dinsdag 13 oktober 2009

Eén God, drie religies – deel 2

Vandaag laten we Herman Frijlink verder vertellen over Abraham en zijn zonen.
ABRAHAM IN DE KORAN
De Koran verwijst herhaaldelijk naar de geschiedenis van het offer van Abraham evenals naar vele andere gebeurtenissen in de christelijke en joodse heilige boeken. Abraham heet voor moslims Ibrahim. Hij komt in maar liefst vijfendertig hoofdstukken aan de orde. De Koran noemt hem Al Chalil, de Vriend van God. Hij is de eerste van de gelovigen in de Enige ware God. In die zin was hij de eerste moslim. Letterlijk betekent dat: ‘iemand die zich overgeeft’. Het is afgeleid van islam dat ‘oveergave’ betekent. Ook staat hij bekend als ‘hanif’. Dat is te vertalen als iemand die niet bij de afgodendienaars hoort, dus monotheïst is. En zo werd Abraham, de stamvader van Israël, de aartsvader van de drie grote monotheïstische religies.
ISAÄK
De tweede aartsvader, de enige zoon van Abraham en Sara, vader van Jacob en Esau. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat hij geleefd moet hebben tussen de 18de en de 16de eeuw v.C. De naam Isaäk is een verbastering van het Hebreeuwse Yitzchak en betekent ‘hij lachte’. In het Arabisch luidt de naam Ishaq.
Zijn naam is een zinspeling op het Bijbelverhaal dat ‘Sara lachte’ toen Abraham haar op gezag van God vertelde dat ze een kind zou krijgen. Ze was toen als 90-jarige immers ver voorbij de leeftijd waarop ze kinderen kon baren. Later zou het leven van haar zoon Isaäk op het spel staan omdat Jahweh Abraham gelastte zijn zoon te offeren. Pas toen deze op het punt stond dit te doen greep Jahweh in en vroeg Abraham een ram te offeren in plaats van zijn enige zoon.
Het christendom ziet in dit verhaal vooral een teken van Abrahams geloof en gehoorzaamheid. Het jodendom ziet het verhaal als een bewijs van Gods genade. De islam ziet Isaäk als een belangrijke profeet. De Koran vermeldt hem 15 keer. Dit heilige boek kent wel het verhaal dat Abraham het bevel van God kreeg om zijn zoon te offeren, maar noemt geen naam. Vlak na het ontstaan van de islam waren de geleerden het niet eens over de vraag of de zoon in het verhaal nu Isaäk heette dan wel Ismaël. Tegenwoordig zijn de moslims er van overtuigd dat het Ismaël moet zijn geweest.
ISMAËL
Zoon van Abraham en Hagar, de Egyptische slavin van Abrahams vrouw Sara. Hij moet hebben geleefd ergens tussen de 18de en 16de eeuw v.C. Zijn naam betekent in het Hebreeuws ‘God hoort’. Dat is een zinspeling op het verhaal dat God Hagars gebed verhoorde door een bron in de woestijn te laten ontspringen omdat Ismaël door watergebrek dreigde om te komen.
Ismaël komt twaalf keer voor in de Koran. De islam ziet hem als een belangrijke profeet. Net als de Bijbel en de Tenach kent de Koran ook het verhaal van Gods opdracht aan Ibrahim, Abraham, om zijn zoon te offeren. De Koran vertelt weinig details maar verhaalt wel dat Ibrahim droomde dat hij zijn zoon moest offeren, ook al wordt niet duidelijk of het om Ismaël dan wel Isaäk gaat. Tegenwoordig zijn de moslims er van overtuigd dat het Ismaël moet zijn geweest.
De joodse overlevering en die van de islam zien Ismaël als de stamvader van de Arabieren. Hij trouwde een Egyptische vrouw en kreeg twaalf zonen. Volgens de islam stamt Mohammed af van Ismaël. Deze, zo gaat het verhaal, herbouwde samen met zijn vader Abraham de Kaäba op de fundamenten van de eerste Kaäba, gebouwd door Adam.
Tot zover Herman Frijlink.
Volgende week meer over de KAÄBA.
C.L.