woensdag 23 november 2011

Refrein

Een opkikkertje van Hedwig Van Peteghem

Zingen is een heel intense bezigheid. Niet alleen omdat het wat kunst en kunde vraagt, maar vooral omdat het ons dieper bij het leven brengt. Alsof we het niet op een gewone manier gezegd krijgen. We willen de krachtlijnen die we dagelijks ervaren - met dieptes en hoogtes, met spanningen en rust, langzaam of snel - uitdrukken, met aangepaste ademstoten. Zingen dringt diep tot in de wortels van het leven door, het raakt ons tot in ons binnenste… ook al is het ene lied het andere niet. Treffend vind ik ook dat je niet veel van muziek moet kennen om te kunnen zingen. Tijdens de afwas of al harkend in de tuin heb ik geen notenbalken nodig. Ook om te leven heb ik geen bijsluiter nodig, alhoewel: het zou soms wel iets gemakkelijker zijn. Het is opvallend hoe mensen al zingend zo verbonden kunnen raken: één stem uit duizenden monden.

Zou het kunnen zijn dat het leven is als een lied, met heel veel strofen en een steeds weerkerend refrein? De strofen zijn de voorvallen van elke dag, met wat vreugde en wat verdriet. Voor sommige mensen lijken ze zelfs een refrein te zijn. Want altijd opnieuw komen we voor onaangename verrassingen te staan. Houdt dat nu nooit eens op? Waarom blijven mensen elkaar bekampen? Waarom is er zoveel lijden en ellende? Waarom is geluk zo broos en breekbaar? Wie dit telkens opnieuw blijft zingen wordt melancholisch en zelfs depressief. Laat onze ballade dan getekend worden door hoogtes en laagtes, het refrein klinkt als een diepe ondertoon steeds positief, of we het nu willen of niet. Ondanks de moeilijkheden en ongemakken mogen we ontdekken dat het leven de moeite waard is, ondanks de beperkingen en tekorten blijven we geloven in de goedheid van de mens. Als een gloeiend rode draad loopt dit geloof door ons leven, vol vuur. De eentonigheid van de strofen wordt doorbroken door uit volle borst dit refrein mee te zingen.

De Vlaamse Gemeentenamen – deel 4

Sint-Joris-Weert: Weert betekent ‘land omsloten door rivierarmen’. Sint-Joris verwijst naar de patroonheilige.

Sint-Agatha-Rode: Rode betekent ‘gerooid bos’. Sint-Agatha verwijst naar de patroonheilige.

Ottenburg: Een samenstelling van de Germaanse persoonsnaam Otto met burg (= vesting). Dus: Ottenburg = vesting van Otto.

Literaire parel met spirituele boodschap

(Gelezen In Tertio Van 9 November 2011)

Een artikel van Peter Vande Vyvere

De dertiende-eeuwse Marialegende Beatrijs behoort tot ons cultureel patrimonium. Actrice Tine Ruysschaert brengt het stuk opnieuw tot leven in een indrukwekkende monoloog, vergezeld van twee zangeressen.

Tine Ruysschaert speelde het stuk al eens in de tweede helft van de jaren 1990, maar nu doet ze dat samen met Els Wollaert en Annelies Coene, die de voordracht passend larderen met middeleeuwse liederen. Ze zingen troubadourshymnen, antifonen van Hildegard Von Bingen en een schitterend Marialied uit de codex Las Huelgas. Zo is de sfeer van zingende kloosterzusters nooit ver weg.

Zuster-kosteres

Het Beatrijsverhaal is bekend. Een jonge zuster-kosteres kan, hoe vroom ze ook is, haar vriendje niet uit haar hoofd zetten. Na lang aarzelen laat ze de sleutel van de sacristie en haar habijt achter bij het Maria-altaar en vlucht met haar geliefde de wijde wereld in. Na zeven vette jaren waarin twee kinderen worden geboren, breken zeven magere jaren aan. Haar man gaat ervandoor en om haar kinderen te eten te geven, moet ze noodgedwongen haar lichaam verkopen. Al die tijd blijft ze hopen en vertrouwen op Maria.

