woensdag 26 maart 2014

Burgemeesters Van Korbeek-Dijle Tussen 1800 En 1976 – deel 33

Vervolg van 10. Emiel Cappuyns

Op 29.6.1924 worden ruimingswerken aan de Dijle voor 145 fr toegewezen aan Philip Vermeulen (Luppe Sik).

In dezelfde zitting behandelt de raad een vraag van hoofdonderwijzeres Bruynseels (zuster Armella) om toelage om veranderingen aan te brengen aan de speelplaats. De raad gaat akkoord om het werk te bekostigen maar het mag de 2.000 fr niet overtreffen.

Op 12.10.1924 wordt een aanvraag ingewilligd voor een eeuwigdurende grafvergunning op het kerkhof, van mejuffer De Coster, rentenierster wonende te Leuven Tervuursestraat nr.105, van 11 m2 gelegen aan de concessie van de familie De Coster van 5 m2 (toegestaan door de Bestendige Deputatie op 26.2.1873), hetzij tesamen 16 m2, als begraafplaats van de familie met aanbod van 220 fr te betalen aan de gemeente en een gelijke som aan het Bureel van Weldadigheid. De aanvraagster was waarschijnlijk een kleindochter van ex-burgemeester Carolus De Coster en Maria Theresia Mommaerts, een dochter van hun zoon brouwer Ludovicus De Coster.

In dezelfde zitting gelast de raad de wegencommissaris met het uitvoeren van de herlegging van een voetweg op zijn oorspronkelijke plaats (zoals op de Atlas der wegen aangeduid) op vraag van Louis Berthels (Lewie de Scheper, alias de Witte Scheper). Het betreft de voetweg tussen de Blokkenstraat en het Traaggat. Het Traaggat (Treeggat in het Korbeeks) is de huidige Bertemseweg. Die voetweg bestaat nu niet meer.

Reeds op 10.10.1915 voorzag de gemeenteraad een som geld in de begroting van 1916 voor de straatverlichting. Met de regelmaat van een klok kwam dit project van de gemeente ter sprake in de raad en werd beslist er geld voor te lenen en sommen voor te voorzien in de begrotingen. Maar er gebeurde niets. Op 12.10.1924 beslist de raad, na de overweging “dat in al de aanliggende gemeenten de elektrische verlichting ingericht is”, met 3 stemmen op 4, aan de Société Auxiliaire d’Electricité, rue de la Presse n° 8, Bruxelles, te vragen aan de gemeente een ontwerp van contract te willen overhandigen. In de begroting van 1925 wordt hiervoor nog maar eens 10.000 fr voorzien + 3.866,87 fr voor aankoop en onderhoud van straatlantaarns en voor de kosten van de verlichting.

Het contract met de Société Auxilliaire wordt goedgekeurd op 3.1.1925 met 3 stemmen op 4.

In de begroting van 1925 wordt verder voorzien:

- 13.287,19 fr voor het herstellen van de muur rond het kerkhof

- 5.000 fr voor kasseiingswerken aan de weg naar Oud-Heverlee

- 23.701,03 fr voor het leggen van de nieuwe steenweg naar Oud-Heverlee (dat wordt een verhaal zoals de straatverlichting!).

Voor de wedde van de veldwachter wordt 2.625 fr voorzien in de begroting van 1925, rekening houdend met een 1ste tweejaarlijkse verhoging.

Op 12.4.1925 stelt de raad de wedde van de veldwachter vast op 2.750 fr vanaf 1.5.1925.

Keurrechten op slachtvlees

Eveneens op 12.10.1924 beslist de raad de keurrechten vastgesteld op 28.12.1919 niet te verhogen, met uitzondering van de rechten op paarden, ezels, muilezels, stieren, ossen, koeien en vaarzen, die van 4 fr op 5 fr worden gebracht vanaf 1.1.1925.

