hele jaar. Het zijn religieuze (Boeddhistische) feesten en tegelijk folkloristische en commerciële hoogdagen. Vergelijk het maar met onze kermis die begint met een H. Mis en processie en vervolgt met een foor en jaarmarkt.

Het feest in Thimphu, de hoofdstad, begon al twee dagen voor wij er toekwamen. Achter het klooster zijn aan vier zijden stenen tribunes gebouwd, zowat vijftien trappen hoog. Ik schat dat er die dag 20.000 mensen samengepakt zaten of stonden. Alles samen zijn er maar 800.000 Bhutanen! Het was wriemelen en duwen om een plaats te bemachtigen. Volgens de regels moest iedereen zitten. Fotografen willen echter graag recht staan. Ik had een hoekje gevonden, zo’n twintig meter van het podium. Maar na een tijdje duwden anderen me er weg.

Ondertussen werd er een krijgsdans opgevoerd als teken dat men het geloof en de koning wil verdedigen tegen alle boze krachten. Vol verwondering bemerk ik dat het Boeddhisme in dit land veel goden en godinnen uit het animistische, heidense verleden wil te vriend houden. Of hen vreest als ze kwaadaardig zijn.

De dansers dragen afschuwelijke maskers om de ‘vijand’ schrik aan te jagen en hun kleren zijn zwaar. Het is dertig graden in de schaduw en de ruwe dans duurt drie kwartier. Hoe houden de dansers het vol in de laaiende zon? In oude tijden dansten de monniken, nu zijn het professionelen. Want soms komt de koning wel eens kijken. Zijn paleis zit immers vast aan de verre zijde van het klooster en beide gebouwen zijn privé-eigendom van het vorstenhuis.

De volgende dag zitten er op dezelfde plaats een kwart minder mensen en gebeuren er ook andere dingen.

Het Boeddhabeeld is nu uitgestald en een lange, lange rij, vooral vrouwen, schuiven aan om het beeld te vereren. Die file begint al buiten de arena en slingert zich langs drie zijden van de tribunes. Na een uur of meer nadert de gelovige dan het beeld. Er tegenover staat een monnik. Hij neemt elke gelovige bij het achterhoofd en duwt het hoofd zodat de lippen de sokkel raken, richt de vrome weer op en port hem of haar verder. De handeling neemt ongeveer een halve seconde en herhaalt zich weer. De sliert wordt maar niet korter!

Ondertussen zingen en dansen een koor van vrouwen een rustig pastoraal lied en een volkswijsje. Daarna is het weer de beurt aan een krijgsdans, nu rond de dolken die men gebruikt om de vijand te bestrijden. Een peuter wandelt parmantig naar het terrein en inspecteert aandachtig, handen op de rug, minutenlang die gemaskerde forse atleten. Tot een gemaskerde clown-ordehandhaver hem spelenderwijs wegjaagt. Zo heeft de kleuter het niet begrepen. Met een gezicht zo groot als een pannenkoek en vol schreiende angst rent hij naar zijn moeder.

In Tangbi Goempa kijken we naar het begin van een ander, een lokaal festival. Bij de openingsceremonie brengen vurige kerels een wilde rondedans rond enkele brandende takkenbossen. Dan gaat de voorganger, een oude fragiele man, met de monniken en de dansers, gevolgd door alle toeschouwers naar buiten. Op een weide staan twee brandstapels als hooioppers opgesteld, op vijf meter van mekaar. Na nog een wilde dans worden beide stapels aangestoken en de hele meute loopt tussen de knetterende reuzenfakkels door. Honderden mensen, lokalen en toeristen, lijken uit een brandend gebouw te ontsnappen. De vlammen laaien steeds hoger, meters hoog. De vuurgloed doet de menigte achteruit deinzen. Toch blijven de gelovigen tussen de twee brandhaarden doorlopen, tot driemaal toe. Een vrouw struikelt en valt net voorbij de doorgang. Gelukkig vertrappelt niemand haar. Ze scharrelt recht, schudt het vuil en vooral de gensters van haar kleren en ze rent weer verder.

Want het vuur vernietigt zonden en zwakheden, zo gelooft men. Het reinigt het individu voor een nieuw en gelukkig leven in het komend jaar. Het christelijke vergevingsmoment bij het begin van de eredienst is minder spectaculair, ook minder gevaarlijk.

Dat brengt me bij een andere bedenking. In de verschillende tempels die we bezochten nemen de westerlingen heel vroom de zegeningen in ontvangst van een boeddhistische monnik, offeren graag een bankbiljet, luisteren vol aandacht naar de verhalen over reïncarnaties, geesten, gedaanteveranderingen van heiligen en oorlogen tussen demonen en goden. Zij stellen geïnteresseerde vragen om beter te begrijpen en te geloven. Als ze een zelfde welkom zouden krijgen in een kerk, zouden ze gekscheren en de katholieken uitlachen als achterlijken en onnozelen. Maar hier lopen ze steeds braaf in de voorgeschreven richting rond de stupa’s en onthouden zich van foto’s in de gebedsruimtes. Het exotische lijkt geloofwaardiger dan de eigen cultuur- en geloofstradities. Voor mij onbegrijpelijk.

Er valt nog zoveel te vertellen. Over drie dagen vlieg ik naar Kathmandu. Daarover zal ik je niet meer

kunnen vertellen, want kort daarna kom ik in Vlaanderen de herfst beleven.

Gard Vermeulen

De Tweede Wereldoorlog - deel 7

Wapenstilstandsverjaring en ’s Konings naamfeest

Op 23.10.1941 geeft de Militaire Bevelhebber voor België en Noord-Frankrijk volgende onderrichtingen aan het College der Secretarissen-Generaal:

Op wapenstilstandsdag, 11 november (feestdag ingesteld bij wet van 21.7.1922), mogen geen ceremoniën noch manifestaties plaats hebben. Dien dag zullen de openbare besturen dienst doen, de scholen en de winkels open blijven, en alle bedrijven werken. Alle bevlagging is verboden. Bepaalde insignes (waarschijnlijk deze met betrekking tot WO I) mogen niet worden gedragen en er mogen die dag geen bloemen neergelegd worden aan de gedenktekens der oud-strijders.