Op een dag logeert ze incognito met haar kinderen bij een weduwe in de buurt van haar voormalige klooster. Als ze informeert naar ‘het schandaal met de kosteres’ die op de loop ging, valt haar gastvrouw uit de lucht: de vrome zuster bleek al die jaren trouw op post. Beatrijs realiseert zich dat Maria ongemerkt haar plaats innam. Na een moeilijke, maar bevrijdende biecht met de abt-visitator, neemt ze zelf haar taak in het klooster weer op, terwijl de abt de kinderen in zijn gevolg opneemt.

Beroering

De Middelnederlandse Beatrijslegende, zoals we ze kennen uit een veertiende-eeuwse verzamelcodex, is een literaire parel. Het zuivere ritme, de knappe karaktertekening, de gave compositie, de levende dialogen en de sobere, maar treffende natuurbeschrijvingen beroeren toehoorders tot op vandaag. De prestatie van Ruysschaert, die haar meesterschap als pure woordkunstenares alle eer aandoet, is daar niet vreemd aan. De vlotte vertaling van Willem Wilmink uit 1995 evenmin.

Christelijk-spirituele intuïtie

Maar voor wie aandachtig luistert, heeft Beatrijs meer in petto dan louter theatraal en muzikaal plezier. Het lange ‘leerdicht’ getuigt van een verrassend zuivere christelijk-spirituele intuïtie. Wie door de literaire figuur van het mirakel heen kijkt, merkt dat het over de kracht van grenzeloos geloofsvertrouwen en over de eindeloze barmhartigheid van God gaat. Als je ondanks alle wederwaardigheden van het leven - met Maria - op God blijft vertrouwen, kun je erop rekenen dat Hij je in de armen sluit.

Dat die boodschap ook vandaag aanslaat, danken we aan dat opmerkelijk menselijke verhaal van meer dan zeven eeuwen oud en aan de indringende en subtiele opvoering van de actrice en haar muzikaal duo.

Scholen, parochies en organisaties kunnen Beatrijs boeken via tel.: 09 282 44 62; fax: 09 282 00 34 of info@tineruysschaert.be

Speellijst op www.tineruysschaert.be

woensdag 16 november 2011

Op Reis In Nepal – deel 3

Nepal is een land in Azië geklemd tussen Tibet (China) en India. Het bevat het centrale deel en de zuidelijke flanken van het Himalajagebergte, met de mount Everest als hoogste berg ter wereld. Nepal heeft een aantal inwoners vergelijkbaar met dat van België, maar is ruim 4,5 maal groter in oppervlakte. De hoofdstad is Katmandu. Gard Vermeulen was er op reis. Hij stuurde ons een derde reisverslag op 3 november 2011:

Festival van het licht

Deze week was één van de twee grote jaarlijkse feestweken: Tihar. Vele huizen en handelszaken in de hoofdstad zijn uitbundig verlicht. Voor mij lijkt het een vroege kerststemming bij zomerweer. Lichtgordijnen, pinklichtjes. En daarnaast vele, vele bloemen, bijna uitsluitend oranje Afrikaantjes. Bergen liggen er te koop op de markten, in slingers geregen, in bosjes gebonden of los in wrak verkocht. Bij alle kraampjes ook dozen met hopen gekleurd poeder: van fluorescerend bleekgroen over doordringend rood naar donker paars. Tientallen schakeringen.

Op de eerste dag worden de honden versierd, omhangen met bloemfestoenen. De tweede dag valt de eer aan de koeien te beurt. Ik stond wat glimlachend toe te kijken hoe een jaarling stier omwikkeld werd met bloemen, bestrooid met wat rijst, Tika’s (Kleurstip) op het voorhoofd kreeg. Tot zijn staart toe werd omwonden met bonte koordjes. Toen vond hij het welletjes en duwde iedereen opzij, maar even later ging de ceremonie verder.

In de stad trekken een paar trommelaars door de straat, enkele kletterende cimbalen en wat volgelingen. In andere straten weer gelijkaardige stoeten. Waar vandaan? Waarheen? Waarom? Het blijft mij een raadsel.

