woensdag 19 februari 2014

Burgemeesters Van Korbeek-Dijle Tussen 1800 En 1976 – deel 28

Vervolg van 8. Engelbert De Greef

In zitting van 27.7.1919 kondigt de gemeenteraad een bericht van commodo en incommodo af voor de verkoop, op vraag van de kerkfabriek, van een perceeltje land van 6 aren van deze laatste, genaamd “het Hofken”, gelegen in de Kerkstraat naast het kasteeldomein, waarvoor Jan Maginelle 700 fr heeft geboden. De kerkfabriek wil het uit ter hand verkopen aan bieder Jan Maginelle.

Op 10.8.1919 wordt Jozef De Greef door de gemeenteraad eenparig tot secretaris benoemd

In dezelfde zitting behandelt de raad een aanvraag van Josephine Meire (Fin de Smed), de weduwe van smid Vlasselaer in de Kerkstraat, tot het plaatsen van een tent voor bal met de kermis. Het wordt toegestaan mits het betalen van een taks van 20 fr.

Wegens gebrek aan geldmiddelen ten gevolge van de oorlog beslist de gemeenteraad op 17.8.1919 twee percelen land van samen 1 ha 16 a op de Veeweide uit ter hand te verkopen.

Op 14.9.1919 keuren ze daarenboven nog de verkoop goed, uit ter hand, van een perceeltje van 10 aren op de Veeweide palende aan Victor Beersaerts.

Op 14.12.1919 wordt definitief beslist deze percelen te verkopen aan Jan Baptist Vanderwegen (de Koe), Petrus Creffier (de man van Del, Adelia Vandezande) en Victor Beersaerts (de Kwint) aan 60 fr per are.

In 1905 betaalde de Koe al 750 fr voor 10 aren.

Op 17.10.1919 beslist de gemeenteraad de avondschool af te schaffen. Gezien de onderwijzer, Charles Mignon, meer dan 25 jaren dienst telt zal hij zijn vaste jaarwedde hiervoor van 372 fr blijven behouden.

Eveneens op 17.10.1919 bespreekt de gemeenteraad een brief van de gouverneur met de vraag te onderzoeken of de brug niet beter op een andere plaats zou worden opgebouwd om de weg naar het station van Oud-Heverlee te verkorten. Maar de raad beslist de brug op de vorige plaats her op te bouwen om de te grote onkosten te vermijden die het andere ontwerp aan de gemeente zou veroorzaken.

9. Jozef Mommaerts (°Korb.D.1850/+Korb.D.1931) Burgemeester 1919-1921

Jozef Mommaerts (Jef va Jan Cisses) werd burgemeester in vervanging van de overleden Engelbert De Greef, van 15.11.1919 tot 19.7.1921. Van begin 1920 tot half juni 1921 was Louis De Bontridder “schepen, afgevaardigd ambtenaar van de burgerlijke stand”.

Op 28.12.1919 kiest de raad een nieuwe schepen: Désiré Buekenhout wordt eenparig verkozen en tot schepen aangesteld. De gemeenteraad ziet er dan als volgt uit:

-Mommaerts Jozef, burgemeester

-De Bontridder Louis, schepen

-Buekenhout Désiré, schepen

-Mommens Guillaume, raadslid

-De Coster Jozef, raadslid

-Van Geel Jozef, raadslid

In dezelfde zitting benoemt de gemeenteraad Jan Maginelle, de Suisse, eenparig tot lid van het Bureel van Weldadigheid, in vervanging van Jozef Mommaerts, aftredend lid.

De leden van het Bureel van Weldadigheid zijn dan de volgende:

-De Coster Josephus, benoemd op 29.1.1903

-Vanderseypen Franciscus, benoemd op 23.2.1904

-Mommens Guillaume, benoemd op 8.12.1918

-Buekenhout Désiré, benoemd op 8.12.1918

-Maginelle Jan, benoemd op 28.12.1919

De raad beslist dan eveneens bomen van meer dan 20 jaar wasdom op de Veeweide te verkopen om de schulden veroorzaakt door de oorlog te dekken. Op 23.3.1920 worden deze bomen (97 canadabomen) verkocht en ze brengen 13.750 fr op wat als een goed resultaat werd bestempeld.

Nog op 28.12.1919 stelt de raad nieuwe keurrechten op het slachtvlees vast, geldig vanaf 1.1.1920:

-paarden, ezels en muilezels, per hoofd: 4 fr

-stieren, ossen, koeien en vaarzen, per hoofd: 4 fr

-kalveren, varkens en schapen, per hoofd: 2 fr

-lammeren, geiten en speenvarkens, per hoofd: 1 fr

Op 15.2.1920 verhoogt de raad de wedde van de gemeentesecretaris met 248 fr tot 800 fr. Maar ingevolge de wet van 17.8.1920 moet de raad dit reeds op 1.11.1920 verhogen tot 2.500 fr vanaf 1.1.1920. De bijdragen voor de voorzieningskas der gemeentesecretarissen belopen: 52 fr voor de gemeente en 54,24 fr voor de secretaris.

