maandag 6 augustus 2012

Nederlands, Logisch?

Het meervoud van slot is sloten.

Maar toch is het meervoud van pot geen poten.

Evenzo zegt men altijd: een vat, twee vaten,

maar zal men zeggen: een kat, twee katen?

Wie gisteren ging vliegen, zegt heden: ik vloog,

dus zegt u misschien van wiegen: ik woog.

Nee, pardon, want ik woog is afkomstig van wegen,

maar… is nu: ik voog, een vervoeging van vegen?

En dan een woord zoeken, vervoegt men: ik zocht,

en dus hoort bij vloeken misschien ook: ik vlocht.

Alweer mis, want dit is afkomstig van vlechten,

maar “ik hocht” is geen juiste vervoeging van hechten.

Bij roepen hoort riep, maar bij snoepen geen sniep.

Bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep.

En evenmin hoort bij slopen, ik sliep!

Want dat is afkomstig van het schone woord “slapen”.

Maar zeg nu niet weer “ik riep” bij het rapen.

Want dit komt van roepen en u ziet terstond,

zo draaien we vrolijk in een kringetje rond.
Van raden komt ried, maar van baden geen bied.

Dit komt weer van bieden, ik hoop dat u ’t ziet.

Ook komt hiervan “bood”, maar van wieden geen “wood”.

U ziet, de verwarring is akelig groot.

Nog talloos veel voorbeelden zijn te geven,

want gaf hoort bij geven, maar laf niet bij “leven”.

Men spreekt van: wij drinken, en hebben gedronken,

maar niet van “hinken” wij hebben gehonken.

’t Is: ik weet en ik wist, zo vervoegt men dat.

Maar schrijft u niet bij vergeten, vergist.

Dat is een vergissing, ja, moeilijk, dat is ‘t.

Het volgende geval is bijna te bont.

Bij slaan hoort: ik sloeg, niet ik sling of ik slond.

Bij gaan hoort: ik ging, niet ik goeg of ik gond.

Bij staan hoort: ik stond, niet ik stoeg of ik sting.

En noemt u een mannetjesrat soms een rater?

Dat gaat wel op voor een kat en een kater.

(Mij bezorgd door Ria Servaes)