woensdag 30 april 2014

Burgemeesters Van Korbeek-Dijle Tussen 1800 En 1976 – deel 38

12. Emiel Cappuyns (°Korb.D.1867/+Neerijse 1965) Burgemeester 1933-1941 en 1944-1947

Bij de verkiezingen van 9.10.1932 stond Jan Baptist Vandezande dan ook terug op de lijst Cappuyns en zoon Frans van Jan Baptist Jorge had zich aangesloten bij de lijst De Bontridder.

Ziehier de kandidatenlijsten:

Lijst nr.1 Lijst nr.2

De Bontridder Louis Cappuyns Emiel

De Van Louis Berthels Louis

Jorge Frans Vandezande Jan Baptist

Deboet * Vandermueren Jan Baptist

Mommaerts Louis De Greef **

Van Geel Jozef (Lange Zjef) Ruelens Désiré

Vanden Eynde Engelbert (de Prins) Vanderstappen Jozef

* August (Jukke) Deboet (1871-1951)

** Victor De Greef (Victoor van de Moeppe) (1864-1941)

De in vetjes gedrukte namen zijn deze van de verkozen kandidaten.

Jan Baptist Vandezande en Louis Berthels werden schepenen. Emiel Cappuyns werd burgemeester op 23.1.1933. Dat was teveel voor pastoor Lievens. Hij vroeg zijn overplaatsing aan de bisschop en in augustus 1933 vertrok hij uit Korbeek-Dijle.

Op 9.10.1934 keurt het college de offerte goed van Wed. Frans Van Boxmeer en Zonen, aannemers te Steenokkerzeel, van 174.650 fr voor de nieuwe weg naar Oud-Heverlee. Op 14.5.1935 zijn reeds voor meer dan 100.000 fr aan werken uitgevoerd. Er zullen nog meerwerken t.o.v. de offerte plaats hebben ten belope van 17.364,66 fr.

Louis De Bontridder en Louis De Van, van de oppositie, daagden niet op op de gemeenteraden. Na 29.7.1934 bleef ook Jan Vandermueren van de meerderheid afwezig, misschien wegens ziekte of om welke reden dan ook. Toen ook Frans Jorge niet meer kwam vanaf 6.1.1935 zat Cappuyns in hetzelfde schuitje als De Bontridder in de vorige legislatuur en kreeg hij een koekje van hetzelfde deeg: voor elke agenda drie gemeenteraden moeten samenroepen.

Louis De Bontridder overleed in 1935 en werd in de gemeenteraad opgevolgd door Louis Mommaerts als 2e opvolger van lijst nr.1 omdat de 1e opvolger, August Deboet, na twee oproepingen niet was opgedaagd.

De eedaflegging en aanstelling van Louis Mommaerts als gemeenteraadslid gebeurde op de raad van 23.2.1936. Alleen de burgemeester, de twee schepenen en Louis Mommaerts waren aanwezig. Na zijn aanstelling en eedaflegging verliet Louis Mommaerts onmiddellijk de zaal waardoor de raad niet meer in aantal was en niet verder geldig kon vergaderen.

Een herbenoeming van de leden van de Commissie van Openbare Onderstand op de gemeenteraad van 13.12.1936 gaf volgend resultaat:

Cappuynsgroep: Vermeulen Frans

Vanderstappen Jozef

De Greef-Vandermueren Victor

De Bontriddergroep: Buekenhout Victor

Maginelle Jan

De laatste drie verkiezingen van C.O.O.-leden en -plaatsvervangers gaven volgende strekkingen:

Aanhang Cappuyns: Vermeulen Frans, Vanderstappen Jozef, De Greef-Vandermueren Victor, Vrijdags Arthur, Berthels Louis, De Greef André, Van Campenhout Victor, Ruelens Désiré, Crabbé Louis, Berthels Emiel, Goovaerts Constant, Dewit Eugeen, Vanwesemael Frans, Letellier Jozef (den Bels va Lau) en Vandenbergen Frans. Velen van hen waren lid van de Fanfare Sint-Cecilia, waar Cappuyns de plak zwaaide.

Aanhang De Bontridder: Buekenhout Victor, Maginelle Jan, Vandezande August, Van Geel Jozef, De Van Louis, De Coster Jozef en Vanden Eynde Theofiel (de Witte Virs, alias Bompa).

Op 29.12.1935 besliste de gemeenteraad volgende belastingen te heffen vanaf 1.1.1936:

1. 100 opcentiemen op de grondbelasting

2. 100 opcentiemen op de belasting op de roerende zaken geheven op de inkomsten der in België aangewende kapitalen

3. 100 opcentiemen op de bedrijfsbelasting op de winsten in België verwezenlijkt door nijverheid, handel, landbouw en vrije beroepen

4. een bijzondere belasting welke overeenstemt met 32 % der bedrijfsbelasting op de wedden, daglonen en pensioenen van de ingezetenen der gemeente.

