woensdag 27 januari 2010

Wijsheid en geloof voor elke dag

Uit het boek: ‘Een jaar met kardinaal Godfried Danneels’. Vandaag zijn bijdrage voor 25 januari.
De crisis van de trouw
Naar trouwe mensen kijkt men vandaag nog amper met bewondering op. Hoogstens verwondert men zich erover. Of men heeft gewoon medelijden. In zo’n crisis van de trouw scheurt het weefsel van de samenleving: het is versleten. De stevigheid van de bindingen is weg. In de geschiedenis van de mensheid ging de trouw gepaard met diepmenselijke dramatiek - Jefta*, Antigone** - die proclameerde: een gegeven woord wordt nooit gebroken. Onze tijd kent deze dramatiek niet meer. Ontrouw maakt een samenleving grondig depressief, omdat ze de hoop heeft gedood. Bovendien zet ontrouw zich voort als een heksenkring op een herfstmorgen in het woud. Willen we uit dit dal komen, dan zullen we de natuurlijke deugd van de trouw terug moeten vinden. De christelijke trouw is immers Gods karaktertrek: Hij is een getrouwe God.
Tot zover kardinaal Danneels.
* Jefta was een rechter van Israël en aanvoerder bij de oorlog tegen de Ammonieten. Voor hij de beslissende slag aanging, beloofde hij plechtig dat, als hij zou winnen, hij aan de Heer zou offeren ‘wie of wat me ook maar uit mijn huis tegemoet komt’.
Na de Ammonieten verdreven te hebben, keerde Jefta triomferend terug. Tot zijn afschuw was de eerste die hem kwam begroeten zijn dochter, zijn enige kind, dansend op het geluid van de tamboerijn. Jefta scheurde zijn kleren en huilde van verdriet; maar zelfs zijn dochter erkende dat zijn heilige eed niet geschonden mocht worden. Op haar verzoek liet hij haar voor twee maanden gaan. Met haar vriendinnen ging zij de bergen in en treurde daar, omdat ze nooit iemands vrouw zou zijn. Na haar terugkeer werd het offer gebracht. Door deze tragische gebeurtenis ontstond de gewoonte dat de jonge vrouwen ieder jaar vier dagen weggaan om te rouwen om Jefta’s dochter.
** De Griekse tragediedichter Sophocles verhaalt dat Antigone, dochter van de in ballingschap overleden Thebaanse koning Oedipus, die zij in ballingschap was gevolgd, na diens dood naar Thebe terugkeerde en het verbod van de Thebaanse heerser Creon overtrad om haar gesneuvelde broeder Polynices te begraven. Zij was bereid zelfs ten koste van haar leven haar plicht te doen tegenover de dode en het gebod der goden te vervullen, dat zij hoger achtte dan de wetten der mensen. Op Creons bevel werd Antigone in een rotsgraf ingesloten, waar zij zich het leven benam.