woensdag 18 april 2012

Lachen

Cursiefje van Frans De Maeseneer

Op aarde is de mens het enige wezen dat lacht. Het is ons privilege. Mijn hond lacht niet. Mijn duif en mijn paard doen dat evenmin. Ze kunnen niet anders dan leven volgens hun schema. Ze gehoorzamen aan hun beperkt statuut.

Mensen zijn anders: ze kunnen lachen. Ze kunnen lachen met het onverwachte. Ze kunnen lachen met de komische wisselvalligheid der dingen. Ze kunnen lachen met zichzelf. Ze kunnen vooral lachen met hun eigen plechtigheid. Dankzij de lach zijn mensen plots groter dan hun imago, hun prestige, hun titels en hun statussymbool. Wanneer mensen lachen, geven ze eindelijk toe dat ze het kind in hun ziel nog niet hebben gedood en begraven. En dat ze zich niet schamen over hun kwetsbaarheid. De mens die lacht, geeft toe dat hij met zijn pronkerige grootspraak een verloren gevecht voert. Het gewaad en het diploma worden te hoog opgevoerd op het publieke forum. Zo sterft de mens aan zijn gewichtigheid.

Mensen die niet kunnen lachen, zijn daarom gevaarlijk. Ze eisen alle mogelijke aandacht op om verstijfd en dogmatisch de onaantastbare waarde van het leven te bepleiten. Ze weten veel maar ze genieten nooit. Ze zeggen veel maar ze luisteren nooit. Zij ex-isteren niet. Ze in-sisteren alleen maar… op hun overtuiging, op de enige ernst die volgens hun bescheiden mening de enig juiste is.

Ik heb dit soort mensen geregeld ontmoet. Ze voeren me steeds binnen in het land van de oorlog, want het zijn vechters voor ‘het grote gelijk’. Maar één vraag hebben ze nog nooit gesteld. Nooit hebben ze gevraagd hoe ik het maakte. Nooit hebben ze geluisterd naar mijn verhaal. Er is voor hen immers maar één verhaal: het strakke verhaal van hun strakke waarheid. Slaven zijn het van de ernst… die eindigt bij zichzelf.

Er zijn mensen die wel kunnen lachen. Nee, ik bedoel niet de moppentappers. Dat zijn meestal melancholische mensen die iets of veel verbergen. Het zijn mensen die beseffen dat ze het leven niet naar hun hand kunnen zetten. Mensen kunnen geen ijzer breken. Wie lacht weet waar zijn vermogen eindigt. Hij dweept niet. Hij aanvaardt… en is daar dankbaar om. En zo wordt deze mens genietbaar. Hij kent de waarheid en de waarde der dingen. Hij wordt de filosoof van zijn eigen bestaan. Hij is uiteindelijk geen heerser. Hij wordt een trouwe bedienaar van de echte vreugde van anderen. Hij heeft het leven lief. Hij dient het… en zo beheerst hij het finaal toch. Het is de ernst van de mens die weet om te gaan met zijn begrenzingen.

Nu zegt een bepaalde christelijke traditie dat er zoiets bestaat als een verrijzenislach (een risus paschalis). Dat is wel een lied in majeur op de bodem van onze ziel: de zware steen van het noodlot en van de fatale veroordeling tot droefheid is weggerold. Daarom mag de gelovige van binnen zingen. En als hij dat lied niet zingen kan, dan mag hij het fluisteren.

Er is altijd iemand die het hoort.