Op 10.11.1937 beslist de gemeenteraad voor een periode van 5 jaar, met ingang van 1.1.1937, een taks van 25 opcentiemen te heffen op de provinciebelasting op de honden.

Emiel Cappuyns won ook de verkiezingen van 16.10.1938, opnieuw met vier zetels tegen drie.

Ziehier de kandidatenlijsten en de verkozenen:

Lijst nr.1 Lijst nr.2

Van Geel Jozef Cappuyns Emiel

D’Hondt Kamiel Vandezande Jan Baptist

Verstappen Jozef Vandermueren Jan Baptist

Van Geel Emiel Sterckx Edmond

Vanden Eynde Engelbert De Greef André

Poeckens Prosper Darche Domien

De Greef Victor (Torre Paal) Pelgrims Felix

Jan Baptist Vandezande bleef schepen, afgevaardigd ambtenaar van de burgerlijke stand. Jan Baptist Vandermueren werd de tweede schepen.

Op 20.11.1938 beslist de gemeenteraad 80.000 fr te lenen bij het Gemeentekrediet om buitengewone uitgaven te dekken (herstellingswerken uitvoeren aan kerk en pastorij). De voorwaarden van intrest en aflossing zullen te gepasten tijde vastgesteld worden door het Gemeentekrediet.

Op 16.10.1939 vraagt Jan Crabbé ontslag als gemeenteontvanger en ook zijn pensioen vanaf 31.12.1939.

Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers België binnen. De koning capituleerde op 28 mei. Toen begon een periode van ruim vier jaar Duits militair bestuur waarbij de Duitsers zo vlug mogelijk een “nieuwe orde” wilden installeren, geschoeid op autoritaire, nationaal-socialistische leest, met o.a. nieuwe-ordegezinde burgemeesters. Zij probeerden dit eerst door de Belgische wettelijkheid te respecteren.

Om deze Belgische context te verduidelijken citeer ik even uit het boek van Nico Wouters: “OORLOGSBURGEMEESTERS 40/44 Lokaal bestuur en collaboratie in België” uitgegeven bij Lannoo:

Elke Belgische ambtenaar, functionaris, militair of openbare gezagdrager in ruime zin was wettelijk verplicht te beschikken over een persoonlijk “burgerlijk mobilisatieboekje” (BM). Dit BM was in het leven geroepen door het Koninklijk Besluit van 17 maart 1936 en was in essentie een verzameling teksten met richtlijnen over het gedrag in oorlogs- of bezettingstijd. Ook burgemeesters beschikten over zo’n BM. Het werd verspreid na de mobilisatie van september 1939.

En verder: Op 17 april 1940 stuurde minister Vanderpoorten van Binnenlandse Zaken een omzendbrief aan de provinciegouverneurs met de duidelijke instructie dat het lokaal politiek personeel zijn post niet mocht verlaten bij een vijandelijke inval.

In dit Belgische kader vaardigden de Duitsers op 18.7.1940 hun “verordening op de uitoefening van de openbare bedrijvigheid” of postverlatingsverordening uit die stipuleerde: “Iedere gezagdrager die na 8 juli 1940 in de gemeente was teruggekeerd, mocht zijn functie niet heropnemen maar moest de beslissing van de Belgische en Duitse overheid afwachten.” Slechts een 5% van de burgemeesters in Vlaanderen werden wegens postverlating ontslagen. En Emiel Cappuyns bleef buiten schot.

Maar de Duitsers wilden zo veel mogelijk nieuwe-ordeburgemeesters benoemen. Op 7.3.1941 vaardigden zij daarom hun ouderdomsverordening uit. Deze stipuleerde dat alle dragers van openbare functies in België hun functies en ambten moesten neerleggen op het einde van de maand waarin zij de leeftijd van 60 jaar bereikten. Voor de mensen die deze leeftijd al hadden bereikt bij de uitvaardiging van de verordening gold de limiet van 31.3.1941.

Volgens de geldende Belgische rechtsregels moest de burgemeester niettemin nog altijd vrijwillig ontslag nemen. De pas aangestelde secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken Gerard Romsée paste hieraan een mouw door zijn besluit van 16.4.1941 waardoor een burgemeester die weigerde “vrijwillig” ontslag in te dienen vanaf dan ook ontslag opgelegd kon krijgen door de hogere Belgische overheid. Zich beroepend op dit besluit werd door Romsée op 11.9.1941 aan Emiel Cappuyns (toen bijna 74 jaar) in eufemistische bewoordingen “ontslag verleend”.

De gemeenteraad was voor het laatst bijeengekomen op 23.3.1941, want ondertussen, op 11.4.1941, had het Duitse militair bestuur de werking van de gemeenteraden opgeschort.