Op 15 november, de naamdag van de Koning, zijn godsdienstplechtigheden, inzonderheid Te Deums, toegelaten. In de scholen mag vrijaf gegeven worden. Maar manifestaties en openbare bevlagging zijn verboden. Het werk mag niet onderbroken worden. Voor insignes geldt de regel van 11 november.

Feest van 1 mei

Een brief van 24.4.1942 van de Oberfeldkommandantur, getekend door de Kriegsverwaltungschef, aan de gouverneur van de Provincie Brabant betreffende 1 mei 1942, zegt o.a. het volgende:

“Het is mogelijk dat 1 Mei voor de kommunisten een voorwendsel worde om zich te laten opmerken door betoogingen en sabotagedaden.

Ik verzoek U diensvolgens een bijzondere aandacht te wijden aan de propaganda en andere voorbereidingen van de kommunisten met het oog op den 1 Mei en me de opmerkingen van algemeen belang meede te deelen.

De 1 Mei is een gewone werkdag.”

Gemeenteraden

Met het besluit van 28.5.1941 van de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid worden de bevoegdheden van de gemeenteraden overgedragen aan andere instanties. De opschorting der gemeenteraden gebeurde al op 11.4.1941. Op 23.3.1941 was de Korbeekse gemeenteraad voor het laatst bijeengekomen.

Hulp aan geallieerde piloten en krijgsgevangenen

Op 7.2.1942 brengt de gouverneur de Duitse onderrichtingen (eigenlijk een persbericht) in verband met hulpverlening aan o.a. vliegeniers die Duitsland vijandig zijn, ter kennis van de burgemeesters:

“De steun, die soms louter om gevoelsmotieven aan de vijand of aan personen der vijandelijke macht wordt verleend, moet door de Duitse krijgsgerechten te velde met de dood worden gestraft. Ieder hoede zich bijgevolg voor vals medelijden met ontvluchte krijgsgevangenen, in het bijzonder ook voor het verlenen van steun of het begunstigen van de vlucht van vijandelijke vliegtuigbemanningen.”

In de vroegte op een zomerse morgen ontdekte mijn vader een schichtige man op ons erf. Hij sprak een onverstaanbare taal, herhaalde voortdurend “Ruski”, en maakte duidelijk dat hij honger had. Mede uit zijn kleding leidde mijn vader af dat het een ontsnapte Russische krijgsgevangene was. Hij heeft de man een pak boterhammen meegegeven. Bij Louis Bruffaerts (de Witten Boer) zou hij andere kleren hebben gekregen, maar wat er uiteindelijk met hem is gebeurd is niet bekend.

Ik denk niet dat mijn vader zich op dat moment realiseerde dat hij daarvoor de doodstraf kon krijgen.

Sluikhandel

Op 6.12.1940 stuurt de provinciegouverneur een schrijven door van de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid waarin deze aandringt op controle van het gebruik van autovrachtwagens omdat werd vastgesteld dat ze gebruikt worden door smokkelaars.

In een brief van 10.3.1941 van de provinciegouverneur aan de burgemeesters citeert eerstgenoemde wat de secretaris-generaal van het Departement Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid hem schrijft:

“De Duitsche overheid wijst er op dat blijkens bevindingen de onderdrukking van de sluikhandel merkbaar is verslapt, dat de diefstallen en andere soortgelijke delicten aanzienlijk toenemen, terwijl het getal aangehouden delinquenten onbeduidend is, en dat, ten slotte, de doeltreffendheid van het toezicht gehouden ter voorkoming van alle andere delicten op zoodanig peil is komen te staan dat de uitslagen slechts een derde bereiken van wat tevoren werd bekomen.”

Gebed van de week: Maar red ons uit de greep van het kwaad

Ook ik ben

kind van deze tijd

misleid

gegrepen

door het kwade

in schitterende verpakking.

Erfenis

nalatenschap van

alles kan en alles mag.

Red ons, Heer,

en maak los wat knevelt,

verweek wat is verhard,

maak ons vrij.

Geef vrede, Heer,

geef vrede.

Help ons

uw Woord van Liefde

te doen.

Verbonden

met U.

Gezonden

door Jezus.

Aangevuurd

door de Geest.

Vandaag

en altijd weer opnieuw

tot in de eeuwigheid.

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

woensdag 15 oktober 2014

De Tweede Wereldoorlog - deel 6

Jodenvervolging

Brief van de Oberfeldkommandantur van 31.1.1941 aan het Provinciebestuur van Brabant:

“Luidens paragraaf 3 der Jodenverordening in datum van 28.10.1940, dienen de Gemeenteoverheden en, voor de gemeenten met minder dan 5.000 inwoners, de Arrondissementscommissarissen, een inschrijvingsregister aan te leggen voor al de Joden boven de 15 jaar die hunne woonplaats in het betrokken ambtsgebied hebben of aldaar gewoonlijk verblijf houden.”

Met een niet-uitzonderlijke drietrapscommunicatie (iedereen verschool zich achter een hogere instantie): een schrijven van het Duits Militair Bestuur van 18.2.1941 aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, en deze aan de gouverneur, en de gouverneur aan de gemeentebesturen met een brief van 27.2.1941, betreffende de verordening tot het verwijderen van de Joden uit de ambten en betrekkingen, werd volgende opdracht gegeven:

“In uitvoering van de formeele onderrichtingen van dit schrijven, verzoek ik U mij, ten spoedigste, de volgende inlichting te verschaffen: Aantal Joodsche personen die rechtstreeks of onrechtstreeks afhangen van uwe gemeente en de er onder ressorterende instellingen, die hun functies hebben moeten neerleggen in uitvoering van voormelde verordening.”

