dinsdag 6 mei 2008

WEERSPREUK – SINT-PANCRATIUS, SINT-SERVATIUS En SINT-BONIFATIUS, De Ijsheiligen

12, 13 en 14 mei: Pancraas, Servaas en Bonifaas,
Zij geven vorst en ijs, helaas!
In Duitsland rekent men ook Sinte-Sophia van 15 mei tot de ijsheiligen en hoewel haar feest niet meer gevierd wordt, noemt men die dag nog ‘die kalte Sophie’.

Pancratius
De gedachtenis van Pancras of Pancratius gaat heel ver in de tijd terug en als er weinig over hem bekend is, moet zijn jeugdige leeftijd de oorzaak zijn, want hij werd niet ouder dan veertien. Rond 290 geboren in Klein-Azië als zoon van een hoogwaardigheidsbekleder, verloor hij zijn ouders al jong en reisde toen met zijn oom naar Rome, waar hij de beste scholing kon krijgen en het dichtst bij het vuur zat. In de straat waar zij woonden verbleef ook, ondergedoken voor de heersende vervolging, de bisschop van Rome, Marcellinus. Oom en neefje volgden zijn lessen, waarna zij zich in de kerk lieten opnemen. De oom schijnt spoedig daarna te zijn gestorven en het is denkbaar dat Pancratius toen als beschermeling of page aan het hof van keizer Diocletianus een plaats vond. In ieder geval bestonden er verbindingen met het paleis, want toen uitlekte dat hij christen was verdween hij niet in een kerker, maar riep de keizer hem bij zich. ‘Ik heb je vader gekend,’ zei Diocletianus, ‘en wil niet dat zijn zoon wordt meegesleept door de waan van geestdrijvers. Wees verstandig en houd je aan de goden die het Rijk altijd in stand hebben gehouden.’ Pancratius antwoordde: ‘De goden die u vereert zouden als misdadigers en echtbrekers al lang terechtgesteld zijn, als de wet op hen was toegepast. Die troep verdient niet het minste respect – ik stel mijn vertrouwen in Christus.’ Bedroefd gaf de keizer hem toen aan de rechters over, die hem vanwege zijn leeftijd en connecties een lange foltering bespaarden. Hij werd in stilte aan de Via Aurelia onthoofd. Christenen brachten zijn lichaam naar een kleine nabijgelegen catacombe, op de plek waar nu de San-Pancrazio verrijst.
Zijn verering verbreidde zich door heel Europa, vooral dank zij een dubbel patronaatschap: hij beschermt zijn vereerders tegen vals getuigenis en meineed, en wordt aangeroepen bij kinderziekten. In Hoogeloon (ten Z.W. van Eindhoven) wijdt de pastoor op zijn feestdag Pancratiusbroodjes die gretig aftrek vinden. En kleine relieken bewaart men ondermeer in Gent. Maar het grootste deel van zijn gebeente ging verloren toen Franse troepen, die in 1798 Rome belegerden, zijn kerk buiten de stad als bivak gebruikten. De Sint-Jan van Lateranen stond toen uit haar schatkamer zijn schedel af, zodat de bedevaart naar de San-Pancrazio en de daaronder liggende catacombe zich tot heden toe handhaaft.

Servatius
Dat hij een achterneef van Jezus was, is een bedenksel uit de tijd dat hij een ereplaats onder de heiligen innam. Over een sukkelaar verzint men zoiets niet. Waarom stokte die brede verering en belandde Servaas op het tweede plan? Omdat de mensen honderd kilometer boven Maastricht niet meer om Roomse santen gaven? Uit bedeesdheid? Lidwina kreeg pas toegang tot Europa via een opgewonden Frans boek over haar, en van Servatius bestaat zelfs geen biografie in het Nederlands. Toch is hij er boeiend genoeg voor, als je de legenden, ook een stuk cultuurgeschiedenis, erbij betrekt. Hij kwam uit Armenië en deed na 350 veel van zich spreken. Hij nam diplomatieke missies tussen vorstenhoven op zich, sprak op twee concilies tijdens het arianisme en zou goede vrienden zijn geweest met Athanasius, het levenslange slachtoffer van de Arianen. Waar of niet, het tekent zijn echte relaties met de orthodoxie, met Rome. Toen de paus een uitgesproken moeilijk bisdom moest vrijgeven, Tongeren namelijk, als noordelijkste voorpost van Gallië, viel zijn keuze op Servatius voor wie dat uitverkiezing en uitdaging tegelijk was.
De keuze had niet beter gekund. Energiek en betrouwbaar, zo kende men hem, maar hij kon ook met mensen omgaan, kon met hen lachen en huilen, was nooit bits of week en hield de blik steeds op de uitbreiding van het godsrijk gericht. Zodra het gunstig gelegen Maastricht belangrijker leek te worden dan Tongeren verplaatste hij zijn zetel daarheen. Hij maakte missiereizen door Limburg en het Rijnland, werkte aan de vorming van inheemse priesters en gunde zich evengoed de tijd voor twee reizen naar de paus. Zijn bisdom was blijkbaar goed genoeg georganiseerd om het ter wille van de banden met Rome alleen te laten. Hoogbejaard sloot hij, naar verluidt op 13 mei 384, de ogen. Zo hoog in aanzien stond zijn zetel dat al zijn twintig opvolgers als heiligen werden vereerd. Men koos dus de waardigsten. En zo diep was de indruk die hijzelf had gemaakt, dat zijn roem van land tot land ging. Eeuwen achtereen bezocht iedere vorst die in de buurt kwam zijn graf en legenden rankten zich om zijn persoonlijkheid. Het eerste Middel-Nederlandse dichtstuk was een geromantiseerd verhaal over Servaas uit dezelfde tijd van zijn rijk bewerkte reliekschrijn, de doodkist, van ca 1165, en de enige Nederlandse grafkerk voor een heilige staat boven zijn tombe.
Volgens één van de legenden was hij scheel. Daarom staat hij soms met een bril in zijn hand. Vaker heeft hij een draak – het arianisme – onder zijn kromstaf en bijna steeds toont hij een fraaie sleutel, hem door Sint-Petrus geschonken om voor de Limburgers de hemel te ontsluiten. Die sleutel, nog bewaard, is middeleeuws en bevat waarschijnlijk slijpsel uit Petrus’ boeien, maar de combinatie van voorwerp en legende bevestigt opnieuw hoe sterk Servatius op de volksverbeelding werkte. Rome vergeet hem niet, want ter ere van zijn zestiende eeuwfeest in 1984 wilde de paus Nederland bezoeken, wat wegens ziekte een jaar werd vertraagd. Dat gedwongen uitstel past volmaakt in de terugval van de Servaasverering. De paus en de Maastrichtenaren kennen hem nog, maar voor de anderen is hij slechts een naam.

Bonifatius
Hij was een martelaar uit de Romeinse tijd. Maar omdat betrouwbare gegevens ontbreken gaan we hem met een terloopse groet voorbij.
(Uit Alle Heiligen van Wim Zaal)
C.L.