In de zitting van 13.11.1924 buigt de raad zich over een berekening van meester Hoebrechts over de verwarming van de schoollokalen:

- gedurende de maanden januari, februari, maart en april 1924 werd 1.312 kg kolen verbruikt aan 210 fr de 1.000 kg = 275,52 fr

- voor oktober, november en december is nog 648 kg nodig aan 180 fr de 1.000 kg = 116,64 fr + 25 mutsaarden aan 0,75 fr het stuk = 18,75 fr

Samen: 410,91 fr, terwijl er reeds 280 fr was toegekend. Er blijft dus 130,91 fr open.

Aan de meisjesschool is voor 1924 een vergoeding toegekend van 575 fr voor twee klassen.

Met 3 stemmen voor en 1 onthouding wordt voor de jongensschool een bijkrediet van 130,91 fr goedgekeurd, en met 4 stemmen voor, voor de twee klassen van de meisjesschool het dubbele: 261,82 fr.

De meisjesschool krijgt dus in totaal iets meer dan het dubbele van de jongensschool.

Op 8.2.1925 wordt Jan Maginelle (de Suisse) met 3 stemmen op 4 herverkozen als lid van het Bureel van Weldadigheid. Zijn tegenkandidaat, Jozef De Reymaeker (de Lange), krijgt geen enkele stem.

Eveneens op 8.2.1925 krijgen Jozef Vandermueren (Zjef va Fander) en Victor Verstraeten (Torre Verstrote) toelating om een kareeloven aan te leggen op hun eigendommen langs de baan Leuven-St.Jansberg. Jozef Vandermueren krijgt ook toelating om er een huis te bouwen, onder voorbehoud van goedkeuring door de hogere overheid.

Op 12.7.1925 keurt de raad de afrekening van de werken aan de Dijlebrug goed:

- 114.037,34 fr voor de eigenlijke werken

- 11.554,26 fr voor ontwerp, administratie en toezicht

Samen: 125.591,60 fr.

Op 9.8.1925 verwerpt de raad, met 2 stemmen tegen 2 en 2 onthoudingen, een aanvraag van onderwijzer Hoebrechts om elektrisch licht in zijn woning te plaatsen (6 lampen).

Op 6.12.1925 zal de raad op deze beslissing terugkomen na een nieuwe vraag van de onderwijzer waarbij hij de gemeente vrij laat het aantal lampen te bepalen. De gemeente geeft dan opdracht aan Antoine Dottermans om drie lampen te plaatsen in het huis van de onderwijzer en twee in het gemeentehuis.

Door de wet van 10.3.1925 werd het Bureel van Weldadigheid vervangen door de Commissie van Openbare Onderstand (de C.O.O.). Op 9.8.1925 worden de leden verkozen door de gemeenteraad. Korbeek-Dijle met zijn 839 inwoners heeft recht op een Commissie met vijf leden. Bij de stemming heeft elk raadslid recht op drie stemmen (6 aanwezige raadsleden x 3 = 18 stemmen). De stemverdeling was als volgt (waarschijnlijk waren alleen de uittredende leden van het Bureel van Weldadigheid kandidaat):

-Maginelle Jan Baptist: 7 stemmen

-Van Geel Jozef: 4 stemmen

-De Coster Jozef: 2 stemmen

-Mommens Guillaume: 3 stemmen

-Buekenhout Désiré: 2 stemmen

Zij werden benoemd als leden van de C.O.O.. Hun mandaat zal eindigen op 31.12.1930.

Eveneens op 9.8.1925 wordt een grafmaker-klokkenluider gekozen: Karel Vandermueren bekomt 4 stemmen, Francis Vermeulen 1 stem en er is 1 onthouding. Karel Vandermueren wordt benoemd.

 

Op 23.8.1925 kiest de raad de vijf plaatsvervangende leden van de C.O.O.. Maar de verkiezing wordt vernietigd door de Bestendige Deputatie. Op 17.12.1925 wordt een nieuwe verkiezing gehouden met als resultaat:

-De Van Louis (vervanger van Van Geel)

-De Reymaeker Jozef (vervanger van De Coster)

-De Greef Victor (vervanger van Maginelle)

-De Van Louis (vervanger van Buekenhout)

-Vanden Eynde Theophiel (vervanger van Mommens).

(wordt vervolgd)