Brief van 8.7.1941 van de gouverneur aan de burgemeester:

“Krachtens de verordening betreffende de reisduiven van 4.9.1940 uitgaande van de Opperbevelhebber van het Leger, is het aan de Joden verboden reisduiven te bezitten of te houden. De Joden moeten hun duiven dooden. De ringen moeten ten laatste op 15.7.1841 aan de Kreiskommandantur worden afgegeven.”

Met een brief van 22.9.1941 van de Kreiskommandantur worden de burgemeesters verzocht te onderzoeken of er zich radioapparatuur bevindt bij de in hun gemeente wonende Joden, deze apparatuur onmiddellijk aan te slagen en op de Kreiskommandantur in te leveren.

Op 4.6.1942 krijgen de burgemeesters via de gouverneur een schrijven van de Oberfeldkommandantur van 3.6.1942 betreffende de verordening van 27.5.1942 over de kenmerking van de Joden.
De verordening verplicht alle Joden in België die de ouderdom van 6 jaar bereikt hebben de jodenster in het publiek te dragen. De jodenster wordt afgeleverd door de Belgische diensten die de jodenregisters bijhouden. Er worden drie sterren voor elke persoon voorzien. De Joden die de voorschriften van de verordening niet naleven moeten zich verwachten aan rechterlijke straffen en aan de opsluiting in het kamp van Breendonk.

Een brief van 14.12.1942 van de Kreiskommandantur aan de burgemeesters betreffende Joden uit Midden- en Zuid-Amerika en hun kinderen luidt als volgt:

“Gelieve ons tot op 16.12.1942 ’s avonds op de Kreiskommandantur – Verwaltung – naam, voornaam, geboortestreek, geboortedatum, beroep en juist adres van ieder jood die in Uwe gemeente woont te doen kennen. In geval er geene joden in Uwe gemeente wonen gelieve ons dit te berichten.” (merkwaardig dat jood en joden met een kleine j worden gespeld)

Reisduiven

Op het bezit van reisduiven (door de Duitsers Brieftauben (postduiven) genoemd) werd door de Duitsers strenge controle uitgevoerd. Dat gold dus niet alleen voor de Joden. De Duitsers vreesden waarschijnlijk het gebruik van duiven om boodschappen te sturen naar de Geallieerden of het Verzet.

Nationale feestdagen

Richtlijnen van de bezettende overheid worden via een brief van de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid van 10.7.1941 aan de provinciegouverneur, en via een begeleidende brief van deze laatste van 15.7.1941 aan de gemeentebesturen doorgestuurd in verband met de nationale feestdag van 21 juli:

Het is verboden (herhaling van de onderrichtingen van vorig jaar):

1. de officiële en private gebouwen te bevlaggen

2. concerten te geven op openbare plaatsen en soortgelijke openbare feestelijkheden te organiseren

3. de kerkklokken plechtig te luiden

4. het uitgaansuur te verlengen;

Op 21 juli, dit jaar een werkdag, is het verboden vrijaf te geven. Geen bezwaar ertegen dat er in de scholen geen les wordt gegeven maar er mogen geen schoolfeestelijkheden plaats hebben.

In de kerken mogen plechtige Te Deums worden gezongen en in de schouwburgen mogen kosteloze volksvertoningen zonder politiek karakter worden gegeven, maar met strenge maatregelen moet voorkomen worden dat zij het karakter van een betoging aannemen.

Op 18.7.1942 laat de secretaris-generaal van het Departement Openbaar Onderwijs via de gouverneur aan de gemeentebesturen weten dat de Chef van het Duitse Militair Bestuur niet toelaat de nationale feestdag van 21 juli te herdenken zoals in vredestijd:

“Sommige lagere scholen die verplicht zijn dagen in te winnen, waarop zij gedurende de laatste winter gesloten bleven, zullen op 21 juli nog aan het werk zijn. Er bestaat geen bezwaar tegen dat op die dag de lessen zouden geschorst worden, met dien verstande evenwel dat alle schoolfeesten verboden zijn.”

In verband met de nationale feestdag van 21 juli 1943 stuurt de Militaire Bevelhebber een nota aan het Comité der Secretarissen-Generaal met volgende richtlijnen:

1. Akkoord met kerkelijke diensten met Te Deum – geen klokgelui – geen deelneming van verenigingen, in het bijzonder van oud-strijdersverenigingen met vaandels, geen manifestaties buiten de kerk aansluitend op de kerkdienst

2. Geen openbare manifestaties b.v. concerten op een openbare plaats

3. Dragen van de meeste kentekens en bevlaggen is verboden; geen bloemen en kransen neerleggen

4. Sluiting op later uur dan normaal verboden

Normale werkdag zonder feestdagtoeslag; schoolonderricht mag wegvallen; schoolfeesten mogen niet gehouden worden.

Gard Schrijft Ons Vanuit India

Iets meer dan een week ben ik nu in India. Ik schrijf dit op donderdag 2 oktober. Wanneer je dit zal lezen kan ik niet voorspellen. Deze namiddag zijn we veertien Nederlanders en vier Vlamingen) aangekomen in een stoffig grensdorp tussen India en Bhutan. In dit nieuwe hotel is echter geen internet. Ik moet ergens een internetcafé vinden.

Ooit lagen er drie koninkrijken geplet tussen India en China: Nepal, Sikkim en Bhutan. Zij lagen verdoken in het lage gebergte van de Himalaya-keten. Vijf jaar geleden heeft Nepal, na een jarenlange burgeroorlog met Mao-communisten, zijn koning opzij geschoven. Het is nu een republiek met een “regering van nationale eenheid” maar ze zijn in al die tijd nog niet akkoord geraakt over een nieuwe grondwet. België is niet alleen met zulke problemen. Sikkim stond centraal in een grensgeschil tussen de twee grote buren. In een volksraadpleging (Nu ja, een halve, want de vrouwen mochten niet kiezen) hebben de Sikkimnaren gekozen om bij India aan te sluiten onder een speciaal statuut. En Bhutan is nog steeds een koninkrijk. De huidige koning, de vijfde, kiest zelf voor democratie en heeft een parlement en een regering laten verkiezen. Naar dat koninkrijk vertrekken we morgen.