‘s Avonds wordt voor elke deur een offergave klaar gemaakt: Een kleurentekening op de stoep, enkele vruchten een bloemenslinger, olielampjes en vooral een uitgebreide pijl die (als het moet doorheen een steegje, over een binnenplaats en de trap op) naar binnen leidt. Want de godin van het licht en het geluk komt vannacht langs. En je moet toch voorkomen dan ze deze bewoners vergeet? Of zou denken dat ze maar flauwtjes geloven? Ik denk aan Sint Niklaas in mijn jongere jaren: de rapen, de bieten, de open klompen…

Weer een avond verder is er de zangavond. Groepjes kinderen trekken er op uit om huis aan huis te gaan zingen in de hoop op wat geld en wat snoep. Smoezelende jongens lopen in de weg van bedeesde meisjes. Tientallen groepen zijn het, de ene na de andere, die aan de deur jengelen met “Veel geluk voor jou dit nieuwe jaar”. Als ze niets krijgen jouwen ze nog wat. Ze zijn niet verkleed, anders zou ik me op een Driekoningenavond kunnen wanen.

Ik ben die avond op het appartement van An uitgenodigd. Bij haar zullen de verschillende leefgroepen uit het home langs komen om te zingen en te dansen. Er is afgesproken met de directie hoeveel ze elk zullen krijgen. Met dat geld zullen ze later op uitstap mogen gaan met een BBQ ter plaatse.

Zo krijg ik een prima vertoning van op de eerste rij. Met de jongsten te beginnen en geleidelijk naar de ouderen toe.

Bij de jongsten zijn het eenvoudige krijsende liedjes onder leiding van een enthousiaste oudere jongen die als “cheerleader” acteert. Na een kwartier beginnen zij aan het herhaalde “Veel geluk…”. De schotel met de opgerolde geldbriefjes, opgestoken rond een brandende kaars, staat al een tijdje klaar. Een van de oudsten mag de briefjes er uit plukken en ze krijgen allen nog een glas limonade. Ze verdwijnen in het duister naar een volgende statie. Nu komt een groep meisjes die naar de lagere school gaan. Bij hen wordt het repertorium uitgebreider en gevarieerder. Er volgt een groep jongens van die leeftijd. Weer een groep met nog oudere jongens. Van groep tot groep wijken ze verder achteruit. Dezen zouden nog liever zich achter de balustrade verschuilen als daar maar iets was om op te staan. Ik vrees dat hun broeken gaan vlam vatten aan de kaarsjes die achteraan staan voor de versiering.

Daarna komen tiener meisjes die met veel plezier aan de dans slaan. Hun rokken zwieren, hun benen zwaaien, hun voeten keren. Alles gebeurt hier blootsvoets, want uit beleefdheid mag je het vuil van de straat niet met je schoenen bij vrienden binnen brengen. De mannelijke leeftijdsgenoten vinden het fijn dat ze “toevallig” te vroeg op hun afspraak zijn. Eentje probeert ook wel even mee te dansen, maar binnen de kortste keren hebben de meisjes hem “er uit” gedanst.

Als zij aan de beurt zijn krijgen we ook wel wat danspassen en vooral lenige bewegingen. Alles zit bij deze jonge mannen op de goede plaats! Eentje doet er een paar radslagen, een andere een paar salto’s, weer eentje buitelt en buitelt. Geldrolletjes en limonade…

Dan komt een groep straatkinderen die in een soort therapeutische kuur van lessen en handwerk (kleifiguren en pottenbakken) proberen in de normale samenleving opgenomen te worden. Twee van hen zingen en de anderen staan er stilletjes, gedwee en verlegen bij. Lorejassen van vijftien, die tot voor een paar maanden de straten van de stad en de automobilisten aan de kruispunten afschuimden. Leefden van bedelen en lijm snuiven. Ze staan hier te zingen, beleefd… Tenslotte komen de begeleiders nog na met de allergrootsten. Die hebben gitaar mee, micro, geluidsversterker. Nu is het serieus! Voor mij ook het einde van de avond.

