woensdag 8 februari 2012

De Leuvense Stoof

De Leuvense Stoof

(Cursiefje van Frans De Maeseneer)

Na een leven van drukke verkondiging laat Frans De Maeseneer ons kijken in zijn gemoed. Waaruit werd alles geboren? Wat blijft er over nu alles stiller wordt? Heeft hij met graagte zijn plaats gevonden in de luwte van de zijlijn? Met 52 cursiefjes mogen we hem volgen het jaar rond. Figuren, feiten, ontmoetingen, gesprekken, liederen… het heeft hem allemaal geboeid en geraakt. Daarover schrijft hij met de hartslag die de zijne is.

Frans De Maeseneer (1932) is Redemptorist. Hij is momenteel hulppriester in de parochies De Pinte en Zevergem.

“Waarom die stoof Leuvens is, mag de bekende Joost weten. Maar, onlangs, gisteren, zag ik hem en hij wist het niet. Hij is namelijk niet van Leuven. Bovendien heeft hij nog nooit iets als een stoof gezien. Joost is niet van gisteren, indien we willen badineren. Over die stoof zullen we eerder bij onszelf te rade moeten gaan. Liefst bij de senioren onder ons. Die vertellen daarover. Die hebben daar verhalen over. Het zijn nostalgische mensen. Dat was nog eens een tijd. De goede oude tijd!

De verhalen over die Leuvense stoof zijn legio. Vroeger was het winters koud en winters donker. Het hele huis was koud, het hele huis was donker. Alleen daar, in die éne hoek van de keuken, stond een haard van verwarming: zowaar een Leuvense stoof. Terwijl moeder het rozenhoedje voorbad, zaten de kinderen met de voeten op die vierkante warme rand van het zalige en meestal felle vuur. De vlammen stegen samen met onze weesgegroetjes ten hemel. Dat wij zonder enige verstrooidheid en met alleen maar zuivere bedoelingen, elkaars voeten eventjes wegduwden om zelf van de eerste warmte te genieten… nee, dat mag ik eigenlijk niet vertellen. Dat is ook zo weinig belangrijk. Het gebeurde trouwens enkel en alleen bij ons thuis. Maar moeder had het telkens gezien en ze zei dat we bij de les moesten blijven, dat we ritmisch ‘bid voor ons’ moesten zeggen. Dat deden we, want vergeet niet: we waren zonder enige uitzondering allemaal brave kinderen. Dat geheim publiceer ik nu voor het eerst in mijn leven.

Dat was echter maar één geneugte. Er was ook nog driekoningen: wafels van de Leuvense stoof. Wafel na wafel werd op de grote tafel gedeponeerd, op stro. Elke wafel blonk en bloosde. En, we mochten die opeten met onze vijf geboden. We waren toch zo gelukkig. Dankzij die Leuvense stoof.

Intussen zijn er zovele jaren over heen gegaan. We verwarmen ons anders. We bidden anders. Onze wafels zijn ook beter. Dat laatste geloof ik helemaal niet… ik mis dat stro. Maar hoe dan ook, we doen het zonder die fameuze stoof. We zijn mensen geworden die als vanzelf veel mechanisch en technisch comfort hebben binnengelaten in ons huis. We doen ons huishoudelijk, ambachtelijk en administratief werk met vele apparaten en instrumenten. Allemaal vlotter en vlugger. Gewoon beter. Dar zeggen zelfs de meest traditionele oude mensen.

Maar eigenaardig, als het gaat over geloven en co nemen we zo moeilijk afstand van de Leuvense stoof. Terwijl er intussen zoveel is beproefd en goed bevonden wat de spiritualiteit van onze litanieën overstijgt. Er zijn zoveel mensen die zalige liederen zingen en die vreugdevol leven omdat God vreugde schept in mensen. Het is niet langer een geloof dat warmte geeft vanuit één plaats, vanuit één centrum. We geloven dat ons huis vervuld is met hart en ziel. Nu hier dan daar. Christen zijn is zaliger en warmer dan bij moeder thuis en bij haar stoof. Het is vandaag zoveel beter. Ik voel me daar lekkerder bij dan toen.
Af en toe heb ik wel heimwee naar een dikke wafel… op een bedje van stro.”