De vorige week heb ik vooral Sikkim leren kennen. Het ligt dus aan de voet van de Himalaya, de wegen slingeren her en der de bergen op en af als gekookte spaghettislierten. Die wegen zijn vaak smaller dan twee auto’s: kruisen (of voorbijsteken!) is daarmee een helse kunst met het risico om enkele honderden meters lager in de ravijn te belanden. Gelukkig brachten de vier chauffeurs ons met hun jeeps veilig overal heen en terug. Daarenboven ligt de asfalt vol putten en kuilen en vol snelheidsremmers. Waarvoor dat nodig is? Ik weet het niet. De gemiddelde snelheid ligt net onder twintig kilometer per uur. Je moet immers ook over stukken modderweg, tussen geparkeerde wagens, over aardverschuivingen of doorheen beekjes. De bruggen over de rivieren zijn slechts één wagen breed en soms mag er slechts één wagen tegelijk op de brug rijden.

Genoeg geklaagd. Sikkim is een Boeddhistisch landsdeel in een Hindoe-natie. Zijn de mensen er vroom? Ik heb ze niet vaak in een tempel gezien. Maar dat is geen vereiste van hun levensvisie. Als ze het al gestudeerd hebben, kennen ze vier grote waarheden van het Bhoeddissme, waarvan de vierde het achtvoudige pad is. Dat laatste kan je vergelijken met de laatste zeven van de tien geboden: respect voor alle leven, voor de waarheid, voor een gezonde levenswandel (eerbare seksualiteit, sober leven, geen alcohol, niet roken, al heb ik dat wel zien doen.)

Eerlijk is eerlijk. Al heeft Boeddha verklaard dat mensen niet kunnen weten hoe de godenwereld in mekaar zit of zelfs bestaat, toch vereren sommigen een of andere godheid uit de Hindoewereld. Zeker is zeker, nietwaar. Hun aanbidding gaat dan uit naar die favoriete godheid.

Alle kloosters in Sikkim, met een enkele uitzondering, zijn voor monniken. Ik heb niet kunnen vaststellen waarvan ze leven, want ik heb ze niet zien bedelen, zoals door Boeddha voorgeschreven. Ze lopen ook steviger gekleed dan wat de stichter nodig had in het warme laagland. Kloosters van een paar honderden monniken zijn geen uitzondering.

We liepen een gebedsviering binnen en zetten ons op de zijkant. De abt zit op een troon, de anderen, jongeren en ouderen door mekaar, op vier lange rijen naast mekaar en naar mekaar toegewend. Tientallen minuten reciteren zij monotoon de heilige teksten. Sommigen uit het hoofd, sommigen lezen het in de oude boekblokken, anderen gebruiken moderne boeken. De monniken schommelen zachtjes heen en weer om geleidelijk alle gedachten uit hun geest te bannen. Dan schallen plots de hoorns. De trom geeft nu het ritme aan. Een jonge geestelijk laat de kinkhoorn, een gedraaide zeeschelp, zoemen. De abt hanteert een bel en een handtrommeltje. Het lawaai wordt geleidelijk oorverdovend en een kakofonie voor westerse oren. De duivels worden uitgedreven. Ineens valt alles stil en twee jonge monniken haasten zich doorheen de rijen en delen warme thee-met-melk uit. De bezoekers krijgen ook een kop van het goedje. Even later herneemt de sessie, nog luider en met meer overtuiging.

In een ander klooster hebben enkele jonge monniken hun pij opgeschort en spelen Amerikaanse baseball op het voorplein. Wij wonen er een les bij voor novicen. Wij komen net binnen als een acoliet met wierook door de rangen van de nieuwelingen schrijdt. Hetzelfde scenario wordt ingeoefend als in de gebedsdienst elders. Nu zitten de leermeesters vooraan op een rij en de leerlingen voor hen. Ook zij reciteren de teksten van buiten of uit boeken. Ik neem plaats in een vensternis. Rechts van mij zit een laatste rij van slechts zes monniken. Ze lachen, zwijgen, spelen, gapen, frutselen aan hun kledij en kijken geïnteresseerd naar de Europeanen. Ik vermoed dat dit het ezelsbankje is. Precies voor mij zit er een tiener die plots andere woorden begint te schreeuwen doorheen het koor. De protestsong van een rebelse puber?

Hoe dan ook, deze evenementen zijn aangrijpend in hun eenvoud en hun samenspel.

Morgen trekken we Bhutan binnen, tot voor enkele jaren een gesloten gebied. Nu een land dat zich richt op het “Bruto Nationaal Geluk” en probeert dit te verhogen. Ik laat je bij gelegenheid horen hoe dit hun lukt.

Gard Vermeulen

Gebed van de week: En breng ons niet in beproeving

Behoed ons, Heer,

voor moeilijkheden,

zwaarder dan wij kunnen dragen.

Sterk ons

tegen de verleidingen

waarin wij onszelf verliezen.

Laat ons niet zoeken

wat te moeilijk is voor ons

en wat onze krachten te boven gaat.

Maar,

bekoor ons, Heer,

met uw liefde.

In haar greep

vinden we voltooiing.

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

woensdag 8 oktober 2014

De Tweede Wereldoorlog - deel 5

Optochten

Een brief van de Oberfeldkommandantur van 29.5.1941 aan het provinciebestuur herinnert aan de vooroorlogse wet van 4.5.1936 die openbare optredens van private personen in groep verbiedt als ze door de gehouden oefeningen, het uniform of de uitrustingsstukken het voorkomen van militaire troepen hebben.