‘s Anderdaags gaat ieder rechtgeaard Hindu naar zijn ouders huis om de Tika te geven, als een feestelijk assekruis, met wensen voor een gelukkig jaar. Hij neemt cadeautjes mee en gaat ook langs bij broers en zussen. Dit is de grote tijd, de tijd voor de familie. Vrijwel alle Hindu-winkels zijn nu gesloten. Je moet terecht bij Buddistische of Moslim zaken. Ook voor de restaurants. In de eetzaal van mijn hotel zit het propvol, en het is maar dank zij mijn goede relatie met de dochter van de zaak dat ik vrij snel een redelijke plaats krijg. De andere klanten moeten nog langer wachten.

Die nacht lopen de familiefeesten uit in luidruchtige muziek, vuurpijlen luide knallers en al wat maar lawaai kan maken, inbegrepen de menselijke stem.

En dan is het feest voorbij. De volgende dag is de stad leeg en verlaten. De roes wordt uitgeslapen.

Tot zover Gard Vermeulen.

De Vlaamse Gemeentenamen – deel 3

Leuven: Gaat mogelijk terug op een Voorgermaanse nederzettingsnaam Lubhanion, afgeleid van de persoonsnaam Lubhanos, waarin de Indo-Europese wortel leubh = lief. Leuven betekent dan ‘woonplaats van Lubhanos’ = ‘woonplaats van de geliefde’.

De naam kan echter ook afgeleid zijn van een Voorgermaanse waternaam Lubana, een afleiding van hetzelfde leubh met het hydronymische suffix -ana. In dat geval is de betekenis ‘nederzetting bij het lieflijke water’.

Herent: Een afleiding van heren = haagbeuk, met een plaatsbepalend suffix -t. Herent betekent dan: ‘plaats met veel haagbeuken’.

In sommige Vlaamse en Brabantse dialecten noemt men de haagbeuk nog steeds: hereleer, herentree, herentril, hert en dergelijke.

Winksele: Samenstelling van de Germaanse persoonsnaam Winiko en zele. Dus Winksele = ‘woning van Winiko’.

Een gouden handdruk

Een opkikkertje van Hedwig Van Peteghem

Je moet eens naar je handen kijken. Daarin staat vaak een heel leven opgeschreven. Hier en daar een litteken door wat tegenslag of een laagje eelt waardoor je weerbaar wordt en tegen een stootje kunt. De palm is meestal zacht omdat hij iets beschermends heeft: daarmee draag je alles wat klein en breekbaar is. Sommigen kunnen de toekomst erin lezen. Er zijn er met korte nagels omdat ze zichzelf levend zouden kunnen opeten van de spanning. En bovendien: niet alleen jij bent uniek, zelfs elk van je eigen vingers.
Met handen kan je ook veel doen. Natuurlijk gebeuren er negatieve zaken mee, maar we kunnen er nog veel meer goeds mee verwezenlijken. Die klauwen kunnen op de kortste tijd dienbladen worden. Ze kunnen strelen en zalven, helen en beschermen. Sommigen steken ze voor iemand in het vuur of houden ze iemand boven het hoofd. Je kan ze zelfs gebruiken om iets door de vingers te zien. Je kan ze vouwen of gewoon open houden om meer kracht in jezelf toe te laten.
Als je iemand een hand geeft, deel je spontaan een stukje van jezelf. Er zijn geen woorden voor nodig: dit kleine gebaar zegt genoeg. Zoals je iemand in heel zijn persoon uitsluit als je hem een hand weigert te geven. Met handen kan je scheppen, letterlijk en vooral figuurlijk. Daar gebeuren trouwens de meeste wonderen mee. Iemand een hand geven is - zoals een schouderklopje - een klein gebaar waardoor je iemand tastbaar en zichtbaar bevestigt. Handdrukken zijn korte tekens van verbondenheid, want ze stralen een stukje hart uit. Als je iemand een gouden handdruk geeft, laat het dan niet de laatste zijn, maar een om duimen en vingers van af te likken.

Tenslotte, het kan niet anders dan deugd doen als iemand je belooft: ik zal je naam - en alles wat je bent - in de palm van Mijn hand schrijven… voor altijd. Als je dan niet in goede handen bent?!!

woensdag 9 november 2011

De Vlaamse Gemeentenamen – deel 2

Bierbeek: Ofwel afgeleid van het Germaanse birnu = beer of mest, op beer gelijkende modder, verbonden met beek geeft dat: Bierbeek = modderige beek of beek in een moerasgebied.

