dinsdag 31 maart 2009

De Tuinman En De Dood

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman,
wit van schrik,
mijn woning in:
‘Heer, heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof,
snoeide ik loot na loot.
Toen keek ik achter mij.
Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij
langs de andere kant,
maar zag nog juist
de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard,
en laat mij spoorslags gaan.
Voor de avond nog
bereik ik Ispahaan!’

Van middag - lang reeds
was hij heengespoed -
heb ik in ’t cederpark
de Dood ontmoet.

‘Waarom’, zo vraag ik,
want hij wacht en zwijgt,
‘hebt gij van morgen vroeg
mijn knecht gedreigd?’

Glimlachend antwoordt hij:
‘Geen dreiging was ’t,
waarvoor uw tuinman vlood.
Ik was verrast,

toen ’k ’s morgens hier
nog stil aan ’t werk zag staan,
die ’k ’s avonds halen moest
in Ispahaan.’

Uit Verzameld Werk van P.N. van Eyck (1887-1954)
(overgenomen uit Lettergreep, driemaandelijks tijdschrift van uitgeverij Halewijn)
C.L.