Bij verordening van de militaire bevelhebber van 11.7.1940 worden bovendien alle openluchtvergaderingen en optochten (omgangen) alsook alle openbare of private vergaderingen die van politieke aard zijn, aan een bijzondere toelating onderworpen.

Met begeleidende brief van 10.6.1941 stuurt de gouverneur de brief van de Oberfeldkommandantur door aan de burgemeester.

Vrijgelaten Belgische krijgsgevangenen

Een lijst van september 1941 vermeldt volgende vrijgelaten Korbeekse krijgsgevangenen:

Soldaten: Vanderstappen Willem, Van Geel Emiel, Vermeulen René, Bruggemans Theofiel, Vanderwegen Jules, Vanderstappen Constant, Bruggemans Camiel en Terclavers Louis

Onderofficier: Van Hemelrijck Frans

Reserveofficier: Creffier Jozef

Verduistering van de huizen

Tijdens de oorlog werd de openbare verlichting uitgeschakeld en moesten de huizen worden verduisterd: zwarte schermen voor de ramen geplaatst zodat geen licht naar buiten zou schijnen dat aan de ’s nachts overvliegende geallieerde bommenwerpers herkenningstekens zou bieden. De controle hierop werd opgevoerd vanaf begin 1944 en de bestraffing verstrengd: de kleinste straf werd op 1.000 fr gebracht en gebeurlijk zou tijdelijk of bestendig de stroom worden afgesloten. In juli 1944 werden door de Duitsers nog twee speciale controles op de verduistering van de huizen bevolen: op 26 en 27 juli 1944 telkens van 23 u tot 1 u. Het verslag van de burgemeester hierover, en ook de vroegere controleverslagen meldden dat geen enkel proces-verbaal diende opgesteld, noch door de Belgische politie noch door de Belgische Passieve Luchtbescherming.

Private bals

Een brief van de Oberfeldkommandantur (met zetel in Brussel, stond boven de Kreiskommandantur met zetel in Leuven) van 27.11.1941 in verband met bals zegt o.a.:

“Luidens besluit van den Militairen Bevelhebber (generaal von Falkenhausen) van 15 Augustus 1940, zijn openbare bals verboden. In beginsel, bestaat er geen bezwaar tegen private bals. Zoogenaamde private bals in herberglokalen, in zalen of clublokalen is echter slechts toegestaan indien het privaat karakter onder vorm eener uitdrukkelijke machtiging der Duitsche Overheid om te dansen erkend is.”

Alhoewel de aanvraagvoorwaarden en procedures streng waren gereglementeerd bleek eind 1942 dat er toch 672 zulke bals waren toegelaten in Brabant. Maar ook clandestiene bals zullen er ongetwijfeld geweest zijn. Alleen verenigingen mochten een aanvraag doen, herbergiers niet. Maar verenigingen waarvan Joden lid waren, waren uitgesloten.

Op 8.1.1943 stuurt de Oberfeldkommandantur een brief aan de gouverneur van de provincie Brabant – de enige provincie waarin private bals werden toegelaten – dat zij zich verplicht ziet de private bals wegens betreurenswaardige gebeurtenissen niet meer toe te laten, met onmiddellijke ingang.

Maar op 14.4.1943 komt de Oberfeldkommandantur op haar stappen terug en schrijft aan de gouverneur van Brabant: In acht nemende de rust die sindsdien ingetreden is, worden de private bals weer toegelaten, maar ze hangen af van een uitdrukkelijke dansvergunning van de Oberfeldkommandantur.

Gebed van de week: Zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was

De spons erover,

zo makkelijk gezegd

en toch zo moeilijk te doen.

Bij ’t minste nieuwe feit

gaan weer mijn stekels staan

en luidt het: “Zie je wel?”

Wat dan te beginnen

als mij groot onrecht overkomt,

als heel mijn leven overhoop ligt

door toedoen van een ander?

Gun ik mijn vergeving

aan die ander en

ook aan mezelf?

Gij doet het ons voor, Heer,

bidden voor wie U haten,

vergeven wie U naar het leven staat.

Alles wordt nieuw met U,

altijd weer krijgen wij kansen,

uw geduld is oneindig.

Heer, ontferm U over ons,

versterk ons pogen

om aan onszelf

en aan wie ons iets schuldig is

de ruimte te schenken

om opnieuw te leven,

te leven in overvloed.

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

woensdag 1 oktober 2014

Getuigenissen over Wereldoorlog I in Bertem–deel 7

Getuigenissen over Wereldoorlog I in Leefdaal

Leefdael (1914-1918)
(Vallis Vitae, Viva Vallis, Levedale; p.e. Lieve Dale, Liefdal
gelegen tussen Leuven en Tervueren, op de Voer)

Provincie Brabant – Arrondissement en (2°) kanton Leuven, dekenij Erps

Toelichting

Anders dan de Bertemse pastoor die de Nederlandstalige vragenlijst invulde, verkiest pastoor Massart van Leefdaal de Franse versie, al laat hij zijn fantasie wel de vrije Vlaamse loop bij zijn pogingen het toponiem Leefdaal etymologisch te verklaren. Hij maakt er zich ook wat makkelijker vanaf door de vragenlijst in een drafje af te handelen.

Het gedrukte enquêteformulier dat de pastoors toegezonden kregen bevatte veertien vragen, waarvan sommige waren onderverdeeld in een aantal deelvragen.

De vragenlijst was bedoeld om de informatie zo gestructureerd mogelijk aangeleverd te krijgen met het oog op de latere verwerking ervan. Na een inleidende vraag over de bestuurlijke en de geografische ligging (met het oog op de krijgsverrichtingen!) van de parochie waren de zes eerste vragen gewijd aan de Duitse inval in 1914. De volgende zeven vragen peilden naar verschillende aspecten van het bezettingsregime. Daarbij lag de klemtoon in eerste instantie op de weerslag van de Duitse bezetting op het religieuze leven. Aan bod kwamen onder meer: de evolutie van het aantal kerkgangers en het aantal communies, opeisingen van parochiekerken met het oog op lutherse kerkdiensten voor Duitse soldaten en – zeker niet te verwaarlozen – de ‘openbare zedelijkheid’.