Ofwel is het eerste lid Germaans birka = berk. Bierbeek betekent dan: Berkenbeek = beek waarlangs veel berken groeien.

Lovenjoel: Is een verkleinwoord van Lovanium, de Latijnse vorm van Leuven, gevormd met het achtervoegsel -inion, dat later is vervangen door -iniol. Dus Lovenjoel = klein Leuven.

Opvelp: Velp is oorspronkelijk een waternaam, afgeleid van felwa = wilg, met het Voorgermaanse suffix -apa = water; dus velp = wilgenbeek (= beek waarlangs veel wilgen groeien). Op- betekent stroomopwaarts. Dus Opvelp = plaats aan de wilgenbeek, stroomopwaarts van Neervelp.

Op Reis In Nepal – deel 2

Nepal is een land in Azië geklemd tussen Tibet (China) en India. Het bevat het centrale deel en de zuidelijke flanken van het Himalajagebergte, met de mount Everest als hoogste berg ter wereld. Nepal heeft een aantal inwoners vergelijkbaar met dat van België, maar is ruim 4,5 maal groter in oppervlakte. De hoofdstad is Katmandu. Gard Vermeulen was er op reis. Hij stuurde ons een tweede reisverslag op 26 oktober 2011:

Ik schrijf dit op een stille zondagmorgen. De zon is twee uur geleden opgegaan en de Himalayabergen rijzen als een helder witte franje op boven het groen en blauw van de lagere bergen. Hier in Tansen had ik dit zicht niet verwacht. Want straks rijd ik nog verder naar het Noorden, naar Pokhara, precies om de Anapurna dichterbij te zien. Die berg heeft op mij een mysterieuze aantrekkingskracht sinds ik vele, vele jaren geleden het verhaal gelezen heb van de eerste beklimming. Bij mijn best weten is het de eerste achtduizender die ooit beklommen is. (Hieronder staat niet de Annapurna, maar zijn gebuur, de Mashapacharee.)

clip_image002

Daarmee is een kleine week stilte achter de rug. Enkele dagen terug, in het Chitwan nationaal park, heb ik een kweekcentrum voor olifanten bezocht. Er leven nog een paar honderd olifanten in het wild, en honderd of zo als lastdier. Een tiental vrouwtjes stonden zich in het centrum geketend te vervelen in evenveel open schuren, enkele met hun kalfje. Het terrein is vooraan afgesloten en heeft achteraan alleen een elektrische schrikdraad. Als de stroom uitvalt –Dat gebeurt wel vaker- doet een bul uit de djungel zijn natuurlijk werk. Zowat tweeëntwintig maand later wordt er misschien weer een kalfje geboren.

De jeepsafari bij het 20 000 meer was niet overweldigend. Langs de twee wegen die men gebruikt, rijden zoveel jeeps met toeristen dat de dieren ze mijden als een snelweg van de grootstad. Alleen enkele verre, verre vogels en een kleine kudde herten heb ik gezien. De krokodil was weg voor ik haar gemerkt had.

De jongste dagen heb ik doorgebracht in Lumbini, de geboorteplaats in 563 voor Christus van prins Siddartha Gautama, later de verlichte, de Boeddha. Historisch is dit waarschijnlijker dan de geboorte van Jezus in Bethlehem bij het begin van onze tijdrekening. Geboortes van prinsen worden immers beter bijgehouden dan die van timmermanszonen. Het enorme park omheen deze heilige vlek is natuurlijk een bedevaartplaats voor zijn volgelingen. Tempels en kloosters van allerhande varianten van zijn leer, alle slag van bedevaarders, kraampjes met religieuze voorwerpen en profane souvenirs, vooral heel veel nepsieraden, hoge prijzen en vermoeide mensen. Het decor verschilt nauwelijks van een christelijke bedevaartplaats. Ook de verering van de relikwieën, de dagelijkse eredienst, de preken… die worden onder een grote boom gehouden. Verder monniken die lief zijn, anderen die geld schrapen of die met donderstem de orde handhaven. Het komt allemaal zo bekend voor.

