woensdag 22 oktober 2008

Weerspreuk: Simon En Judas

28 oktober: Is Simon en Judas voorbij, Dan is de winter kort nabij.
Zij zijn alleen van verre waar te nemen, twee stipjes in een grote stilte. Van alle twaalf apostelen ontwijken Simon de IJveraar en Judas Thaddeus (een ander dan Judas Iskariot die zijn meester verried!) de menselijke blik het best. Een opvallend zwijgen omgeeft hen en slechts één van beiden stelt in het Joannesevangelie één enkele vraag... die zonder antwoord blijft. Judas, niet Iskariot, zei tot Jezus: ‘Heer, hoe komt het dat gij uzelf aan ons openbaart en niet aan de wereld?’, een rechtstreekse vraag naar de motieven van Gods handelen, naar zijn raadsbesluiten zoals men dat noemt, en door Jezus afgewimpeld met: ‘Indien iemand mij liefheeft zal hij mijn woord bewaren.’
Na de hemelvaart van Christus en de neerdaling van de Heilige Geest die de apostelen het inzicht in de waarheid verleende (jaarlijks herdacht op het pinksterfeest) trokken zij uit over de wereld. Simon preekte het geloof in Egypte, Judas Thaddeus in Mesopotamië, zegt de traditie, en na een aantal jaren reisden zij getweeën naar Perzië. Daar vond Simon de dood hetzij door kruisiging of door het afzagen van zijn ledematen – hij wordt gewoonlijk afgebeeld met een zaag – en zou Judas doodgeknuppeld zijn. Alles is echter even onzeker. Voor Simon ontstond een beperkte verering als patroon van houthakkers en iedereen die met een zaag werkt. Judas daarentegen die zijn naam tegen had (en daarom in enkele talen Jude heet) bleef als enige apostel buitenspel. Geen stad of gilde, zelfs bijna geen kerk, stelde zich onder zijn bescherming. Het duurde achttien eeuwen voor hij het stilzwijgen verbrak, en hoe!, want er vestigde zich een sterke devotie tot Judas als redder in hopeloze zaken, al kan een heilige met een knuppel als attribuut geen zachte heelmeester zijn. Anders gezegd, men vereert hem, maar het aanroepen gebeurt alleen in uiterste nood. Hij heeft het laatste woord na de wanhoop. Hij trekt iemand op aan één enkel haar. Dichtte Paul Claudel:
Hij is als dokter zo’n halve slager.
Hij snijdt er maar alles uit
bij de zondaar, van de duivel bezeten.
Aan de ziel zit altijd nog een stuk huid.
In tientallen steden (vooral in Frankrijk, de V.S. en Oost-Europa) vind je één kerk met een beeld van de apostel, altijd omringd door kaarsen, door gelovigen schichtig begroet, en zwijgend bereid zijn geduchte knots te heffen, het laatste wapen van de laatste heilige.
(Uit Alle Heiligen van Wim Zaal)
C.L.