Eveneens op 15.2.1920 beslist de raad, ingevolge de vraag van verschillende kandidaat-kopers, een perceel land van 1 ha 25 a 80 ca op de Veeweide te verkopen in 7 loten. Gans de nu bebouwde rechterkant van de Veeweide was oorspronkelijk eigendom van de gemeente.

De aangeboden prijzen voor de 7 loten bedragen samen 7.550 fr. Maar de gemeenteraad beslist tot een publieke verkoop over te gaan.

Op 24.3.1920 beslist de raad de jaarwedde van de veldwachter van 600 fr op 1.100 fr te brengen (het minimum bepaald door de Provincieraad van Brabant).

In dezelfde zitting wordt de benoeming goedgekeurd van Jan Crabbé tot ontvanger (penningmeester) van de kerkfabriek, ter vervanging van Karel Mignon, die zijn ontslag had gegeven.

Vaderlandse feesten

In een brief aan het gemeentebestuur vraagt Theophile Van Geel, “president van het bestuur”, een toelage voor het inrichten van een vaderlands feest. De raad beslist op 26.4.1920, “tot dankbetuiging aan de heldhaftige strijders onzer gemeente”, een toelage van 600 fr toe te kennen aan gemeld bestuur.

Waarschijnlijk gaat het om het bestuur van de Oud-Strijders, maar Theophile Van Geel (°1863) was geen oud-strijder. Mogelijk gaat het om een brief van oud-strijder Leon Van Geel (°1893) (of van Theophile Vanden Eynde), en heeft de secretaris zich van naam vergist in zijn verslag.

Ruimen van de Leibeek

De kosten voor het ruimen van de Leibeek werden verhaald op de aanliggende eigenaars in verhouding tot de oppervlakte van hun perceel. Zo had Edmond Honnorez, geneesheer te Korbeek-Lo, enigszins pech: ruim 10% van de aanliggende oppervlakte van de Leibeek was van hem. Voor het jaar 1918 diende hij klacht in, maar de raad besliste op 17.7.1920 de hem aangerekende som van 33,58 fr te behouden.

Duurtetoeslag

De duurtetoeslag aan de gemeentebedienden, tussen 1.10.1916 en 31.12.1919, moest berekend worden volgens de uren dienst die uitgevoerd werden. Op 17.7.1920 stelde de gemeenteraad volgende prestatiebasis vast:

-Louis Ruelens, veldwachter: 5 uren dienst per dag

-Frans Cappuyns, gemeentesecretaris, en zijn opvolger Jozef De Greef: 4 uren dienst per dag

-Jan Crabbé, gemeenteontvanger: 1 uur dienst per dag.

Frans Vrijdags, die hulpveldwachter was tijdens de oorlog, dient een aanvraag in om 700 fr duurtetoeslag te krijgen. Op 8.12.1920 stemt de gemeenteraad hierover:

3 stemmers willen 500 fr geven

1 stemmer wil 700 fr geven

2 stemmers willen 300 fr geven.

Dus wordt aan Vrijdags een duurtetoeslag van 500 fr toegekend.

Op 6.10.1920 keurt de gemeenteraad de klassering in drie categorieën van het Bureel van Weldadigheid aangaande de verhuur van goederen goed: 1° een categorie aan 1,50 fr per are

2° een categorie aan 1,75 fr per are

3° een categorie aan 2,00 fr per are.

Op 20.2.1921 behandelt de raad een aanvraag van pastoor Edward Lievens gedateerd van 15.2.1921, met vermelding “dringend”, om te mogen beschikken over 16 m2 op het kerkhof in de hoek langsheen de kerk tegen het hoogkoor en de rechter zijbeuk om een bijsacristie op te richten. De raad gaat akkoord.

Met de verkiezingen van 24.4.1921 in het verschiet wou pastoor Lievens ongetwijfeld op zeker spelen. Veronderstel even dat zijn politieke opponent, Emiel Cappuyns, de verkiezingen zou winnen, dan was een toelating om de bijsacristie te bouwen niet meer gegarandeerd. Daarom was zijn vraag dan ook “dringend”.

De vete tussen Emiel Cappuyns en de pastoor was ontstaan toen de pastoor in 1919 de bijna 92-jarige koster Frans Cappuyns (ook gemeentesecretaris, en een oom van Emiel), die erg verward begon te zijn, ontslagen had als koster.

(wordt vervolgd)