Ik was pas in Lumbini of ik botste tegen een groep van verse Westerse bekeerlingen aan die hier voor hun eerste opleiding waren. Zij duwden mekaar opzij en het souvenirkraam met devotiebeelden bijna omver. Zij schreeuwden links en krijsten rechts, hun kleren pasten niet bij hun uiterlijk en zij persten zich in een bus naar Aziatische maten.

De volgende dag daarentegen zag ik honderden mensen uit alle Aziatische landen, die van oudsher, generaties lang, boeddhist waren. Hun kleren getuigden van hun herkomst: Tibet, Boetan, Thailand, Japan, China, Nepal natuurlijk. Zij schuifelden in lange rijen naar de relikwie, zij bonden stilletjes gebedsvaantjes aan de heilige boom en aan de zuil van keizer Ashoka, zij bezochten hun landstempel, wandelden zuchtende en moe van het ene naar het andere, veegden mekaars zweet af, zaten in de schaduw op de grond en aten hun meegebracht eten. Dan kochten ze ergens enige souvenirs voor de thuisblijvers. Ze gingen voldaan weer verder.

Ik keer nu terug naar de grootstad, eerst naar Pokhara, de tweede stad van het land en dan naar Kathmandu, voor het Tihar-festival. Tot later.

Tot zover Gard Vermeulen.

Bezield

(Een opkikkertje van Hedwig Van Peteghem)

We leven in een tijd waarin alles snel verslijt en onbruikbaar wordt. Wat nieuw is en fris geniet onze voorkeur. Toch gooien we niet alles weg. We vinden in onze woning wel van die dingen, die oud en versleten, ouderwets en onhandig zijn. Maar ondanks alles blijven we ze bewaren. Meer nog: we koesteren ze en dragen er de grootste zorg voor. De waarde ligt trouwens niet alleen in het nut en de bruikbaarheid. Meestal hangen er ook herinneringen aan vast, die ons leven wat kleur en perspectief gegeven hebben… of nog geven. Waarom zou iemand een gebroken vaas met zoveel omzichtigheid herstellen en ze tevreden haar vertrouwd plaatsje op de schouw terug geven? Eigenlijk dient ze nergens nog voor… tenzij om het leven terug op te wekken. Want veel voorwerpen krijgen maar zin en betekenis omdat ze ons verbinden met andere mensen. Een trouwring vertelt een heel verhaal, waar nooit voldoende woorden zullen voor zijn. Hij toont iets van het wel en wee van twee mensen, maar vooral van een band die nooit verloren gaat, wat er ook moge gebeuren. Veel van wat in ons huis staat, zegt iets over de mensen waar wij mee leven of om geven. Ze houden de belevingen vast, die anders al lang vervlogen waren.

Ook mensen kunnen wij op die manier koesteren. Ze niet bekijken of beoordelen volgens hun bruikbaarheid, ze niet klasseren volgens goed of slecht gezind, dynamisch of versleten, ziek of gezond. Zoals bij een gebroken vaas kunnen wij met veel fijngevoeligheid ook elke mens zich heel laten voelen: niet gebroken, maar tevreden gedragen. Zoals God bij de schepping wat klei nam en er leven inblies, zo kunnen ook wij in elke mens onze ziel leggen en hem of haar nieuw leven geven. Je moet het maar eens proberen, het is de moeite waard.

woensdag 2 november 2011

Op Reis In Nepal – deel 1

zuidelijke flanken van het Himalajagebergte, met de mount Everest als hoogste berg ter wereld. Nepal heeft een aantal inwoners vergelijkbaar met dat van België, maar is ruim 4,5 maal groter in oppervlakte. De hoofdstad is Katmandu. Gard Vermeulen was er op reis. Hij stuurde ons volgend relaas op 18 oktober 2011:

Een week al ben ik nu in Nepal, en de meesten weten wel dat het begon met een uitdaging van An. Maanden geleden zei ze:

- Kom je mij niet eens bezoeken, nonkel ?

Oktober is een goede maand om dit land te bereizen. Ik ben niet van plan een van de bergreuzen te beklimmen, noch naar een basiskamp daarvan te trekken. Dus blijft mijn verblijf tot 2000 meter hoogte beperkt.

