dinsdag 4 maart 2008

Weerspreuk: De Veertig Martelaren

10 maart: Zoals ’t weder de 40 martelaren vindt,
Zo blijft het 40 dagen met zijn wind.
Hoewel Constantijn de Grote in 312 keizerrijk en christendom had verzoend, kwamen op buitenposten van het leger nog conflicten voor. Het verhaal der veertig martelaren wijst daar althans op, maar verdichtsel en waarheid lopen doorheen.
Tijdens een vinnige winter omstreeks 318 eiste de commandant van het Romeinse garnizoen te Sebaste, in Armenië, dat zijn manschappen een offer aan de goden zouden brengen. Veertig weigerden dat: ze waren christenen. Het is een dienstbevel werd hun gezegd, maar de soldaten bleven bij hun besluit, zodat de bevelhebber ertoe overging hen te dwingen – ze werden naakt op het ijs van een nabijgelegen meer gejaagd waar ze moesten blijven tot ze van mening veranderden of doodvroren. Aan de oever werd een vuur met een warm bad aangelegd om de keuze te vereenvoudigen. Het is mogelijk dat de commandant slechts een disciplinaire maatregel beoogde waarmee hij de dwarsliggers mores wilde leren. Als hulp voor overlopers stelde hij een paar schildwachten op voor hij zich naar de kazerne begaf. Hoorde hij dat de mannen gezamenlijk baden? Kon het hem iets schelen? Ze vroegen de hemel als enige gunst dat ze met veertig zouden blijven en niemand zwak werd.
Na enkele uren stierf het geluid weg. En bij het vallen van de nacht zag de schildwacht die het vuur onderhield iets ongewoons in de lucht: een groep sterren wentelde zich rond, de duisternis week open en in een lichtgloed daalden veertig engelen met gouden kronen naar de verstijfde mannen neer. Zij hadden gelijk, begreep hij, zij aanbaden de levende God, geen beelden van steen.
Op datzelfde moment maakte één soldaat zich van de groep los en kroop over het ijs naar het vuur. Ze waren niet langer met veertig! Zonder lang na te denken gespte de schildwacht zijn uniform los, smeet het in de sneeuw en rende naar de engelen en ineengezakte martelaren om in hun glorie te delen.
Hun lichamen werden de volgende morgen verbrand, maar veel mannen waren nadenkend geworden en verzamelden uit eerbied de as. In verschillende kerken en kloosters, vooral in het oosten, bewaart men er iets van, als herinnering aan de veertig gekroonden van Sebaste.
(Uit Alle Heiligen van Wim Zaal)

17 maart: Op Sint-Geertruid Komt de warmte de grond uit.