maandag 13 april 2009

Een God, Drie Religies - Deel 2

Dit is de titel van een boek van Herman Frijlink dat de drie monotheïstische godsdiensten: het jodendom, het christendom en de islam, met elkaar vergelijkt. Het is eigenlijk geschreven voor mensen van 12 jaar en ouder die weinig weten van godsdienst, door een agnosticus die er van overtuigd is dat religie vaak beslissende invloed heeft, niet alleen in de domeinen van politiek, maatschappij en cultuur, maar ook in het leven van alle dag.
Vandaag laten wij hem zijn verhaal doen over Pasen.
Paasfeest of Pasen
Het belangrijkste christelijke feest dat twee dagen duurt. Dan herdenken de christenen de opstanding van Jezus Christus die gestorven is aan het kruis om te boeten voor de zonden van de mensen. Ook voor de joden is Pasen een belangrijk feest. Het christelijke paasfeest heeft wel enkele elementen gemeen met het joodse maar de verschillen zijn aanzienlijk.
Dat blijkt wel uit de geschiedenis van het woord Pasen. Het is afgeleid van het Hebreeuwse Pesach en het Aramese ‘pesha’. Dat betekent overslaan, voorbijgaan. Dat woord is de kern van het verhaal van het vertrek van de oude Israëlieten uit Egypte, verhaald in het bijbelboek Exodus, Grieks voor uittocht. Het verhaal gaat dat Mozes, de leider van de Israëlieten, de farao van Egypte al negen keer gevraagd had zijn volk te laten gaan. Deze weigerde dat keer op keer en werd daarvoor gestraft door ramp op ramp, in de Bijbel bekend als de plagen van Egypte. De tiende keer liet Mozes de farao weten dat God Zijn Engel des Doods ’s nachts door Egypte zou laten trekken en dat deze iedere eerstgeboren zoon in het land zou laten sterven, inclusief het eerstgeboren vee. De oudste zonen van de joden zouden gespaard worden. Maar dan moesten hun vaders een lam slachten en met het bloed van het lam de deurposten bestrijken. Dan zou de Doodsengel de betreffende huizen overslaan, voorbijgaan.
Daarop liet de farao de Israëlieten vrij. De joden herdachten die verlossing met het feest dat Pesach ging heten. Het bloed van het lam beschermde hen tegen het kwaad. Dit is overgedragen op Jezus Christus, want zijn lijden, sterven en opstanding vonden volgens de Bijbel plaats tijdens de viering van het joodse Pesach. Het Grieks en het Latijn hebben het woord bijna letterlijk overgenomen als ‘pascha’. In het Frans werd het ‘Paques’ en in het Nederlands ‘Pasen’.
In het Duits daarentegen heet Pasen ‘Oster’ en in het Engels ‘Easter’. Dit woordgebruik wijst op niet-bijbelse, heidense invloeden op het belangrijkste christelijke feest, met name het oosten waar de zon opkomt. In die zin is Pasen ook een lentefeest. Het is ook mogelijk dat het Duitse en Engelse woordgebruik verwijst naar de Angelsaksische godin van de lente en de vruchtbaarheid, Eostre. Verschijnselen als de paashaas en het beschilderen van eieren laten zien hoe een door en door christelijk feest toch ook duidelijke voorchristelijke, heidense elementen bevat, evenals bijvoorbeeld het kerstfeest. Waarschijnlijk geldt dat ook voor een begrip als opstaan uit de doden. Net als bij het kerstfeest is de commerciële betekenis van het paasfeest gegroeid ten koste van de religieuze.
Het paasfeest is een feest van blijdschap en verlossing, dat volgt op de Goede Week waarmee de christenen de laatste dagen van Jezus herdenken. De vrijdag voorafgaand aan het paasfeest heet Goede Vrijdag, de dag waarop Jezus volgens het bijbelverhaal is gestorven aan het kruis.
C.L.