De eerste dagen waren voor de hoofdstad. Een drukke stad met enkele, misschien vier, miljoen inwoners. Buiten haar oude tempels, koninklijke paleizen en een zogenaamde snelweg is het een kneuterige stad. Grauwe huizen, vele verdiepingen hoog; vuile binnenpleintjes, petieterige winkeltjes die volgestouwd zijn met allemaal dezelfde waren. Een warrig verkeer met voetgangers, fietsen, tractoren en wagens, en niet te vergeten: duizenden moto’s die daartussen slalommen. Behalve natuurlijk in de zone voor Westerse toeristen. Maar daarover vertel ik later.

De attractie in de hoofdstad is het paleizenplein, vol tempels en tempeltjes. Velen daarvan zijn in hout uitgewerkt met daken in lagen. De vensters zijn kunstwerken van schrijnwerkerij, met details eindeloos herhaald en herhaald. De dakstutten en de wakers zijn hoogtepunten van houtsnijkunst. Hun goden mag ik, vreemdeling, niet bekijken. De tempels zijn vaak alleen ’s morgens en ’s avonds open voor een eredienst. Kleinere tempels zijn er om de paar meter. Soms een putje in de grond, een nisje in de muur of iets dat bij ons een kapelletje zou zijn. Hindoes hebben veel goden en veel tempels. Hun vrome neiging brengt fruit en bloemen bij de goden, water, olie, brandende oliepitjes, kleurstoffen en nog veel meer. Alles blijft liggen en is echt geen aantrekkelijke boel. Maar niets van wat ooit heilig is mag nooit weggenomen worden.

Later ben ik naar Patan gereisd en naar Bhaktapur. Twee oudere hoofdsteden, met elk een eigen paleizenplein. Dat van Patan trok mij het meest aan omdat het ook het rustigst is. Verder lijken ze alle drie nogal op mekaar.

Het tweede deel van de week ben ik naar de buiten gebracht, in de hoop de Everest van nabij te zien in al zijn witte glorie. Maar hij speelde verstoppertje in de wolken tot mijn grote desillusie. Daarbij heb ik me getroost met een paar korte wandelingen door de velden.

Nu heb ik een dag reizen achter de rug. Een ganse dag in de auto, gelukkig met een voorzichtige chauffeur. Want langs de hoofdweg naar India donderen constant zwaar geladen camions in beide richtingen. Met slechts één rijvak in elke richting, heb ik tweemaal een uur in de file gestaan. De eerste keer omdat er een van deze mastodonten in panne stond en het opgaande verkeer voorrang had. Daar was ik dus niet bij. Een andere keer omdat een deel van het wegdek vernieuwd werd. Na bijna negen uren waren we ter bestemming. Ik verpoos nu in het Chitwan nationaal park.

Ik blijf nog even hier en daarna kijken we foto’s.

Tot zover Gard Vermeulen.

Brief aan God

(Gelezen In Tertio Van 19 Oktober 2011)

Oktober is de Maand van de Spiritualiteit. Bij die gelegenheid vroeg TERTIO aan vier bekende Vlamingen een brief aan God te schrijven. De vierde in de rij is Caroline Ven, gedelegeerd bestuurder van het Ondernemersplatform VKW. Hier volgt een ingekorte versie van haar ‘Brief aan God’.

Beste God,

Het is (te) lang gelden dat ik nog eens heb stilgestaan bij U. Toch ben ik willen blijven geloven. Niet als iets wat je overkomt, maar vanuit een bewuste keuze. Geloof helpt immers om binnen datgene wat je zelf wél kunt bepalen, het verschil te maken voor anderen. Wat is anders de zin van het leven? Het goddelijke schuilt in datgene dat ons diep in onszelf doet stilstaan bij onze eigen rol in de maatschappij. Geloven is voor mij niet het uit handen geven van het eigen lot aan een hogere macht, aan U. Wel erbij stilstaan dat we keuzes kunnen maken. En dat we het aan de Schepper eigenlijk verschuldigd zijn met die keuzes niet te lichtzinnig om te springen. Erkennen dat we zelf verantwoordelijkheid dragen.

