woensdag 16 januari 2013

Retro

Cursiefje van Frans De Maeseneer

Mensen zijn allerminst consequent. Enerzijds zijn we modern, bijwijlen zelfs hypermodern. Anderzijds zijn we oeroud en antiek. Soms denk ik in al mijn naïeve openheid dat onze jonge mensen eeuwen vooruit zijn op mijn klassiek schema. Soms denk ik dat ik verder sta dan de jonge generatie. Ze kunnen zo goedkoop en kritiekloos nazeggen wat de televisie en de reclame voorzeggen. Ze zijn bijvoorbeeld heel sentimenteel bij de doop van hun kind, ze zijn bijvoorbeeld heel romantisch bij hun huwelijk. Wat is hier retromode? Wat is hier retro zonder meer? Wat is er modern aan vieringen met Engelse songs? Wat is er modern aan het Panis Angelicus van César Franck en het Ave Verum van Mozart? Wat is ouderwets in onze evangelieteksten? Wat is ‘gedemodeerd’ in onze steeds terugkerende zogezegde profane lezingen? Zijn we modern als we het evangelie lezen volgens de onlineversie? Eerlijk gezegd, ik heb daar geen last van. Ik heb daar ook geen probleem mee. Ik heb daar wel serieuze bedenkingen bij.

Die serieuze bedenkingen betreffen eerst en vooral mezelf. Ben ik retro ja of nee? Mag dat of mag dat niet? En, als ik retro mag zijn, waarom zouden de anderen het dan ook niet mogen? Zijn de songs en de rituelen van de jonge generatie zo origineel en zo nieuw? Of gehoorzamen alle mensen aan hetzelfde gegeven: zijn we niet allen de dienaar van de ‘mimesis’? Mimesis is een Grieks woord. Het betekent zoiets als nadoen wat wordt voorgedaan, en nazeggen wat wordt voorgezegd.

Zo is het duidelijk dat de kinderen in Spanje Spaans spreken; ze imiteren, ze ‘mimeseren’ de klank en de intonatie van vader en moeder. Dat gebeurt ook in Polen, in Ierland en in Japan. De mens is een wezen dat herhaalt. Mensen zijn herhalende wezens, retrowezens. Zoals een Amerikaans collega mij herhaaldelijk zegde: Engels is niet moeilijk, bij ons spreken de kids van zes jaar het al. Kinderen zijn retro. Een stap verder: alle mensen zijn retro.

Maar nu komt het heikele punt: we horen dat niet graag, het is min of meer een belediging. We zijn gedwongen geweest zovele jaren lang om ‘in’ te zijn en ‘mee’ te zijn. Daarin hebben we in de voorbije jaren veel geïnvesteerd. Toch is dat een valse vraag. De echte vraag betreft de waarheid der dingen en de waarachtigheid der mensen. Daarin wil ik voortaan investeren.

Kijk, drie dagen geleden heb ik in een uitvaart een tekst beluisterd van Jesaja. Twee weken voordien heb ik een lied gehoord van Bram Vermeulen: ‘dood ben ik pas als jij me bent vergeten’. En in diezelfde dienst mocht ikzelf een tekst voorlezen van Han Fortman over het hiernamaals. En om in de lijn te blijven: zeer onlangs mocht ik voorgaan in een jeugdviering: enkele jonge, deugdelijke teksten. Dit veelvuldige citaat dient enkel maar om te zeggen dat oud of nieuw op zich een slecht criterium is. Ik zin op waarachtigheid. Mijn vraag is: ‘Wie raakt mijn ziel?’ Wannes Van de Velde raakt me tot in mijn ziel. Johannes van Patmos doet dat ook. Jacques Brel bezit ook dat vermogen en de Matteüspassie van Bach eveneens.

Om alleen maar te zeggen dat retro of niet een slechte vraag is. Absoluut origineel is geen enkel mens op aarde. Wij herhalen. Wij bouwen verder… Zo is Gershwin bijvoorbeeld een ‘afwijkende’ voortzetting van von Beethoven. Zo zie je maar.

Als het retroverhaal van Jezus en de profeten maar ‘in’ mag zijn.