Verder dienden de pastoors ook inlichtingen te verschaffen over de verplichte tewerkstelling, de wegvoering van arbeiders naar Duitsland en het lot van politieke gevangenen. Priesters en andere geestelijken die in het leger hadden gediend als aalmoezenier of brancardier, de onder de wapens geroepen soldaten uit de parochie en de namen van de gesneuvelden dienden eveneens te worden opgelijst.

Ten slotte moest ook worden bericht over het einde van de oorlog, de terugtrekking van het Duitse leger en de terugkeer van krijgsgevangenen en politieke gevangenen. In een aantal verslagen bevinden zich getuigenverslagen van parochianen die door de pastoors ter staving aan hun verslag werden toegevoegd. (G. Vanden Bosch. Parochieverslagen over de Eerste Wereldoorlog. In: Heemkunde Vlaanderen, Onderzoek 2014, p.17-25)

Zoals te Bertem vinden we na de behandeling van de vragenlijst eveneens een verslag van de oorlogsgebeurtenissen, zij het beknopter, maar dan wel in het Nederlands opgesteld.

Door de geografische ligging van de gemeente waren de gebeurtenissen die zich afspeelden tijdens de inval van het Duitse leger van relatief minder belang.
De eerste troepen die de 19de augustus 1914 op het grondgebied van onze parochie verschenen, kwamen van Berthem, waar schermutselingen hadden plaats gevonden tussen Belgische eenheden en vijandelijke patrouilles. In de loop van de namiddag begonnen de inwoners te vluchten in de richting van Vossem, Duisburg en IJzer, een gehucht van Overijse.
De exodus nam nog toe tegen de avond, wanneer de 5de Belgische divisie zich had verzameld tussen de Leuvense baan te Tervuren en de wijk Vrebosch, en enkele ‘schrapnels’ had afgeschoten op een detachement ‘Uhlanen’-

(Tijdens WO I : Duitse, lichtgewapende verkenners te paard. Het begrip ‘Ulaan’ kreeg echter ook een afschrikwekkende bijklank, en werd vaak als synoniem voor ‘Duitse soldaten’ in het algemeen gebruikt.)

-die de Belgische troepen bestookten die zich op Antwerpen terugtrokken.
’s Anderendaags waren nagenoeg alle parochianen teruggekeerd zonder dat er iets noemenswaardig was voorgevallen. Wij hebben vervolgens, en dit geldt voor de ganse bezettingsperiode, een relatieve rust gekend.
Er logeerden regelmatig vijandelijke troepen op het grondgebied van de gemeente, maar deze gedroegen zich doorgaans vrij behoorlijk. Dit was ook te wijten aan het feit dat de Duitsers geen weerstand meer ondervonden en ook doordat de troepen bestonden uit reserve-eenheden, munitiecolonnes of hulpdiensten.

Mijn parochie werd dus, God zij dank, gespaard door de omstandigheden, en ik kan me dus beperken tot een beknopt verslag.
Het kan evenwel nuttig zijn in de vlucht de paragrafen van de vragenlijst te overlopen.

§ 1: [Bestuurlijke ligging] zie de titel.
§ 2: [Houding der krijgsoverheid ..] niets te melden.
§ 3: [Gesteltenis der soldaten.. ] niets te melden.
§ 4: Tijdens de eerste maanden van de oorlog stelden we een lichte toename vast van de godsdienstbeleving, maar de laatste oorlogsjaren nam het aantal toe bij wie de geloofsbeleving, de goede zeden, het kerkbezoek en het ontvangen van de Sacramenten aanzienlijk verzwakte.

jaar

Aantal communies

Aantal plechtige
communicanten

1913

9.880

47

1914

14.400

69

1915

15.705

57

1916

13.030

55

1917

?

69

1918

9.600

55

Niets bijzonders te vermelden voor §5 tot §8
[ §5: De inval van den vijand ]
[ §6: Houding der vijandelijke legers: plunderingen .. ]
[ §7: De dagen na de inval ..]
[ §8: Latere gewelddaden ..]

§ 9, c: Het voorlezen van de befaamde briefvan zijne Eminentie is gedurende de hoogmis onderbroken door twee Duitse soldaten, die deze brief ter plekke opeisten.

(Ook voor de toelichting omtrent de commotie rond deze herderlijke brief van kardinaal Mercier verwijzen we naar onze eerste bijdrage. )

De processies, behalve deze die zich beperkten rondom de kerk, werden door de bezettende overheid verboden.

§ 9, d: zie onder 4 – Eerste, plechtige communies zoals gewoonlijk.

§ 9, g: Ruim een dertigtal mannen van onze parochie werd aangehouden om gedeporteerd te worden. Ze werden naar de Sint-Maartenskazerne te Leuven geleid, van waar ze ’s anderendaags vrijelijk terugkeerden.

§ 10: Van onze parochie werden 60 miliciens onder de wapens geroepen. Er meldden zich zes vrijwilligers voor de duur van de oorlog. Onder hen willen we speciaal de drie zonen van Mevrouw de Gravin de Liedekerke vermelden. Hoewel de twee oudsten reeds gehuwd waren, hebben ze niet geaarzeld het bedreigde vaderland ter hulp te snellen.
Zijn eervol gesneuveld: K. Van Buekenhout en Guillaume Van Vlasselaer.
Daaraan willen we toevoegen: kapitein-commandant Léon Verheyden, zoon van luitenant-generaal Florent Verheyden, wiens vrouw, kind, ouders, zus en schoonmoeder, mevrouw Van Ertrijck, toen in Leefdaal woonden.
We tellen twee oorlogsverminkten: Henri Vandenplas en Hubert Huybrechts.