Ik geloof in de kracht van mensen die het dagelijkse kunnen of moeten overleven, overstijgt. De gedrevenheid om goed te doen hoort daarbij, maar ook het streven naar vooruitgang. Waarom ondernemen mensen, waarom studeren zoveel jongeren - en steeds meer ouderen - en leven zo velen zich uit in hun professionele carrière of hobby’s? Dat gaat toch om meer dan alleen de botterham of het dak boven het hoofd voor zichzelf? Er zit intrinsiek in ons een streven naar zelfrealisatie. En daardoor kunnen we de wereld mooier en beter maken voor anderen.

Zoals de ondernemer die uiteindelijk een veel grotere maatschappelijke meerwaarde creëert dan alleen de winst, bij het einde van het boekjaar aan de aandeelhouders uit te keren. Die meerwaarde zit vaak al intrinsiek vervat in het nut van het product of de dienst die wordt geleverd, maar ook in de werkgelegenheid die tot stand wordt gebracht, de belastingen en sociale bijdragen die worden betaald, of de aandacht die wordt besteed aan investeringen in mens en omgeving.

God, geloven in U is dezer dagen niet meer zo populair. Toch hoop ik dat nog voldoende mensen zich de tijd gunnen voor een introspectie over wie ze zijn, wat ze doen en waarom. Al dan niet vanuit een goddelijke inspiratie.

CAROLINE VEN

Een eik

Een opkikkertje van Hedwig Van Peteghem

Achteraan in mijn tuin staat een eik, met een zekerheid waar geen mens aan tillen kan. Alsof niets hem kan deren. Toch heeft hij al heel wat doorgemaakt. Zijn soepelheid helpt hem stormen trotseren en door zijn soberheid kan hij droogtes overwinnen. Door alle gebeurtenissen heen blijft hij zijn kracht bewaren. Noch de seizoenen, noch de weersomstandigheden raken hem in zijn binnenste. Momenteel krijgt hij wat meer belangstelling, vooral omdat hij mij verplicht zijn bladeren en vruchten op te ruimen. Ik ben er niet graag bij, want ik heb wel wat andere dingen te doen. Maar het zal hem een zorg wezen. Hij ondergaat gedwee wat hem van nature gegeven is. Zijn ‘prestaties’ van de voorbije zomer laat hij met volle overgave los… om zo nieuwe lente mogelijk te maken. Wat er ook gebeurd is in het verleden, hij zet alles in het werk om nieuwe toekomst mogelijk te maken. Zo houdt de eik ons een spiegel voor, ook al zijn we meer dan een boom.

De laatste tijd treft het me hoe mensen gebukt gaan onder hun verleden. Ze slepen moeizaam de kwetsuren van vroeger mee, waardoor hun leven zich met moeite kan vernieuwen. Het verleden legt een doem op de nieuwe lente die hen aangeboden wordt. Beperkingen, tekorten, zonden, kwetsuren, ongevallen, misbruiken, ontgoochelingen, … (je kan de rij nog veel langer maken): zij zijn als de bladeren die in de herfst van de bomen vallen. Je hoeft ze niet telkens opnieuw mee te slepen. Als het bij bomen zo simpel is, waarom zouden wij het dan moeilijker maken. Met alle respect voor alles wat je meegemaakt hebt wil ik toch luidkeels schreeuwen: het verleden bepaalt de toekomst niet. Er wordt ons een nieuwe toekomst geschonken, tenminste als we onze handen niet gevuld hebben met de scherven van vroeger. Het evangelie een blijde boodschap laten zijn is deze krachtige levensdynamiek elke dag opnieuw zichtbaar maken. En nu ga ik verder bladeren rijven.

De Vlaamse Gemeentenamen – deel 1

Vaalbeek: In oorsprong een waternaam, samengesteld uit het Middelnederlands vale, geelachtig, en beek. Dus Vaalbeek = vale, geelachtige beek.

Blanden: Het betreft waarschijnlijk een Romaanse samenstelling uit beal/bial (uit middeleeuws Latijn bella ‘mooi’) met landa = beboste streek. Dus Blanden = mooie beboste streek.

Haasrode: Haasrode is geëvolueerd uit de samenstelling met genitief-s van de Germaanse persoonsnaam Haguhard en rode. Dus Haasrode = het gerooide bos van Haguhard.