dinsdag 2 februari 2010

Ongelovigen zijn welkom op het voorplein van de kerk

(Gelezen In Tertio Van 20 Januari 2010)
Uit een artikel van Ludo Van den Eynden
“Het is heel belangrijk dat mensen die zichzelf als agnostisch of atheïstisch zien met de kerk verbonden blijven.” Dat zei de paus onlangs bij zijn jaarlijkse toespraak tot de leden van de Romeinse curie.
Agnosten en atheïsten zijn, zoals randgelovigen en gewezen gelovigen, zusters en broeders van gelovigen in deze tijd. Ze zijn geen wildvreemden, komen niet van een andere planeet en ademen dezelfde lucht, waarin fijn stof van onzekerheid en twijfel beweegt.
Een agnost gelooft dat zijn verstand voldoende is uitgerust om de realiteit zoveel mogelijk te doorgronden. Tevens aanvaardt hij in eer en geweten de grenzen van zijn verstand. Dat doet hem besluiten dat hij niet weet of er een God bestaat. Er zijn sporen die mogelijk naar God verwijzen, andere die dat blijken uit te sluiten. Agnost zijn is een existentiële keuze die eerbaar is, respect verdient en best kan samengaan met een open houding. Hedendaagse gelovigen kunnen zich trouwens herkennen in agnosten. Ook voor hen is het, louter verstandelijk bekeken, niet altijd evident dat God bestaat. Toch kan dat niet-weten of dat aarzelend weten of vermoeden bij hen een springplank vormen om de sprong van het geloof naar de Bijbelse God te wagen. Atheïsten gaan een stap verder dan de agnosten, want ze zijn op grond van rationele argumenten ervan overtuigd dat God niet bestaat. Ook die existentiële keuze is verdedigbaar en verdient eerbied. Of een overtuigd atheïst de deur op een kier houdt voor ‘de onbekende God’ kan hij alleen beantwoorden.
Zijn we voor dat voorplein bij de kerk? Vast en zeker. Een open en hartelijke ruimte waarin met respect naar elkaar wordt geluisterd. We hebben elkaar broodnodig om de wereld warmer en menselijker te maken.
Tot zover Ludo Van den Eynden.