§ 11, b: Een Duitse officier is, onder brutale bedreiging, de sleutels van de kerk komen opeisen bij de onderpastoor. Na diens weigering heeft hij, gebruik makend van een ons onbekende tros sleutels, zich toegang verleend tot de kerk, het koor en de toren.

§ 10: [Vergelijkende tafel der geboorten en sterfgevallen bij de burgerlijke bevolking van 1913 tot 1918.]

Geboorten

Overlijdens

1913

41

41

1914

51

42

1915

47

25

1916

35

26

1917

31

27

1918

45

44

§ 12: [– Daden van vaderlandsliefde of offerbereidheid.]
De heer L. Van de Velde, onderpastoor, heeft op 19 augustus 1914, zijn leven riskerend, ’s nachts te paard twee maal het traject IJzer, Duisburg, Leefdaal afgelegd om de gevluchte parochianen in te lichten over de toestand en te overtuigen terug te keren.
De parochie betreurt de tekortkoming van de heer Jean François De Bondt, hoofdonderwijzer van de gemeenteschool, die zich aanhanger heeft betoond van het activisme, en gepoogd heeft – met weinig succes trouwens – de bevolking mee te tronen. Dit heerschap, lid geworden van de Raad van Vlaanderen, is momenteel aangehouden.

§ 14: Bij hun terugkeer in de parochie viel de geallieerden, de Belgische soldaten, evenals de bevrijde krijgsgevangenen een warm en sympathiek onthaal te beurt vanwege de bevolking.

De ondergetekenden, de heer Florent Verheyden, luitenant generaal op rust en de heer Firmin De Keyn , schepen te Leefdaal, betuigen hun medewerking aan het opstellen van huidig rapport en garanderen er de documentaire waarde van.

Leefdaal, de … 1919 Verheyden
(get.) F. De Keyn

1914 – 1915 Leefdael

Beknopt verslag

1914 Van den 2 den tot den 15 den augustus: tweemaal Belgische soldaten in Leefdaal.
Van den 20 ste augustus tot begin oktober viermaal Duitse soldaten.
Woensdag 19 augustus ’s avonds laat bij de aankomst der Duitsers in de gebuurte, is bijna gans de parochie gaan vluchten, voornamelijk naar Duisburg en IJzer.

Coyge en Vrebosch * (in marge toegevoegd: In deze gehuchten hebben de Duitsers dien avond geweldig gevuurd, zonder groot erg. Enkel een jongeling van de Coyge, genaamd De Kelver, is daar ernstig gekwetst geraakt. De E.H. Karel Bruffaerts van Vossem, die den gekwetste kwam bezoeken, is daar gevonden geweest door de Duitsers en een nacht gevangen gehouden.)
’s Anderendaags langzame terugkomst. Enige huizen, in ’t bijzonder deze die gesloten waren, zijn geplunderd.
’s Avonds van den 20sten nieuw alarm: men verstopt zich waar men kan. Pastorij met ettelijke parochianen in de kelder van ’t klooster: nacht in aanbidding voor het H. Sacrament; op den steenweg, dien avond, hevig geschut der Duitsers. Buiten verschillende huizen van Bertem rond de statie, in de wijk Sinte Verona, en een huis van Leefdaal afgebrand.
Het verblijf der Duitsers in Leefdaal is tamelijk rustig geweest. In september is de zogezegde “garde-civique” eens naar Leuven geleid geweest; ’s anderendaags ’s morgens was zij al terug.

Zoals elders, vele opeisingen van dieren, wagens, voedsel enz. Den 28STE september hebben enige soldaten onbeschoft de tomaten der pastorij komen aanslaan. Den 2den december op beleefde wijze een aantal flessen wijn: beide tegen bon.

Den zondag dat de 1ste lezing plaats had van den brief van Zijne Excellentie, onder de lezing in de Hoogmis, zijn er twee Duitse soldaten langs de zijdeuren der kerk binnengekomen, hebben de lezing doen staken en de brieven van Z. E. aangeslagen.
Viermaal op acht dagen tijd zijn er telkens twee verschillende Duitsers naar Leefdaal en de pastorij gekomen, ’t zij om den brief van Z.E. op te vragen, ’t zij om te verbieden hem af te lezen.
Nadien aanhoudend geloop van Duitsers plakkaarten, berichten, verwittigingen, verordeningen, bedreigingen, enz. in groot aantal.
Voor het overige, tot hiertoe is Leefdaal tamelijk gespaard geweest.

Den 20 sten augustus is Theophiel Weygantt-Van Herck van Leefdaal op den Grooten Steenweg tegen Tervuren aangehouden door Duitsers die hem, de handen achter de rug vastgebonden, naar Brussel gestoten en gestompt hebben en vandaar tot Halle, waar hij, door de tussenkomst van een ontvanger, losgeraakt is, na zeer veel afgezien te hebben.

Het luiden der klokken, verboden sedert augustus 1914, werd wederom toegelaten op 6 Meert 1915.

Den 19 de augustus heeft E.H. onderpastoor Louis Van de Velde een bewonderenswaardige moed aan den dag gelegd. Hij heeft gewacht totdat de parochie zo goed als ledig was. Om 10 u. ’s avonds steeg hij te paard met het H. Sacrament naar Duisburg, vooreerst om daar het H. Sacrament in veiligheid te brengen; dan naar IJzer. Dan terug naar Leefdaal, waar hij aankwam om middernacht. Dan terug te paard naar Duisburg waar hij zich verfrist en uitrust tot 4 u.
Alweer naar Leefdaal om te zien wat er gaande was. Opnieuw naar Duisburg te paard, achtervolgd door vijf ‘Uhlanen’, waaraan hij ontsnapt. Volgens zijne waarnemingen in Leefdaal, raadt hij de parochianen aan naar huis terug te trekken, en de Duitsers met voorzichtigheid te behandelen. Lang op voorhand werd het volk van op den predikstoel in dien zin aangemaand; en het volk heeft op zeer voldoende wijze daaraan beantwoord.
Massart, pastoor.

