woensdag 25 augustus 2010

De Dode Zeerollen

(Gelezen In Tertio Van 4 Augustus 2010)
Uit een gesprek van Emmanuel Van Lierde met Paul Kevers, directeur van de Vlaamse Bijbelstichting, en met de jonge onderzoeker Hans Debel die werkt aan een dissertatie over de Dode Zeerollen.
De tweeduizend jaar oude tekstrollen en -fragmenten die in 1947 nabij de Dode Zee werden gevonden, blijven de verbeelding prikkelen. Nu alles gepubliceerd en vertaald is, loopt het onderzoek naar de impact van die teksten en archeologische vondsten uit Qumran.
Emmanuel Van Lierde: Wat is nu het belang van de vondsten van Qumran?
Hans Debel: De Dode Zeerollen tonen aan dat het jodendom van de Tweede Tempeltijd - van na de Babylonische ballingschap tot de verwoesting van de tempel in het jaar 70 - veel diverser en dynamischer was dan altijd gedacht. Dat jodendom uit de laatste eeuwen voor Christus verschilde grondig van het rabbijnse jodendom dat zich na 70 ontwikkelde. Wij maken tegenwoordig een duidelijk onderscheid tussen jodendom en christendom, maar reconstrueren vaak ook het verleden vanuit onze huidige opvattingen. Qumran droeg ertoe bij te herontdekken dat Jezus en zijn leerlingen joden waren. De eerste christenen waren niets anders dan een bepaalde strekking binnen het veelvormige jodendom van die tijd.
Revolutionair wil ik dat inzicht niet noemen. Wie de evangeliën aandachtig leest, stelt hetzelfde vast. Toch nodigen de Dode Zeerollen ons uit het joodse karakter van het christendom weer op de voorgrond te plaatsen, zonder daarom het specifieke van het christendom te loochenen. Het maakt het mogelijk de joden echt als onze broeders te beschouwen, want zowel het rabbijnse jodendom als het christendom komt voort uit dat jodendom van de Tweede Tempeltijd.
Dat het jodendom toen uit drie strekkingen bestond, is te simplistisch. Het was Flavius Josephus die de joden opdeelde in sadduceeën, essenen en farizeeën. Het jodendom kende veel meer grotere en kleinere bewegingen dan alleen farizeeën en schriftgeleerden. Toch moet er een overkoepelende joodse identiteit hebben bestaan. Die was voldoende rekbaar opdat verschillen niet tot uitsluiting hoefden te leiden, al waren er ook bepaalde grenzen.
De gemeenschap van Qumran wordt vaak beschouwd als een groep essenen, maar sommige wetenschappers zijn het daar niet langer mee eens. In elk geval leefde die gemeenschap, net zoals de eerste christenen, in een sterke verwachting van de eindtijd. Het christendom absorbeerde meer elementen uit die apocalyptische traditie dan het rabbijnse jodendom. De opvallende parallellen tussen Qumran en het vroege christendom tonen aan dat ze eenzelfde achtergrond deelden en gemeenschappelijke ideeën hadden. Het bevestigt ook dat het vroege christendom een echte joodse beweging was.