dinsdag 1 december 2009

Eén God, drie religies

Vandaag laten we Herman Frijlink vertellen over David en de Davidsster.
David was koning van het oude Israël van 1012 v.C. tot 972 v.C.. David veroverde Jeruzalem en maakte er de hoofdstad van. Daarnaast is hij bekend als dichter. Veel van de Psalmen uit het gelijknamige Bijbelboek heten ‘van David’ te zijn. Dat betekent echter niet dat hij al die teksten zelf heeft gedicht. Hij en zijn nakomelingen zijn voor joodse gelovigen het symbool van het verbond tussen God en het volk van Israël. Voor christenen is hij een voorouder van Jezus Christus. De herkomst van de naam David is niet duidelijk. Sommige geleerden menen dat David boezemvriend betekent. Anderen houden het op aanvoerder of held.
David was de zoon van een herder en kwam als jongeman in dienst van Saul, de eerste koning van Israël. Hij had al snel een vooraanstaande positie aan het hof van koning Saul omdat hij de koning tot troost was met zijn zang en muziek en vooral omdat hij er in slaagde de Filistijnen, vijanden van Israël, te verslaan door hun kampioen, de reus Goliath, te doden. Toen zowel koning Saul als zijn zoon Jonathan, Davids boezemvriend, gesneuveld waren op het slagveld werd David koning van Israël.
De Davidsster is het joodse symbool dat bestaat uit twee gelijkzijdige driehoeken die elkaar kruisen zodat er een ster met zes punten ontstaat. In het Hebreeuws heet de ster Magen David. Dat betekent ‘Schild van David’. Het teken is overal terug te vinden waar joden zijn: op synagogen, grafstenen, huizen en andere gebouwen, en ook in winkels, zoals bijvoorbeeld in Antwerpen. De zeshoekige ster is eveneens terug te vinden op de vlag van de staat Israël. De Davidsster is voor de joden wat het Kruis is voor de christenen en de Halve Maan voor de islam. Deze zeshoekige ster is niet altijd het typisch joodse symbool geweest dat het nu is. Pas in de 17de eeuw kwam de Davidsster in gebruik als het typerende symbool van het jodendom. Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog verplichtten de Duitsers de Joden in alle landen waar ze de macht hadden tot het dragen van de Davidsster, voorzien van het woord ‘Jood’.
Tot zover Herman Frijlink.