Leefdaal
Klokken van de Kerktoren

Groote Klok : Mi bémol

1874 – Severinus Van Aerschot, Leuven; gewijd 3 aug. 1874, door Mgr. Anthonis;
wegende meer dan 2000 kilogram; voortkomende uit een gebarsten klok die omtrent 1533 kilogram woog.

Zij draagt als opschrift (vertaald uit het latijn):
“ Toegewijd aan de H. Jozef werd ik gewijd in het jaar onzes Heren MDCCCLXXIIII (1874)
Peter: Justus Tielemans raadslid en Barbara Vandermaelen,
Pastoor van de parochie: E.H. Petrus Franciscus Silvercruys.
Ik werd gegoten door Severinus Van Aerschodt uit Leuven”
Op de klok: groep der 12 apostelen in 12 nissen

Klein klok: sol

1829. Andreas Van den Gheyn, klokgieter Leuven
grootvader van Sever[inus] Van Aerschoot

Gewicht: 1038 kilogr.: in Lovensch oud gewicht: 2212 ponden

Sinte Veronakapel

Klok van rond de 20 kilogram, zonder inscriptie. Toon ??

Raf van der Donckt

Breughelfestijn Korbeek-Dijle 4/10/2014

Week 2014-40 - Breughelfestijn 4.10.20140001

ShareFair Korbeek-Dijle 19/10/2014

Week 2014-40 - ShareFair Korb.D. 19.10.20140001

Gebed van de week: Vergeef ons onze schulden

Eindeloos goed

zijt Gij, Heer,

eindeloos geduldig,

een en al verwachting

naar mijn antwoord op uw Liefde.

Niet wat allemaal fout loopt

is mijn grootste zonde,

maar dat het mij zo moeilijk lukt

om los te komen van mezelf.

Dat is pas zonde,

al mijn berekening,

al mijn afwijzing van mensen

en van U.

Inspireer mij, Heer,

moedig mij aan

dat ik – net als Jezus –

graag kan zien,

ook wie niet in ’t rijtje past.

Onthecht mij van mezelf

om mij altijd weer naar U te keren

en voluit mens te worden,

steeds opnieuw,

gegeven aan uw mensen.

Uit het boek Onderweg van Wies Merckx

De demarcatiepalen van Wereldoorlog I

In het vorig nummer van Kerk & leven verscheen het laatste deel van Getuigenissen over Wereldoorlog I door Raf Van der Donckt. Voor de meesten onder ons is Wereldoorlog I een ver-van-mijn-bed historie. Raf heeft er ons aan herinnerd dat de oorlogsmiserie ook in onze dorpen woedde. Wij danken Raf heel oprecht!

Vooraleer opnieuw aan te knopen met mijn artikelenreeks over “De Tweede Wereldoorlog” wil ik ook eerst nog een artikeltje publiceren over Wereldoorlog I betreffende de demarcatielijn, de lijn waar de Duitsers in 14-18 in de Westhoek tot staan zijn gebracht.

 

In deel 30 van Burgemeesters van Korbeek-Dijle tussen 1800 en 1976 (Kerk & leven nr. 10 van 5.3.2014) schreef ik dat de gemeenteraad van Korbeek-Dijle op 22.1.1922 een toelage van 20 frank stemde aan de Touringclub van België voor het plaatsen van 28 palen op de uiterste lijn op Belgisch grondgebied door de invaller bereikt gedurende de oorlog 1914-1918.

Die 28 palen intrigeerden mij en ik heb bij Touring navraag gedaan of er nog van die palen ergens stonden en, zo ja, waar. Touring bezorgde mij een lijst en foto’s van 14 plaatsen waar nog een dergelijke demarcatiepaal staat.

De paal op de lijst die het dichtst bij onze vakantieplaats, Middelkerke, staat is deze van Oud-Stuivekenskerke, op het grondgebied van Diksmuide, aan de westelijke oever van de IJzer, op het platteland, ongeveer 3 km van het centrum van Diksmuide. Op 26 juli zijn mijn vrouw en ik op zoek gegaan naar die paal. Na wat rondtoeren in de omgeving zag mijn vrouw op enige afstand een Belgische vlag wapperen. Wij reden er naartoe en vonden er op het einde van een doodlopende weg een hele site met memorialen van Wereldoorlog I, met o.a. onze fameuze demarcatiepaal.

Week 2014-40 - DSC00252

En ook een dankkapel toegewijd aan O.L.V.Ter Zege, op 6.9.1925 opgericht ter ere van de roemrijke soldaten van het IJzerfront.

Week 2014-40 - DSC00261

Op de ruïnes van een middeleeuwse versterkte toren werd een toeristisch uitkijkplatform gebouwd met zicht op het vroegere slagveld rondom en de IJzertoren in Diksmuide.

Op de demarcatiepaal, opgesteld naast de torenruïne, staat in het Nederlands, het Frans en het Engels volgende tekst gebeiteld: HIER WERD DE OVERWELDIGER TOT STAAN GEBRACHT.

Uiteraard waren de Duitsers tijdens de bezetting van 1940-1944 hierdoor niet geflatteerd en zij hebben waarschijnlijk een deel van de 28 demarcatiepalen laten verdwijnen.

Buiten de 14 nog bestaande palen opgegeven door Touring bemerkte mijn vrouw van op de tram, op 28 juli, toen wij naar Nieuwpoort spoorden, nog een demarcatiepaal langs de grote baan Oostende-Nieuwpoort dicht bij het gedenkteken van koning Albert I. Op 30 juli ben ik er met de fiets naartoe gereden om foto’s te maken Hierbij een van die foto’s.

Week 2014-40 - DSC00276

De demarcatielijn liep langs de IJzer van Nieuwpoort naar Diksmuide en verder de IJzer volgend tot Lo-Reninge, dan langs het IJzerkanaal tot Ieper en dan in een S-bocht langs Zillebeke, Wijtschate, Heuvelland en Ploegsteert naar de Franse grens.