woensdag 25 augustus 2010

Een God, Drie Religies – Deel 14

Vandaag heeft Herman Frijlink het voor de laatste maal over God. In deze bijdrage gaat het over  Allah.
Allah is het Arabische woord voor God. Zoals er in Kanaän al een Jahweh was voordat Hij een verbond sloot met de Israëlieten, zo was er in Arabië al een God die Allah heette voordat de islam ontstond door toedoen van Allah’s profeet Mohammed. Voor gelovige moslims is Allah de enige echte God, precies zoals de christenen en joden hun God en Jahweh zien als de enige echte. Allah’s betekenis staat beschreven in de Koran.
Dit heilige boek legt veel nadruk op het unieke van Allah. Daardoor is polytheïsme, veelgoderij, een onvergeeflijke zonde, een doodzonde. Dat is ook de reden waarom moslims het christelijke idee van de drie-eenheid veroordelen. God, zegt de Koran, is de Schepper van de wereld. Hij is almachtig maar ook vol genade en zal over de mensen oordelen als de wereld ten einde loopt.
Staat de Bijbel vol met verwijzingen naar Gods liefde, de Koran kent maar twee passages waarin de liefde tussen God en mens staat beschreven. Veeleer ligt de nadruk op Allah’s onbegrijpelijke almacht, waaraan de gelovigen zich dienen te onderwerpen. De overgave, islam, aan Allah is de essentie van het geloof.
Elke moslim, hoe vrij hij zich ook mag gedragen, onderschrijft de geloofsbelijdenis: er is geen God dan Allah en Mohammed is Zijn profeet. Moslims gaan er van uit dat er niets gebeurt zonder de wil van Allah. Als ze het over de toekomst hebben voegen ze er automatisch ‘Inshallah’ aan toe. Inshallah is een samentrekking van In sha’a ilah, zo God wil.